Afbeelding

Militairen als economische motor

Algemeen

Editie: Week 18, Jaargang 23 |

Eindelijk weer militairen in de stad: gemobiliseerde soldaten lopen over de Binnenwatersloot naar de Markt, 1939. (Archief Delft, foto F. Voogd)

DELFT - Eind 2015 verschijnt een tweedelig standaardwerk over de geschiedenis van Delft en haar bewoners, vanaf de oorsprong tot heden. Redacteur Ingrid van der Vlis vertelt maandelijks over het werk aan dit project.

Natuurlijk zit de schrik er goed in als alle Nederlandse soldaten in augustus 1939 moeten mobiliseren en een oorlog met Duitsland realiteit lijkt te worden. In Delft klinken er echter ook andere geluiden. De komst van 450 soldaten en 90 officieren in de stad wordt flink toegejuicht met als argument dat de middenstanders ook wel eens een extraatje mogen hebben. De winkeliers voelen het gemis van het garnizoen en de militaire bedrijvigheid immers nog dagelijks.

Jonge rijke officieren
Delft staat lange tijd bekend als militair bolwerk, een imago dat de Delftenaren graag koesteren. In de negentiende eeuw bivakkeert continu een garnizoen van vier- tot zeshonderd soldaten in de stad en vele Delftenaren vinden werk in een van de militaire werkplaatsen. In 1814 wijst koning Willem I zelfs persoonlijk de prestigieuze Artillerie- en Genieschool aan Delft toe. Deze opleiding voor rijke jongemannen is een buitenkansje voor de Delftse burgers. De officieren in opleiding hebben veel geld te besteden en verblijven niet in eenvoudige kazernes, maar wonen tegen betaling in bij particulieren.

Dat laatste voordeel blijkt uiteindelijk een zwaarwegend nadeel. De jongemannen nemen het niet altijd even nauw met de zedelijkheid, waardoor de legerleiding hen liever in een kazerne onderbrengt. Het stadsbestuur doet nog moeite de kwekelingen binnen te houden, maar heeft geen ruimte voor een dergelijk pand. De opleiding verhuist in 1826 naar de nieuw opgerichte Koninklijke Militaire Akademie in Breda, waar de jongeheren wel intern kunnen verblijven.

Wapentuig van Delftse makelij
Voor de Delftse economie is de dip van korte duur. De militaire industrie neemt juist in deze jaren flink toe in belang. Het ministerie van Oorlog bezit al langer opslagruimtes in het Armamentarium en huurt grond aan de Houttuinen voor werkplaatsen, de zogenoemde Constructiewerkplaatsen. Door diverse moderniseringen in het leger vindt nu een belangrijke kwaliteitsslag plaats. Als in 1830 de bewoners van de zuidelijke Nederlanden in opstand komen, neemt ook de kwantiteit toe. Het ministerie van Oorlog verlaat direct de werkplaatsen in Nieuwpoort en Luik, en verhuist deze naar – inderdaad – Delft. De halsstarrigheid van koning Willem I, die zijn leger negen jaar lang gemobiliseerd houdt, levert de stad vervolgens vele orders op. Wapens, munitie en uniformen zijn in deze jaren meestal van Delftse makelij.

Jarenlang investeert het leger in de Delftse industrie. Honderden Delftenaren vinden hier een baan, vaak met goed betaald ambachtelijk werk. De Constructiewerkplaatsen krijgen stoommachines, de ijzergieterij wordt geperfectioneerd en zeer regelmatig moeten er nieuwe ruimtes bijgebouwd worden. Vooral het complex op de Houttuinen tussen de Westvest en het station breidt gestaag uit. De groei heeft wel een keerzijde, want de ruimte raakt een keer op. Aan het eind van de negentiende eeuw richt het ministerie van Oorlog de blik op de Hembrug, een groot nieuw en leeg industrieterrein bij Amsterdam. Delft wordt te klein voor defensie.

Winkelende menigte
De Eerste Wereldoorlog zorgt nog voor een opleving in de Delftse militaire industrie, maar de tendens is overduidelijk. Steeds meer fabrieksonderdelen verhuizen naar de Hembrug, wat de gemeente daar ook tegenin brengt. Ook het Delftse garnizoen stelt in deze jaren nog maar weinig voor, meestal niet meer dan honderd à honderdvijftig soldaten. In de jaren ’20 moet Delft van beide definitief afscheid nemen. De laatste medewerkers van de Constructiewerkplaatsen pakken hun spullen in en het garnizoen marcheert de stad uit.

Delft moet het zonder militaire motor stellen, en dat terwijl de economische crisis dan eigenlijk nog moet losbarsten. In de jaren ’30 zullen nog vele Delftenaren hun werk verliezen. Stadsbestuurders mijmeren regelmatig over die goede oude tijd, toen het garnizoen nog in Delft verbleef. In dat opzicht is het niet zo verwonderlijk dat de komst van de gemobiliseerde soldaten in 1939 voor veel opwinding zorgt, hoe precair de situatie ook is.

De middenstand heeft er inderdaad baat bij en ziet de opbrengsten toenemen. Militairen blijken het verschil te kunnen maken. Sterker nog, als de oorlog eenmaal is losgebarsten en de stad bezet wordt door Duitse militairen, blijft de werking intact. Nog geen twee weken na de capitulatie merkt de Delftsche Courant het enthousiast op: “Die zaterdag tevoren was alles donker en stil en nu, zaterdag 18 mei, zag men een wandelende en winkelende menigte die van de prachtige zomeravond genoot. In de winkels was het zeer druk en ook de cafés en restaurants trokken veel publiek, evenals de bioscopen die op vrijdag 17 mei hun deuren weer hadden geopend en vooral de belangstelling hadden gewekt van Hollandse en Duitse soldaten.” Oorlog of niet, jongemannen op een vrije zaterdagavond blijken hoe dan ook een praktische motor om de economie aan de praat te krijgen.

Eerdere afleveringen nalezen? Dat kan op www.geschiedschrijvingdelft.nl.

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12