Van de 100 DHC-jaren is Guus Haak er 17 trainer, en met onwaarschijnlijk veel succes

Algemeen

DELFT – DHC, Delfts beroemdste voetbalclub, bestaat dit jaar een eeuw. Dát DHC wereldberoemd is in Delft en wijde omgeving is mede te danken aan Guus Haak. Hij was er van 1973 tot en met 1990 de bijzonder succesvolle trainer.

Niet zo vreemd dus dat één van de onderdelen van het eeuwfeestprogramma een wedstrijd is tussen een rijke verzameling oud-DHC-voetballers die onder Haak hebben getraind en gespeeld en het zogeheten World Master Team, een team met oud-voetballers die minimaal op Eredivisieniveau hebben gespeeld. Aan grote namen, die nog steeds een alleraardigst balletje kunnen schoppen, zal op 5 juni dan ook geen gebrek zijn, op het DHC-complex aan de Brasserskade. Guus Haak (73) is een geboren en getogen Hagenaar, die alweer 23 jaar in Zoetermeer woont, 7 jaar in Rotterdam en voor Feyenoord voetbalde en 17 jaar een Delftse club trainde. "Ik voel me overal thuis. Ik heb geleerd om me ergens te settelen en me aan te passen". -Maar welke plaats heeft het grootste en warmste plekje in je hart? "Ik heb tot m'n vijftigste in Den Haag gewoond. Je kunt wel aan mijn praten horen dat ik een Hagenaar ben. Dat heb ik nooit willen verbloemen. Waarom mag je niet weten dat ik uit Den Haag kom? Ik ben op de markt aan de Herman Costerstraat groot geworden. In het Zuiderpark is mijn voetbalcarrière begonnen". -Wat was jij voor een jongetje? "Een strebertje. Eigenwijs. Ik wist het altijd beter. Ik heb nooit het geluk gehad mijn vader te kennen. Vlak voor het eind van de oorlog is hij doodgeschoten door de Duitsers. Drie jaar lang ben ik met m'n moeder naar het Hollands Spoor gelopen, drie keer in de week. Daar kwamen de treinen uit Oost-Europa aan. Een waarzegster had gezegd dat mijn vader nog aan het Oostfront liep. Dat hij aan geheugenverlies leed. En dat hij terug zou komen. Elke keer dat we naar het Hollands Spoor gingen, hoopten we dat hij zou uitstappen. Maar het bleef hopen. Totdat iemand die met mijn vader gediend had kwam vertellen dat hij gesneuveld was. Ja, natúúrlijk heb ik hem gemist. Waar ieder kind bij z'n vader terecht kon voor adviezen en terechtwijzingen, daar had ik alleen m'n moeder. Maar die had daar geen tijd voor. Die moest ineens voor een gezin met drie kinderen zorgen. Er moest geld op tafel komen, voor eten, voor kleding. Mijn oudste zusje deed eigenlijk de opvoeding, maar ze was zelf nog een kind". Dat hij het voetbaltalent van z'n vader heeft, dat heeft Haak dan ook van horen zeggen. "Ja, hij moet een goeie voetballer geweest zijn". Haak vertelt en vertelt. De anekdotes volgen elkaar in rap tempo op. Het vergt enige overredingskracht om hem over iets anders dan over voetballen te laten verhalen. Dat hij de Lagere School en de MULO netjes afmaakt, het zij zo. Belangrijker vindt hij het nog eens op te rakelen dat hij met voetballen begint bij VCS. "Daar liep ene meneer Bep van Es. Die is als een tweede vader voor mij gaan fungeren. Van hem kreeg ik alle voetbalspullen, daar hadden we thuis geen geld voor". Hij voetbalt negen jaar bij VCS. Speelt er al op z'n zestiende in het eerste elftal. "Nee", zegt hij dan, "ik had geen idee wat ik later wilde gaan doen. Ik heb dus wèl m'n MULO-diploma gehaald. En m'n Middenstands- en Boekhouddiploma's. Maar dat wel allemaal in combinatie met het voetballen". Want dat is z'n lust en z'n leven. 'IK ZWEETTE PEENTJES NATUURLIJK' Haakt werkt tot aan z'n militaire diensttijd bij het Rundveestamboek, in Den Haag. "Nee, dat was niet op de Kalvermarkt", lacht hij. "Daar verdiende ik 90 gulden in de maand. Ik kreeg 10 gulden zakgeld in de maand. En daar ging dan nog een rijksdaalder af, omdat ik m'n fiets moest terugbetalen". Het is 1955. Er is dan één jaar betaald voetbal in Nederland. "Ik ging van VCS naar ADO". Hij doet zelf de onderhandelingen. Hij heeft al jong geleerd z'n eigen boontjes te doppen. "ADO wilde me natuurlijk zo goedkoop mogelijk binnenhalen. Zo van: Jongetje, je kan bij ADO komen voetballen. Dat is het hoogste in Nederland. Dat moet wel een eer voor je zijn. Ik heb toen de brutaliteit gehad om 3500 gulden handgeld te vragen. Ze vielen van hun stoelen. Ze hebben me toen drie kwartier alleen laten zitten, omdat ze moesten overleggen. Ik zweette peentjes natuurlijk. In militaire dienst verdiende ik 1 gulden 25 per dag. Toen kwam de penningmeester weer binnen, dat vergeet ik nooit. Hij telde 35 briefjes van 100 gulden neer. M'n ogen werden steeds groter. Dat wás een kapitaal. Drie-en-een-half jaarsalaris. Ik heb m'n moeder toen een zwart-wit-TV van 1200 gulden gegeven en een antenne van 150 gulden". Haak voetbalt zeven seizoenen voor ADO. "Ik was een verbindingsspeler. Ik had een mooie trap en een goeie pass. Bij mij kon je niet zien of ik links of rechts was, zó natuurlijk oogde het allemaal. Heb ik me laten vertellen…" Hij werkt dertien jaar voor de Haagse Drukkerij Wieringa, onder veel meer bekend van het programmablad bij ADO en Holland Sport, 'met de opstellingen voor hedenmiddag'. Hij is boekhouder, "ik was goed in cijfertjes, in rekenen". Daarna gaat hij voor het GAK werken, wat nu de UWV is. "Ik beoordeelde uitkeringen". Later werkt hij in de Buitendienst. "Vooral faillissementen". Komt dat even mooi uit: "Mijn werkterrein was het Westland en Delft". -Was jij streng? "Dat heeft er niks mee te maken. Je hebt er echt op of je hebt er geen recht op.". Hij werkt hier tot aan z'n pensioen. Hij is dan nog maar 56 jaar. Nee, hij heeft z'n werk 'voor geen dubbeltje' gemist. Haak krijgt als ADO-speler te maken met de fameuze Oostenrijkse trainer Ernst Happel. Haak wordt geselecteerd voor allerlei vertegenwoordigende elftallen, tot en met het Nederlands B-elftal. Maar het 'echte' Nederlands Elftal wil maar niet lukken. "Ik moest bij Happel in z'n hok komen. Hij zegt: Willst Du nicht in die Niederländische Mannschaft spielen? Ik zeg: Wat is dát nou voor een vraag? Ik kom er gewoon niet in. De eerstvolgende wedstrijd zat ik bij het Nederlands Elftal. Happel zei: Du bist selektiert. Und grosze Maul halten". Dat zegt Happel niet zo maar. "Zo was ik. Ik liet me niks zeggen. Gaf altijd gelijk lik op stuk". Haak schopt het tot 14 officiële interlands. 'DHC WAS TOEN NET IN TWEEËN GEHAKT' De rol van Happel is daarmee nog niet uitgespeeld. "Hij was slim. Hij zag wel dat ik als enige ADO-speler geld zou kunnen opbrengen. Sterren als Mick Clavan, Theo Timmermans en Carol Schuurman waren al over the hill. Daar kon hij niet mee verder. Ik ging naar Feyenoord, ik bracht 275.000 gulden op. Kon hij een heel stel nieuwe, jonge spelers voor kopen". Haak voetbalt zeven seizoenen voor Feyenoord. Wordt er twee keer kampioen, wint er de Beker en de Europa Cup. En hij blijft er 'gewoon' bij werken. Hij is 33 als hij stopt. Hij volgt de trainerscursus voor ex-profvoetballers. "Hans Dorjee zat er ook op". Dat hij verder wil als trainer is vrij vanzelfsprekend. "Ik had wel zoiets van: Misschien kan ik nog wel wat overbrengen van wat ik zelf gedaan en gepresteerd heb. Maar daarvoor moet je wel didactisch en pedagogisch geschoold worden". Hij belandt, als speler/trainer, bij het destijds nogal opvallende Haagse clubje NLS/Bremah, tamelijk weelderig gesponsord door een goed boerende koppelbaas. "We werden met vlag en wimpel kampioen". Dan vraagt Hans Dorjee hem of DHC geen geinige club voor hem is. "DHC was toen net in tweeën gehakt. De betaalde tak werd Xerxes/DHC, de amateurs moesten in de vierde klas beginnen. Ik heb toen met voorzitter Jan Dijkman onderhandeld. Ik wist helemaal niet wie ik voor me had, maar hij was één van de directeuren van Unilever. Heel zakelijk ging dat, we waren er zó uit". Het is 1973 als Haak bij DHC aan de slag gaat. En niet zo'n beetje ook. Hij houdt het zeventien jaar vol. En DHC trouwens ook. Hij kan er nu om lachen: "Zeventien jaar later had ik nog steeds hetzelfde salaris als waarmee ik was begonnen. Ik was gewoon vriend geworden van Dijkman. We kwamen op elkaars verjaardagen, we gingen met elkaar op vakantie. Ik heb dat van dat salaris natuurlijk wel gezegd, later. Hij zei: Ja, maar je hebt ook nooit om opslag gevraagd. Ik heb bij DHC trouwens ook maar één keer een contract getekend". DHC, daar laat Haak geen twijfel over bestaan, is voor hem synoniem met Dijkman. "Hij was een fenomeen. Iedereen had respect voor hem. Als hij binnenkwam hield iedereen z'n mond. Hij had charisma, uitstraling. Hij kwam ook altijd correct afspraken na. Het was ja of nee, want je kreeg heus niet altijd je zin". Dat die zeventien DHC-jaren zo ongekend succesvol uitpakken, komt volgens Haak ook hierdoor: "Ik heb in die jaren zó'n potentieel aan goeie spelers aangetroffen, dat was een ongekende luxe voor een trainer. De Rontbergjes, André Cinjee, Hans de Ruiter, Frans van Straaten, Sjef de Poorter, Peter Menheere, de Blinkertjes, laat ik maar ophouden. Ik kan beter geen namen noemen, want ik vergeet er altijd. Als je met zo'n generatie jongens mag werken, dat is geweldig. DHC heeft onder mijn vleugels een vlucht genomen die z'n weerga niet kent". -Was jij nou zo'n goeie trainer? "Ik was wel goed. Ook bij SVV/SMC en DSO heb ik succes gehad. Laat ik het zo zeggen: ik was sociaal betrokken, niet alleen ten opzichte van de voetballer, maar ook ten opzichte van de persoon in kwestie. Verlovingen, bruiloften, ziekenhuisopnames, begrafenissen, Haak stond als eerste voor de deur, met een fruitmand, een bloemetje, met medeleven. Maar ik was ook een trainer met een missie. Orde en discipline had ik hoog in het vaandel staan. Als een speler bij mij kwam binnenlopen, moest hij het niet in z'n hoofd halen Guus te zeggen. Het was meneer Haak of trainer. Het geeft geen pas, als ik met een mogelijke toekomstige sponsor sta te praten, als er dan een speler binnenkomt van: Hé Guus, kan ik de ballen pakken?" Haaks invloed binnen DHC reikt ver. Zo gaat het verhaal dat Regi Blinker destijds graag naar Ajax wil, maar dat Haak dat verijdelt. Hij brengt Blinker naar Feyenoord. "Dat verhaal klopt, ja. Ik vond dat z'n kwaliteiten beter zouden uitkomen bij Feyenoord. Bij Ajax zou hij veel meer concurrentie hebben. Kijk, ik zat toen niet zo maar uit m'n nek te lullen. Er zat een gedachte achter. Regi was 16. Ik heb hem jaren in m'n auto gehad. Hij moest voor allerlei vertegenwoordigende elftallen overal voetballen. Er was geen hond die hem daar naartoe wilde brengen. Dat deed ik dus. Dan is het toch niet meer dan normaal dat hij naar mij luistert? Ik ben als een vader voor hem geweest. Ik vond dat ik de verantwoordelijkheid voor die jongen moest nemen". 'ZE GEVEN DIE BAL MAAR EEN HIJS' "Het is niet niks wat we met DHC gepresteerd hebben". Haak somt moeiteloos de hoogtepunten op die zijn zeventien DHC-jaren sieren. Die variëren van de eervolle 3-2 nederlaag tegen Ajax, voor 18.000 toeschouwers, tot de oefenwedstrijd tegen het Nederlands Elftal. "Dat is toch een eer voor een amateurclub?", geniet hij nóg na. "De wijze waarop we met DHC voetbalden had een onvoorstelbare uitstraling". -Toch zijn er, tot op de dag van vandaag, hele Delftse voetbalvolksstammen die DHC niet pruimen. Is dat vooral ook jouw schuld? "Als je een beetje op niveau wilde voetballen, dan moest je naar DHC toe. DHC was voor jonge talentvolle voetballers de ultieme uitdaging. De keerzijde is dat wie niet met je kunnen wedijveren jaloers worden. Die vinden je een vervelende vereniging. Wat bij jouw club niet kon, kon bij DHC wèl. Jaloezie is een factor die moeilijk is te bestrijden. Als je alles wint wat er te winnen valt, heb je meer vijanden dan vrienden". Van het hedendaagse amateurvoetbal heeft Haak geen al te hoge pet op. "Ik heb een paar keer DSO-zaterdag gezien. Zijn kampioen geworden in de tweede klas. Het is toch in- en intriest als je ziet dat bijna geen één speler de basiselementen van het voetbal beheerst? Ze geven die bal maar een hijs. Je ogen doen er pijn van. Het niveau is hopeloos achteruit gehold". Hij vertelt dat hij 'met ruzie' bij DHC is weggegaan. "Dat hou je niet voor mogelijk, hè?". Maar het was wèl mogelijk. Hij ziet het overigens als 'een incident'. Want: "Daar kon DHC als vereniging niks aan doen. Dat er een paar mensen opstaan, onder wie de verzorger van het eerste en de leider van het tweede, die van mening zijn dat het tussen Haak en de spelers niet meer klikt, ach. Ze zijn er later wel achtergekomen. Ze hebben daarna nooit meer wat gepresteerd, althans niet in die mate zoals ze het met mij meegemaakt hebben". -Zie je die aan jou opgehangen reünie als een vorm van erkenning? "Nee, want daar ben ik helemaal niet op uit. Je moet ook niet haatdragend zijn. Ik heb een schitterende tijd bij DHC gehad. Bovendien: er is er maar één die de credits voor al die successen verdient en dat is meneer Dijkman. Die 17 jaar in het eerste speelde en 23 jaar voorzitter was. En dat allemaal met voorbijgaan aan z'n eigen belangen". (PB) Foto's: Jesper Neeleman

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12