Delft op Zondag wandelt met historicus Joop de Blij langs panden en plekken waar het verzet en de bezetter oorlog voerden

Algemeen

Joop de Blij.

DELFT – Joop de Blij is historicus, militair verzamelaar en schrijver van het boek ‘Oorlog en verzet in de Prinsenstad’. Weinigen weten zó veel van de oorlog in Delft als De Blij, die hier jarenlang onderzoek naar deed en nog steeds doet.

Hij is geen stadsgids, maar hij neemt ons graag een ochtendje mee op pad. De Blij wil laten zien èn vertellen waar ‘de moffen’ en het verzet elkaar in de Tweede Wereldoorlog het leven zuur maakten. Goed, de stad Delft kreeg het minder zwaar te verduren dan bijvoorbeeld Rotterdam en Amsterdam, maar wie denkt dat het hier verder allemaal wel meeviel, vergist zich deerlijk. “Minstens duizend mensen die in Delft waren geboren, of er hadden gewoond, zijn door verschillende oorzaken in die oorlog omgekomen”, begint Joop de Blij, voordat we vertrekken. Zo stierven er 180 Delftse studenten, van wie er 118 omkwamen door verzetsacties in het hele land. 183 Delftse Joden kwamen om in de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor en 182 Delftenaren stierven door kou en honger in de hongerwinter. Ongeveer 200 burgers en militairen uit Delft kwamen om door ‘oorlogshandelingen tegen Duitsland of Japan’ en 24 mensen verdronken - vanwege de verduisteringsmaatregel - in de Delftse grachten. 156 Mannen keerden niet terug van de Arbeitzeinsatz en die velen anderen stierven op andere manieren. Twaalf Delftenaren zijn sinds de oorlog blijvend vermist. 

De Blij heeft zijn wandeling goed voorbereid en een strenge selectie gemaakt. Het is ondoenlijk om èlke plek die herinnert aan de oorlog te bezoeken. “Ik heb gekozen voor plekken die makkelijk te bezoeken en voor iedereen toegankelijk zijn. De op privéterreinen liggende objecten, hoe interessant ze ook zijn, komen we niet op om geen overlast te veroorzaken aan de bewoners”. Ook de al bij veel Delftenaren bekende gebouwen en de bijbehorende bekende verhalen heeft hij bewust achterwege gelaten. 

Het is tijd om op pad te gaan. De wandeling begint bij een bekend gebouw: De Koornbeurs, aan de Voldersgracht 1. Daar was vanaf 1939, weet De Blij, het zenuwcentrum van de Delftse Luchtbeschermingsdienst gevestigd. “Door de zware constructie van het gebouw was de kelder redelijk beveiligd tegen eventueel oorlogsgeweld. De Vakcommandanten werden vanuit hier aangestuurd en ook de sirenes werden vanuit ‘de Korenbeurs’ bediend”. 

Op Begraafplaats Jaffa wijst De Blij ons op het particuliere graf van de Delftse soldaat Piet Koet. Koet werd op de eerste oorlogsdag op de Koningin Emmalaan doodgeschoten door Duitse luchtlandingstroepen die aan de overkant, waar alles nog onbebouwd was, in de weilanden waren neergekomen. “De troepen waren verkeerd geland en wilden zo snel mogelijk naar het eigenlijke doel: Vliegveld Ypenburg. Daar stak onze legerleiding een stokje voor, waarna onze troepen het gevecht met de Duitsers aangingen.” De slag om Delft was een feit en 67 soldaten zouden daarbij sneuvelen. Op Begraafplaats Jaffa kan iedereen het graf van Piet Koet, één van 67 gesneuvelde mannen, bekijken.

Eerste verzetsactiviteiten
Aan de Oude Delft 39 kijken twee toeristen naar een aangebracht bord met tekst op de muur, dat bericht over de VOC-tijd. Dat is echter niet het enige stukje geschiedschrijving dat in dit pand plaatsvond, weet De Blij. “Vanuit dit voormalige gebouw van de studie Bouwkunde werd één van de eerste verzetsactiviteiten in Delft geleid door professor R.L.A. Schoemaker.” Hij was volgens De Blij ‘de leidinggevende figuur’. “Al in de zomer van 1940 formeerde hij groepjes studenten om zich heen voor het bedrijven van spionage. Ook zijn collega, Professor Mekel, hield zich daarmee bezig.” 

De ‘Oude Delft-organisatie’ van Schoemaker was samengesteld uit politiemensen, studenten, oud-militairen en een groep die deel uitmaakte van de Luchtbeschermingsdienst. Om zich - indien nodig - te kunnen verweren, was de groep ook begonnen met het verzamelen van wapens. Die werden onder de vloer van het Bouwkundegebouw aan de Oude Delft verborgen. Door verraad en infiltratie zijn de professoren echter tegen de lamp gelopen en na een proces, op 2 mei 1942, in het concentratiekamp Sachsenhausen zijn ze gefusilleerd. “Meer dan een kwart eeuw later, medio september 1970, werd er onder de vloer van een studentenkamer op de Oude Delft 35 een pakketje ontdekt. Het was geheel omwikkeld met cellofaan en bij het uitpakken kwam er een 9,4 milimeter revolver tevoorschijn met een klein handgeschreven briefje. Dat briefje was bestemd voor iemand die van de bergplaats afwist en die er vermoedelijk eveneens een vuurwapen had verborgen. In vage bewoordingen werd medegedeeld dat de eigenaar in plaats van de ‘knots’, het kleinere FN 9 mm pistool had meegenomen.” De Blij maakt voor zijn eigen archief nog even een foto van het pand. Hij stoort zich daarbij aan de bergen vuilniszakken die tegen de muren gekwakt zijn. “Maar ja, ook dat is Delft”, verzucht hij.

Spannend verhaal
Even verderop en meer richting het centrum, aan de Oude Delft 69, was in de oorlogsjaren een Politiebureau gevestigd. Op 26 februari 1944 vormde dit oude Politiebureau het toneel voor een spannend verhaal. De Blij: “De Westlandse Knokploeg overviel ’s ochtends vroeg met twaalf mannen het Bureau. Het Delftse verzet had hiervoor hand- en spandiensten verricht.” 

Het ging de verzetsstrijders volgens hem om de sleutel van het Distributiebureau, waar 90.000 bonkaarten lagen. Tegelijkertijd konden ze tijdens de overval de Politie van hun pistolen afhelpen, die de ondergrondse wel kon gebruiken. “Daarnaast waren er op het laatste moment signalen binnengekomen dat er verzetsmensen en Joden waren opgepakt die daarna in het Politiebureau waren opgesloten. Zij moesten tijdens de overval worden bevrijd.” 

De actie slaagde echter niet helemaal. De 38 pistolen werden weliswaar door het verzet in beslag genomen, “maar de zaak met de bonkaarten lukte niet. En door plotselinge tegenstand van twee gezagsgetrouwe Politieagenten mislukte de bevrijding van de gevangenen ook bijna. De cellengang waar de andere gevangenen zaten kon daardoor niet meer worden bereikt. Slechts de twee verzetsmensen en een niet-Joodse vrouw konden worden bevrijd. De Joden uit de cellengang kwamen om in Auschwitz.” Ditzelfde Politiebureau was eerder al, op 5 maart 1943, het decor geweest van een huiveringwekkende gebeurtenis. 

“De Politie haalde toen de laatste Delftse Joden uit hun huizen. Ze begonnen ‘s middags om vier uur en waren bezig tot twee uur ‘s nachts. Ook de Joodse patiënten van het Sint Jorisgasthuis werden naar het Politiebureau gebracht. De sfeer op het Politiebureau werd volgens De Blij, mede daarom, gekenschetst als ‘zeer luguber’. “De volgende ochtend werd de gehele groep van ongeveer 40 mensen met vrachtwagens van de Grüne Polizei naar het station Hollands Spoor in Den Haag gebracht. Van daaruit vertrok de trein naar Westerbork. Hun laatste rit ging naar het oosten, naar het vernietigingskamp Sobibor waar de Delftse Joden om het leven zijn gebracht.” Het Politiebureau, de voormalige Indische instelling die tot 1901 de opleiding voor bestuursambtenaar verzorgde, is inmiddels ook niet meer als zodanig in gebruik.

Prikkeldraad
De NSB-activiteiten werden aanvankelijk geleid vanuit een pand aan de Oude Delft 29. Vanaf juli 1941 was het Kringhuis van de NSB echter gevestigd aan de Choorstraat 16/16a. Dit Kringhuis vertegenwoordigde minder dan 0,75 procent van de totale bevolking van Delft en daarmee was onze stad beslist géén nationaal-socialistische gemeenschap, meent De Blij. 

“Dat bleek tijdens het na-oorlogse proces tegen de NSB-burgemeester Van Leijenhorst. Van de zijde van de NSB-leiding was gezegd: ‘Om Delft moet eigenlijk prikkeldraad worden gezet. Er is hier niets te bereiken’. Omdat veel Delftenaren die NSB’ers inmiddels zagen als landverraders vlogen in het pand aan de Choorstraat 16 regelmatig de stenen door de ramen. Op 5 mei 1945 begonnen de vernielingen in het Kringhuis op nog grotere schaal en werd de hele inventaris naar buiten gesmeten. De aanhangers van de partij, ongeveer 250 Delftenaren, werden vanaf dat moment opgepakt en vastgezet in het tijdelijk tot gevangenkamp omgebouwde Armamentarium.” De oorspronkelijke voorgevel van Choorstraat 16 bestond uit twee etalageramen met in het midden de toegangsdeur. Die situatie is nu totaal veranderd en niets lijkt nog te herinneren aan de oorlogsjaren. 

Om iets te vertellen over ‘De Delftse verzets drie-eenheid’, neemt De Blij ons mee naar de wijk Hof van Delft. Daar woonden Aad van Rijs, Kees Chardon en Jan van der Sloot. “Deze drie mensen hebben voor een groot deel het verzet in onze stad gedragen, tot aan hun arrestatie”, aldus de Delftse historicus. Aad van Rijs woonde aan de Laan van Overvest 10 (foto 6). “Hij was degene die in onze regio de ‘Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers’ opzette. 

Deze organisatie was bedoeld om het grote leger mensen, die op de één af andere manier voor de Duitsers onzichtbaar moesten zijn, van een onderduikadres te voorzien en om ze aan valse papieren te helpen.” Kees Chardon woonde aan de Spoorsingel 28 en wist onderduikadressen voor tientallen Delftse Joden te regelen, waardoor ze uit de handen van de bezetter konden blijven. Jan van der Sloot huisde aan de Jan de Witstraat 33 en zorgde als leider van de Delftse Knokploeg voor de bonkaarten voor de onderduikers. Hij had daarnaast vele andere verzetstaken. De drie locaties, van waaruit deze moedige mensen hun verzet tegen de overweldiger organiseerden en die ze met de dood moesten bekopen, zijn sinds de oorlog uiterlijk nauwelijks veranderd.

Moed
Terwijl we teruglopen vertelt De Blij over de moed die de verzetsstrijders van toen moeten hebben gehad. Er hoefde maar íets mis te gaan en je werd al ter dood veroordeeld. Hij vraagt zich, als we naar het Noordeinde lopen, af of Nederlanders vandaag de dag ook hun leven op het spel zouden zetten voor volk en vaderland. Aan het Noordeinde 32 hadden ze daar in de oorlogsjaren betrekkelijk weinig moeite mee. Hier woonde een Studentenknokploeg, die door toedoen van professor Wiersma werd geformeerd. 

Opmerkelijk is dat enkele huizen verderop, aan het Noordeinde 20, de hulppolitie van de NSB, de Landwacht, was gevestigd. Die constateerde, waarschijnlijk door het vele in- en uitlopen van de leden van de Studentenknokploeg, dat er iets niet pluis was. De Landwacht deed daarom op 3 november 1944 een inval bij hun buren, maar dat ging niet zonder slag of stoot, weet De Blij. Want: “Direct na het opentrekken van de voordeur schoten de Landwachters op de studenten, die bovenaan de trap stonden. Roes Kollewijn raakte hierbij zwaargewond en overleed vijf dagen later. Een ander lid, Pieter Fentener van Vlissingen, raakte gewond en werd later standrechtelijk gefusilleerd.” 

Het verzet laat het er echter niet bij zitten en slaat, maanden later, terug. Op 13 maart 1945 smijt de Binnenlandse Strijdkrachten-sabotageploeg van ‘Bertus’ Bubberman en Piet ‘Peter 65’ de Vries een aantal Amerikaanse handgranaten aan het Noordeinde 20 naar binnen. Dat was volgens De Blij ‘een bewust voorbereide verzetsdaad’. “Eén van de mannen had vier nachten in het huis van dr. Bult, daar recht tegenover, gezeten om te observeren. Het was namelijk niet de bedoeling dat er slachtoffers zouden vallen bij de landverraders. Het ging hen erom om ravage aan te richten.” 

Dat is gelukt. “Door de ontploffing waren de ruiten van de schrijfkamer, drie bureaus en de telefoonverbinding vernield. Ook de schoorsteenmantel werd door scherven zwaar beschadigd èn er waren geen slachtoffers.” Het Politierapport eindigde met de curieuze zin: ‘Aan sabotagehandelingen behoeft niet te worden gedacht.’ De Duitsers dachten dat er in een kast een opgeborgen projectiel was ontploft. Beide panden zijn recentelijk gerestaureerd, maar sinds 1945 uiterlijk niet veel veranderd.

Boeiende verzetsgeschiedenis
De Blij wandelt enthousiast verder. We gaan naar de Vlamingstraat 24a en 24b, want ook die twee panden hebben volgens hem ‘een boeiende verzetsgeschiedenis’. “In eerste instantie was dit het geheime adres van de leden van de Societas Studiosorum Reformatorum. Van deze gereformeerde studentenvereniging gingen relatief veel studenten in het verzet. De drijvende kracht was Willem de Nie. ‘Wampie’ zoals hij onder studenten en illegale medewerkers bekendstond, was een onvermoeibare werker in het verzet.” 

Samen met Cornelis van Nes en Kees van Bergeijk werkte hij dag en nacht voor het verzet, tot aan het moment dat hij in mei 1943 moest onderduiken in Rotterdam. “Na een week kwam hij met valse papieren terug in Delft. Vanaf dat moment ging hij op pad, zocht hij de ondergedoken studenten op en vroeg hij hen of ze iets nodig hadden, zoals bonnen, persoonsbewijzen of valse loyaliteitsverklaringen.” 

Door verraad is het adres aan de Vlamingstraat echter ook bij de Duitsers bekend geworden. In de nacht van 8 op 9 augustus 1944 deed de Rotterdamse Sicherheitspolizei een inval aan de Vlamingstraat 24b. De drie genoemde studenten zijn in concentratiekampen omgekomen. Later, in de eerste maanden van 1945, werd op hetzelfde adres aan de Vlamingstraat het hoofdkwartier van de Delftse Binnenlande Strijdkrachten (BS) gevestigd. 

De Blij: “Daar werden vanaf toen in het diepste geheim beslissingen genomen door de top van het Delftse verzet. Ze troffen er bovendien de voorbereidingen voor de bevrijding, die nu aanstaande was.” In mei 1945 verhuisden ze echter naar de Nieuwe Plantage 29. Na de oorlog werd bekend op welk dun koord sommige verzetsstrijders uit de Vlamingstraat 24a en b balanceerden. “Ze huurden dit pand van een NSB’er, de oorspronkelijke bewoner. Tijdens zijn proces, na de oorlog, werd bekend dat hij van de illegale activiteiten van de studenten afwist en ook op de hoogte was van de latere aanwezigheid van de districtscommandant van de BS. De na-oorlogse conclusie luidde dat de NSB'er zich naar twee kanten had willen dekken.” 
De Vlamingstraat 24a en b zien er nog precies zo uit als tijdens de bezetting.

Delfts sabotage-commando
Vlak voor de slag om Arnhem, op 17 september 1944, kreeg het Nederlandse verzet vanuit Londen instructies om het Duitse troepenverkeer te hinderen met aanslagen op de rail-infrastructuur. Tegelijkertijd bombardeerde de geallieerde luchtmacht spoorwegknooppunten en emplacementen. Het Delftse sabotage-commando kreeg daarom de opdracht om de rails bij ’t Haantje op te blazen. Dat gebeurde ook, op 25 september 1944. 

Niet lang daarna, in de nacht van 6 op 7 oktober, deden ze dat nog eens over. “Maar nu met zwaarder materiaal”, vertelt De Blij. “De Duitsers waren echter woest over al die aanslagen en zonnen op wraak. Uiteindelijk werden als represaille op de plek van de aanslag tien mensen gefusilleerd.” Dit betrof acht mensen van het Haagse verzet en de Drentse broers Hendrik en Pieter Stavast, die toevallig in Den Haag verbleven en niets met het verzet te maken hadden. Het kleine monumentje bij de spoorwegovergang met de namen van de slachtoffers herinnert nog aan deze barbaarse daad. 

Aan de andere kant van de stad, aan de Rotterdamseweg, bevond zich ‘De Vesting Rotterdamscheweg’. Na Dolle Dinsdag, op 19 september 1944, voelden de Duitsers zich niet meer veilig. Ze maakten daarom aan de Rotterdamseweg een soort vesting waar ze zich terugtrokken. Ze vorderden stuk voor stuk de herenhuizen tussen de Van Speykstraat en de Villa Zonnehove. Daar verbleef vanaf dat moment aan de Rotterdamseweg 123 de Ortskommandant. NSB-Commissaris van Politie G.J.P.Verschoor ging op nummer 111 wonen. “In de andere panden waren de administratie van de Organisation Todt, afdelingen van de Kriegsmarine, de Ordnungspolizei en de Feldgendarmerie gehuisvest. De voor- en achterzijde van dit gedeelte van de Rotterdamseweg waren afgesloten met prikkeldraad, een slagboom en zogenaamde Spaanse ruiters. Duitse soldaten bewaakten de toegangen, waar men zonder speciaal Ausweis niet langs kwam”, weet De Blij. 

Op de Schieweg, even voorbij het Kruithuis, vinden we een oude Duitse tankversperring. Deze betonnen piramideachtige betonblokken liggen links en rechts van de Schieweg. De Blij vertelt dat deze versperringen deel uitmaakten van ‘het Neue Landfront’, een linie die diende als gesloten achterdeur voor de op zee gerichte kanonnen: de Atlantikwall. “Deze tankversperring aan de Schieweg is zeer vermoedelijk het allerlaatste overblijfsel van de bouwwerken uit het gehele Landfront”. 

Na twee-en-een-half uur wandelen door Delft zijn de benen van De Blij nog niet vermoeid. Hij komt veel op militaire beurzen en ook daar maakt hij in zijn zoektocht naar uniek materiaal vele meters. Aan zijn woordenstroom over de oorlog, het verzet en de plekken die hier nog aan herinneren, komt tegen het middaguur een eind. Hij vindt het bepaald niet vervelend om over de oorlog en het verzet in de Prinsenstad te praten. Integendeel. Hij schreef er al het boek ‘Oorlog en Verzet in de Prinsenstad’ over, waar dit jaar mogelijk nog een derde druk van verschijnt. De Blij: “Nederland kent steeds minder mensen die de oorlog hebben meegemaakt. Het is daarom goed dat we zo’n verhaal als dit maken. We leven tegenwoordig allemaal zó jachtig.” En dus kan het geen kwaad om nog eens stil te staan bij de tijd dat Nederland bezet was. Nu en op woensdag 4 mei, als de klok acht uur slaat... 


Ook op de volgende locaties in de stad speelden zich in de jaren ’40 – ’45 bijzondere gebeurtenissen plaats: 


- Luchtbeschermingskelder van de toenmalige Gist en Spiritusfabriek

Langs de Wateringseweg tot aan het hek bij het voormalige kantoorgebouw, ligt de grote Luchtbeschermingskelder van de toenmalige Gist en Spiritusfabriek. Deze met baksteen beklede schuilkelder, met muren en dak van ca. 1 meter dik beton en met gasdichte en gepantserde stalen deuren, kon het totale aantal (600) werknemers huisvesten in geval van Luchtgevaar. 

Iedere werknemer had daartoe een klein kaartje waarop het vaknummer en de te gebruiken ingang (A of B) vermeld stond. Die vakken ontstonden door het plaatsen van betonnen binnenwanden, waar per vak ca. 150 mensen op houten banken konden verblijven. Die onderverdeling had als taak om tijdens een bomaanval eventuele paniek te bezweren. Een keuken, toiletten en een verbandkamer completeerden het geheel. De bouw van deze kolos begon in de eerste week van juli 1939 en heeft ca. drie maanden in beslag genomen.


- Dienstwoning Piet de Vries en de schietpartij met de BS in de Wippolder

De dienstwoning van de beheerder van de Botanische tuin, Piet de Vries, in het verzet beter bekend als ‘Peter 65’, genoemd naar het adres Julianalaan 65, is gedurende de gehele oorlog het centrum van alle soorten verzet geweest. Samen met ‘Bertus’ Bubberman die vanuit zijn adres C. Fock- straat 114 opereerde. Zodanig dat Peter 65 na de oorlog er zijn verwondering over uitsprak “dat hij nog in leven was”. Beide waren medewerkers van de LO organisatie, ze verzorgde de illegale krantjes, waren lid van de Delftse KP, later Sabotageploeg, en hadden altijd onderduikers in huis. In de kelder van het gebouw van de Technische Botanie, naast de dienstwoning, werden schietoefeningen gegeven en op bepaalde plaatsen in de Botanische tuin waren de gedropte wapens opgeslagen. Verder werd er geoefend met sabotagemateriaal. 

Mensen als Willem de Nie, Jan van der Sloot, Roes Kollewijn en Jaap Driesprong en vele anderen, hadden regelmatig voor korte of langere tijd, bij Peter 65 in huis een veilig heenkomen gevonden. Velen hebben nochtans de oorlog niet overleeft. Vanaf 5 september 1944 toen de BS werd geformeerd, werden de activiteiten nog verder geintensiveerd. Uiteindelijk werd de woning en het gebouw van de Botanie de standplaats van de 1e sectie BS, die was samengesteld uit leden van de KP. Peter 65 was de sectiecommandant. Precies voor zijn deur brak op de laatste dag van de oorlog de schietpartij in de Wippolder uit. 

Op die zondagmiddag 6 mei (het was die dag niet echt mooi weer, slechts 12 a 13 graden. Af en toe regen dat afgewisseld werd met een zonnetje) toen het centrum langzaam volraakte met dansenden en in feeststemming verkerende Delftenaren en waar ook reeds in enkele straten van de Wippolder werd gedanst, schoot om circa kwart over vier een Duitse wielrijderspatrouille plotseling op de schildwachten van de 1e sectie BS. Deze stonden op wacht bij het toegangshek van de tuin van de Technische Botanie aan de Poortlandlaan (nu Julianalaan). De patrouille bestond uit ongeveer 20 a 25 militairen van de Luftwaffe waarbij, volgens getuigen, een motor (DKW) met zijspan en een klein kanon aanwezig was. Het was het begin van een dramatische apotheose na vijf jaar oorlog en verzet; twee gezinnen werden temidden van de vreugderoes over de bevrijding in rouw gedompeld. 

In de beide gebouwen, Botanie en C. Musiusschool waren secties BS gelegerd die met de Duitse troepen uit de vesting Hoek van Holland in gevecht kwamen, omdat de Duitsers hun gevangen genomen kameraden in de C. Musiusschool kwamen terughalen. Ook in andere steden in west Nederland zijn op het laatste moment schietpartijen met hardleerse Duitsers geweest en dat kostte in totaal 45 Nederlanders het leven. 

De beide Delftse doden vielen in de Willem de Zwijgerstraat en aan het begin van de Simonsstraat/Julianalaan. Uiteindelijk werd er door de bezetter gedreigd met het bombarderen van onze stad. Door verstandige onderhandelingen is dat gevaar afgewend. Gebleven zijn de kogelgaten in het gebouw van de Botanie en in een ijzeren tuinhek in de Willem de Zwijgerstraat. 


- Herdenkingsmonument Nieuwe Plantage en het Hoofdkwartier van de Kantonnements- commandant

Sinds 11 augustus 1945 is 5 mei een nationale feestdag en 4 mei is de nationale dodenherdenking. Het officiële Delftse oorlogsmonument, onthuld in 1950, staat op de Nieuwe Plantage, midden in het glooiende grasveld waaronder zich de restanten van de oude stadsmuur bevinden. Het comité had aanvankelijk willen kiezen voor een platsoentje bij de Oostsingel/Stalpaert v. d. Wielenweg. Het beeld stelt een vrouwenfiguur voor met in haar handen een brandende toorts. Het is een ontwerp van Gradus van Eeden. Van Eeden was een kunstenaar die zich (toen) in hoofdzaak aan de elemen- taire vormen hield, waarbij een lichte deformatie zo nu en dan te ontdekken viel. Op de sokkel staat: ‘Voor hen die vielen bij het wederstaan van den vijand in de jaren 1940-1945’ Daaronder staat een vers van Muus Jacobse, pseudoniem voor professor dr. K. Heeroma, 1906-1972. 

Gij die voor onze vrijheid vielt
wij willen dat gij met ons zijt
en dat uw tegenwoordigheid
straks onze kinderen bezielt 

In het gebouw daar recht achter, de Delftse schoolvereniging aan het Koningsplein, was de staf van het zesde depot, het bevelvoerend orgaan in Delft, gevestigd. Bevelhebber was de kantonnements- commandant, reserve luitenant-kolonel P.W. Leverland. Deze was hiermee de hoogste militair in onze stad tijdens de meidagen van 1940.


- De resten van achtpuntige sterren die herinneren aan de Bevrijding op 6 mei 1945

Op de dag van de bevrijding zijn door een van de buurtverenigingen uit het Westerkwartier als onderdeel van de feestelijkheden, in de Carthuizerstraat achtpuntige witte sterren aangebracht. Ze versierden de straat aan de gehele oneven kant naast elke deur en naast elk raam. In jaren tachtig is een gedeelte van de huizen vervangen door nieuwbouw en op het nog bestaande gedeelte zijn de sterren nu bijna geheel verdwenen of vervaagd, maar toch nog een klein beetje zichtbaar. Dit is de laatste oorlogs-graffiti in onze stad omdat de twee anderen (HOUDT MOED in de Laan van Overvest en de twee Nederlandse vlaggen in de Visstraat) inmiddels verdwenen zijn.

Voor wie meer wil lezen:
Oorlog en Verzet in de Prinsenstad. Joop W. de Blij en Sonny Boy. Annejet van der Zijl.

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12