Afbeelding

De grootste fout die het Delftse stadsbestuur ooit heeft gemaakt

Algemeen

Editie: Week 9, Jaargang 22 |

Jan Heesterman, de Schie tussen Delft en Overschie, geschilderd in 1934. (Collectie auteur)

Eind 2015 verschijnt een tweedelig standaardwerk over de geschiedenis van Delft en haar bewoners, vanaf de oorsprong tot heden. Hoofdredacteur Gerrit Verhoeven vertelt maandelijks over het werk aan dit project.

De naam zegt het al: Delfshaven was oorspronkelijk de haven van Delft. In 1389, dus 625 jaar geleden, verleende hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, toestemming aan Delft om een vaart te graven naar de Maas. Tot dan moesten schepen die van of naar Delft voeren, door Rotterdam of Schiedam. Dat kon lastig zijn, want als er ruzie was met of tussen deze steden – en dat gebeurde nogal eens – was de doorvaart gesloten. Dat kon Delft niet gebruiken, want de stad was afhankelijk van de handel, vooral voor de uitvoer van bier. Dat werd verscheept naar Zeeland, Vlaanderen en tal van plaatsen langs de grote rivieren. Bier was bederfelijk, dus vertraging was funest. Omgekeerd moesten continu grondstoffen, vooral graan, worden aangevoerd om de brouwerijen draaiende te houden. Kortom: Delft wilde niet afhankelijk zijn van andere steden.

Megaproject
Voor de aanleg van een vaart naar de Maas kon slechts ten dele gebruik worden gemaakt van bestaande waterwegen, namelijk de Schie van Delft tot Overschie. Vandaar tot Schoonderloo werd een nieuw, kaarsrecht kanaal gegraven. Dat was een groot project, zeker voor die dagen. Om te beginnen moest grond worden aangekocht van een heleboel verschillende eigenaren. Daarna begon het graafwerk, alles natuurlijk met de hand. Aan weerszijden van de vaart werden kades aangelegd met sloten aan de buitenzijde. De Maasdijk werd doorgraven en voorzien van een sluis. Buitengaats mochten de Delftenaren een kolk aanleggen voor de berging van schepen: de Aalbrechtskolk.
Zowel de vaart zelf als de oevers vielen volledig onder het rechtsgebied van Delft. Er was slechts één uitzondering: het dorp Overschie, want dat was voor een deel in handen van Rotterdam. Maar verder was Delft in alle opzichten eigen baas over de verbinding met de Maas, inclusief de sluis en de kolk aan de monding. Sterker nog: wie binnen veertien roeden (circa 52 meter) van de vaart woonde, kon poorter van Delft worden.

Klein gehouden
Aan de monding van de vaart ontstond de nederzetting Delfshaven. Alleen bedrijvigheid die direct te maken had met scheepvaart en visserij werd door Delft toegestaan, om te voorkomen dat de stad welvaart zou verliezen aan haar satelliet aan de Maas. Toen Delft in 1536 voor een groot deel afbrandde, gingen er stemmen op om de stad te herbouwen bij het strategisch gelegen Delfshaven, maar het tegendeel geschiedde: de beperkingen werden juist aangescherpt. In Delft moesten verbrande panden zoveel mogelijk worden herbouwd in steen en gedekt met pannen, om een herhaling van zo’n desastreuze stadsbrand te voorkomen. Tegelijkertijd werd het de bewoners van Delfshaven verboden om huizen van hout, leem en riet te vervangen door steenbouw. Dat was natuurlijk vragen om moeilijkheden – en die kwamen er ook: in 1591 brandde een groot deel van Delfshaven af. Pas toen werd ook hier ‘verstening’ toegestaan, maar de beperkingen op de nering bleven grotendeels van kracht.
In 1602 werd de VOC opgericht en dankzij het feit dat Delft beschikte over een eigen haven, kon de stad een belangrijke rol in de lucratieve handel op de Oost gaan spelen. Zo kwamen producten uit China, Japan, Indië en dergelijke in Delft terecht, waaronder het populaire porselein. Zonder Delfshaven hadden Delftse plateelbakkers vermoedelijk nooit hun zo beroemd geworden blauw-witte aardewerk ontwikkeld. Maar hoeveel Delft ook te danken had aan zijn haven, het restrictieve beleid bleef intact. In 1638 waren tien bezitters van haringbuizen met samen zo’n veertig schepen het zat. Zij besloten te verkassen naar Rotterdam, toentertijd ongeveer even groot als Delft. Dit was het signaal voor het stadsbestuur om eindelijk de houding ten aanzien van de haven wat te versoepelen. Er verrezen allerlei bedrijven, vooral in dienst van de scheepvaart, en later werd de brandewijnstokerij een belangrijke bron van inkomsten. Maar de koerswijziging kwam te laat: tegen de aantrekkingskracht van Rotterdam was geen kruid meer gewassen.

Annexatie
In 1795 brak er revolutie uit in Nederland. De VOC ging failliet en de regenten die het eeuwenlang voor het zeggen hadden gehad, werden aan de kant geschoven. Delfshaven maakte van de gelegenheid gebruik om zich onafhankelijk te verklaren. Na veel getouwtrek werd het in 1811 een zelfstandige gemeente, maar die hield het slechts 75 jaar vol. In 1886 werd Delfshaven geannexeerd door het snel groeiende Rotterdam. Dirck van Bleyswijck, de zeventiende-eeuwse stadsbeschrijver, zei al dat het kleinhouden van de haven de grootste fout was die het Delftse stadsbestuur ooit gemaakt had. Misschien had hij wel gelijk: als Delft volledig had ingezet op de groei van Delfshaven, had Rotterdam nu zomaar een buitenwijk van Delft kunnen zijn.

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12