Afbeelding

Wat te doen met honderden Belgische vluchtelingen?

Algemeen

Editie: Week 40, Jaargang 22 |

Een deel van de Belgische militairen die aan de Technische Hogeschool studeren en vanaf 1915 terecht kunnen in gebouw De Tent in het Agnetapark. (foto: Archief Delft)

Eind 2015 verschijnt een tweedelig standaardwerk over de geschiedenis van Delft en haar bewoners, vanaf de oorsprong tot heden. Redacteur Ingrid van der Vlis vertelt maandelijks over het werk aan dit project.

In tijden van nood leert men zijn vrienden kennen. Dat geldt voor de Belgische vluchtelingen die in 1914 massaal de grens over trekken. Dat geldt eveneens voor de Delftse autoriteiten die daar een oplossing voor zoeken. Zij raken ernstig verdeeld als de Belgen langer blijven dan verwacht. De vluchtelingenopvang biedt zodoende een mooi inkijkje in de – ongeschreven – machtsverhoudingen aan het begin van de twintigste eeuw.

Ontvangstcomité op het station
Kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog komt Antwerpen onder vuur te liggen. De inwoners krijgen een paar dagen de tijd om te vluchten. Lopend, te fiets, met karren en met treinen trekken zij in groten getale naar het neutrale noorden. Nederlandse gemeenten stampen zo snel mogelijk opvangorganisaties uit de grond. Delft blijft niet achter.

Het is nog net niet feestelijk op 10 oktober 1914, maar er wordt wel reikhalzend uitgekeken naar de Belgische vluchtelingen. Honderden mensen nemen een kijkje op het station waar een ontvangstcomité de Belgen opwacht. De hulpverlening loopt als een geoliede machine. De Gistfabriek stelt het gebouw De Gemeenschap beschikbaar, de TH biedt onderdak bij Scheepsbouwkunde en particulieren dragen op alle mogelijke manieren hun steentje bij. Gezinnen zamelen kleding in, dames-studenten collecteren en padvinders verzorgen muziekuitvoeringen. Binnen twee weken tijd hebben 1250 gevluchte Belgen onderdak. Lokale kranten kloppen zich op de borst met ronkende beschrijvingen als: “Uit alles kan worden geconstateerd, dat Delft in de eerste rij staat der steden, die de behulpzame hand bieden aan de ongelukkige stumperds.”

Gemeente versus nijverheid
Als een paar weken later de situatie in Antwerpen iets verbetert, keren veel Belgen terug naar huis. Wie het kan betalen, blijft op eigen kosten in Delft. Een groep van 300 arme vluchtelingen blijft over. Burgemeester L.W.C. van den Berg vreest de extra uitgaven en wil hen doorsturen naar door de regering opgerichte vluchtelingenkampen. Het hulpcomité stribbelt tegen. De kampen hebben immers een slechte naam, opzending is de eer van de stad te na. G. Knuttel zit namens de diverse fabrieken van de Delftse nijverheid in het hulpcomité en werpt zich op als woordvoerder. Hij kan de burgemeester niet overtuigen. De mannen komen nu lijnrecht tegenover elkaar te staan, als vertegenwoordigers van twee verschillende machtsfactoren: de gemeente en de Delftse nijverheid. Wie trekt er aan de touwtjes?


Formeel is de burgemeester de baas. Knuttel is het echter niet gewend om tegengesproken te worden. De bedrijven die hij vertegenwoordigt, zoals de Gistfabriek en Calvé, zijn van groot belang voor de werkgelegenheid in de stad. De directeuren worden wel de onderkoningen van Delft genoemd. Knuttel schrijft boos een ingezonden brief aan de Delftsche Courant. De burgemeester zou “onverdiende grievende opmerkingen” over het hulpcomité hebben gemaakt. Van den Berg blijft er stoïcijns onder en heft per direct het hulpcomité op. Knuttel is laaiend en schrijft de krant dat hij een nieuwe organisatie opricht, zonder gemeentelijke inbreng. Alle vuile was komt buiten te hangen, heel kranten lezend Delft geniet mee. Ondanks de druk in de pers weet ook de nieuwe organisatie de burgemeester niet te overtuigen. De Belgen moeten alsnog naar het vluchtelingenkamp in Ede. De burgemeester heeft het laatste woord.

“Keer maar terug”
De leden van het hulpcomité kwijten zich al mopperend van hun taak om de Belgen naar Ede te brengen. Hun verslag spreekt boekdelen. In het kamp geen ontvangstcomité zoals indertijd in Delft. De vluchtelingen krijgen opmerkingen toegeroepen als: “keer maar terug” en “je krijgt hier varkensvoer te eten”. Het hulpcomité schaamt zich voor de geboden zorg en is niet verbaasd dat verschillende Belgen meteen uit het kamp wegvluchten. Hun verslag verschijnt tegelijk in de krant met de ingezonden brieven van uit Delft vertrekkende Belgen. Zij bedanken voor de steun van het hulpcomité, wetend dat door deze heren “al het mogelijke is gedaan om dat vertrek ons te besparen”. Van den Berg heeft dan wel zijn beleid kunnen doorzetten, Knuttel c.s. winnen de slag op moreel vlak.


Samenwerking tussen gemeente en bedrijfsleven zit er voorlopig niet in, toch bedaren de gemoederen weer. Als in 1915 opnieuw hulp nodig is, wendt de regering zich rechtstreeks tot de fabrieksbazen. Zoete wraak voor Knuttel die de kans met beide handen aangrijpt. Vijftig geïnterneerde Belgische militairen komen aan de TH studeren en vinden onderdak in een gebouw van de Delftse nijverheid. De groep breidt gestaag uit tot 175 soldaten met hun echtgenotes en kinderen. Zij blijven hier tot het einde van de oorlog.
Knuttel kan tevreden zijn, Van den Berg ook. De Delftse nijverheid laat zich van zijn meest sociale kant zien, de burgemeester houdt zijn begroting op orde.


Eerdere afleveringen nalezen? Dat kan op de website www.geschiedschrijvingdelft.nl.

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12