Algemeen

Delft kent veel fraaie grachten, zoals bijvoorbeeld het Noordeinde. Met name het deel rond de kolk is schilderachtig: fraaie oude panden, water, bruggetjes en bomen. De naam Noordeinde heeft te maken met de plaats van deze gracht: het is het noordelijk deel van de Oude Delft. In 1486 heette deze gracht dan ook 'Oudelf Noorteynde'. Ooit was er ook een dam die de scheiding markeerde tussen de waterhuishouding van de stad en die van de Vliet. In 1347 kwam het Noordeinde bij de stad en werd de dam verplaatst naar de plek waar nu de Lepelbrug ligt. De oostelijke kade van het Noordeinde werd ook wel 't Leydse Veer genoemd: het was de vertrekplaats van schepen van en naar Leiden. De Kolk is in de veertiende eeuw aangelegd om het water van de Oude Delft af te voeren; een molen (Molenstraat) zorgde ervoor dat het water op peil bleef. Wat nu de rondvaartenboten doen was in vroeger eeuwen ook al actueel: draaien. Schepen werden indertijd met een windas over de dam bij de Molenstraat getrokken; hiervoor had men breed en diep water nodig. Vandaar de naam Kolk. Net als op het Noordeinde was het ook hier druk met komende en gaande schepen, vooral richting Amsterdam. De Kolk werd dan ook wel 't Amsterdammer Veer genoemd. De linker foto laat een nog vrij bedrijvig Noordeinde zien: veel winkels, waaronder een motorhuis en een sigarenmagazijn, en handelaren die het hier vooral moesten hebben van de activiteiten op en rond het water. Door de afsluiting van het water van het Noordeinde hoopt zich daar al sinds jaar en dag het vuil op. En zijn mensen van de gemeente regelmatig vanuit een bootje bezig het daar weer te verwijderen. Tegenwoordig blijft het drijvende vuil achter een balk liggen en is het makkelijk te verwijderen. Veel meer werk heeft de gemeente aan het schoonmaken van de rest van de grachten. Naast de vele fietsen wordt er zo'n beetje alles wat in een gemiddelde witgoedwinkel te koop is uit het water gehaald. En meer. Linksachter is de Lutherse Kerk in beeld; zowel van buiten als van binnen een fraai gebouw. Het is eigenlijk gebouwd als kapel voor het Sint Jorisgasthuis, ofwel het gekkenhuis. In de tweede helft van de vijftiende eeuw werd het gedeeltelijk verbouwd tot 'dolhuis', weer een andere benaming voor wat tegenwoordig een psychiatrisch ziekenhuis heet.