Afbeelding

De lief-en-leedpot van de Delftse buurtverenigingen

Algemeen

De Molslaan op 6 september 1898. Vaag is te zien dat de brug is versierd ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. (Archief Delft)

Eind 2015 verschijnt een tweedelig standaardwerk over de geschiedenis van Delft en haar bewoners, vanaf de oorsprong tot heden. Hoofdredacteur Gerrit Verhoeven vertelt maandelijks over het werk aan dit project.

Oranjefeest, buurtbarbecue, de verkiezing van de leukste straat van Delft – allemaal leuke dingen die je met je buren kunt doen. Hier en daar bestaan zelfs heuse verenigingen met statuten en een bestuur om gezamenlijk dingen te organiseren. Die hebben een lange geschiedenis, die ten minste terug gaat tot de zestiende eeuw. Toen waren zulke organisaties er niet alleen voor de plezierige kanten van het leven: ze regelden ook onderlinge bijstand in droevige omstandigheden en ze hadden zelfs een rol in de ordehandhaving. In Utrecht en Leiden bestaan nog omvangrijke archieven van soms heel oude buurtverenigingen, compleet met ledenregisters, besluitenlijsten en jaarrekeningen. Hier in Delft moeten we het doen met een enkele glimp van hun bestaan. We mogen ons al gelukkig prijzen dat er min of meer toevallig een paar reglementen uit het begin van de zeventiende eeuw zijn overgeleverd.


Het eerste dat daarin opvalt, is dat de buurtverenigingen ontzettend klein zijn. Zo was er één van de buren van de westzijde van de Brabantse Turfmarkt, en dan nog alleen voor het stukje tussen de Molstraat en de Spiegelbrug, nabij de Kromstraat. De reglementswijziging van 1625 is ondertekend door niet meer dan elf leden, onder wie de mandenmaker Hugo Thonisz van Leeuwenhoek, oom van de bekende Antoni. De buurtvereniging van de zuidzijde van de Molslaan zal misschien groter zijn geweest, maar het reglement uit 1620 noemt helaas geen aantal. In 1611 tenslotte werden statuten vastgesteld door twaalf buren van een stukje van de noordzijde van de Gasthuislaan. Als alle verenigingen maar zo’n klein gedeelte van de stad bestreken, moeten er vele tientallen zijn geweest.

Potverteren
Het reglement van de Gasthuislaan is het meest uitvoerig. De helft van de twaalf leden had een bestuursfunctie met een imposante naam. De voorzitter werd zelfs ‘keizer’ genoemd, daarnaast waren er een schout, een burgemeester, een schepen, een secretaris en een bode, die de contributie van een stuiver per week moest innen. Van tijd tot tijd werd er een gezamenlijke maaltijd georganiseerd. Dit potverteren zal voor de leden het vrolijke hoogtepunt zijn geweest, maar waar het natuurlijk echt om ging, was de onderlinge hulp en bijstand door het jaar heen. Die kwam het duidelijkst tot uiting als er iemand overleed. Dan moesten de twee naaste buren de dode naar buiten dragen, waarna de vier naasten hem ter kerke droegen. Het was een teken van solidariteit binnen de buurt en bespaarde de nabestaanden de kosten van beroepsdragers. Wie zich aan deze burenplicht onttrok, betaalde een boete van tien stuivers.


Een belangrijke functie was ook het bewaren van de lieve vrede. Ruzies mochten niet zomaar voor het stedelijk gerecht worden gebracht. Eerst moest de keizer, de schout of de burgemeester van de vereniging op de hoogte worden gesteld. Deze moest dan een poging kunnen ondernemen om de zaak in der minne te schikken – tegenwoordig noemen we dat ‘mediation’. Wie deze gelegenheid tot bemiddeling onbenut liet, verbeurde tien stuivers. Een man die zijn vrouw sloeg, moest zes stuivers betalen. Sloeg zij terug, dan betaalden zij samen twaalf stuivers.

Paling
De pot werd niet alleen gespekt met contributies en boetes, maar ook door schenkingen bij heuglijke gebeurtenissen. Wie zijn zoon of dochter uithuwelijkte, betaalde twee gulden, net als degene die een erfenis kreeg van meer dan honderd gulden. Daarnaast inde de vereniging van nieuwe leden een entreegeld van vijftien stuivers; aan de Molslaan kon dat zelfs oplopen tot vier gulden. Het ophalen van bijdragen en vooral van boetes was natuurlijk niet het leukste klusje. Dirk Pool aan de Gasthuislaan kreeg vrijstelling van het onaantrekkelijke bodeambt op voorwaarde dat hij bij de eerstvolgende maaltijd een zootje paling zou meebrengen. De vereniging van de Brabantse Turfmarkt loste dit anders op. Er werd op gezamenlijke kosten iemand van buiten de buurt aangesteld om alle gelden te innen. Die persoon moest ook invallen als iemand verstek liet gaan bij het dragen van een dode. En niet het minst belangrijk: tijdens de buurtmaaltijd zorgde hij voor de bediening, zodat de buren zich helemaal konden wijden aan eten, drinken en vrolijk zijn.

Ten slotte
Anderhalf jaar lang heb ik elke eerste zondag van de maand verslag gedaan van mijn werk aan de Delftse stadsgeschiedenis. Ik heb geprobeerd te laten zien welke bronnen er zoal zijn en wat je daarin voor verrassende dingen kunt aantreffen. Het deel dat ik schrijf loopt tot het einde van de achttiende eeuw. Daar is de geschiedenis natuurlijk niet stil blijven staan. Mijn collega Ingrid van der Vlis, die werkt aan het tweede deel, zal vanaf volgende maand vertellen hoe het Delft daarna verging.

Eerdere afleveringen nalezen? Dat kan op http://www.geschiedschrijvingdelft.nl/

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12