Ook deze flatwoningen aan de Voorhofdreef staan op de kaart om te worden verwarmd met aardhitte uit Delfgauw. (Foto: Henk de Kat)
Ook deze flatwoningen aan de Voorhofdreef staan op de kaart om te worden verwarmd met aardhitte uit Delfgauw. (Foto: Henk de Kat)

Duurzame stadswarmte uit de grond. Lukt dat?

Algemeen

DELFT – In de week voor kerst, vorig jaar, verscheen in dit Delftse weekblad een paginagrote advertentie van de minister van Economische Zaken en Klimaat over het energieplan van een Pijnackerse tuinder. Die wilde de temperatuur in zijn kas op peil brengen met ‘duurzame aardwarmte’, opgepompt heet water van 2,5 kilometer diepte. Er was een plattegrondje bij. Vanuit die kas aan de Pijnackerse dorpsrand waren twee wijdbeense buizen getekend. Eentje naar een winput onder Delfgauw. De tweede een heel andere kant uit, richting Delftse Hout. Daar zou al het opgepompte bodemwater in afgekoelde staat, want de kaswarmte eraan onttrokken, diep in de ondergrond worden teruggespoten. De journalistieke nieuwsgierigheid was gewekt. Helemaal, toen een nogal juichend getoonzet bericht verscheen dat ook de TU Delft wil beginnen met aardwarmtewinning, oftewel ‘geothermie’. Niet voor een tuinderij, maar juist in de stad, voor verwarming van universiteitsgebouwen en flatwijken. 

Door: Henk de Kat         

Dat universiteitsplan versterkte het idee om na te gaan wat geothermie, aangeprezen als een duurzaam alternatief voor aardgas, eigenlijk inhoudt. En vooral: wat dit voor Delft en naaste omgeving betekent, of kan betekenen. Kort daarna kwam er nóg een onderzoeksmotief bij. Rusland draaide de gaskraan naar Europa dicht. Politici gebruiken graag de uitdrukking ‘A blessing in disguise’, als ze ‘Een gezegend bijeffect van een ramp’ bedoelen. Ook hier. Want wrang genoeg leidt de door de oorlog in Oekraïne torenhoog gestegen aardgasprijs er ineens toe dat Nederland nu wél serieus werk maakt van een overgang (‘transitie’) naar milieuvriendelijker energiebronnen. Bronnen met zo min mogelijk uitstoot van CO2, de kooldioxide die in grote mate verantwoordelijk is voor opwarming van de aarde. Een bron zoals windenergie. Of zonnepanelen, liefst met de mogelijkheid erbij tot opslaan van de overdaad aan elektrisch opgewekte warmte in de zomer, voor gebruik in koudere tijden.

In dat rijtje erkende alternatieve energiebronnen kwam door de afgeknepen aardgasstromen uit Rusland en Groningen ook geothermie/aardwarmtewinning veel nadrukkelijker in beeld. De afgelopen week kwam bovendien aan het licht dat Nederland flink achterloopt met uitvoering van de klimaatdoelstelling dat er in 2030 zo’n 55 procent minder uitstoot van CO2 moet zijn dan in 1990 het geval was. Geothermie heeft dus het politieke tij mee. Tot genoegen van een groep TU-wetenschappers, die al vijftien jaar lang wijzen op de optie van aardwarmte als duurzame energie. Het klinkt inderdaad ook zo logisch. Er bevindt zich een natuurlijke warmtebron, heet water op 2,5 kilometer onder onze voeten – laten we die gaan benutten, in plaats van aardgas. Een extra opsteker voor dat pleidooi diende zich eind vorig jaar aan, toen TNO een rapport publiceerde met de conclusie dat gebruik van geothermische warmte 90 procent minder CO2-uitstoot geeft dan verbranding van Russisch of Gronings aardgas.

De universiteit wil nu een eigen mijnbouw-installatie aan de Rotterdamseweg in Delft, om in de praktijk te bewijzen dat winnen van aardwarmte op een ‘veilige en betrouwbare’ manier kán. Aantonen dat het wetenschappelijk verantwoord is om in Nederland nog veel meer geothermie-installaties te bouwen. Het klimaatbeleid van het kabinet is immers dat we in 2050 helemáál van het aardgas af moeten zijn. Geothermie zou dan voor 10 procent de vervanger moeten zijn, naast andere maatregelen zoals nog meer windmolens en zonnepanelen, betere isolatie, gewoon zuiniger aan doen en wellicht nog waterstof en kernenergie.

In deze context is het plan van de TU-wetenschappers voor een voorbeeldproject in Delft met geothermie als duurzame stadsverwarming een serieuze zaak. Dat blijkt ook uit de partners waarmee de universiteit een consortium heeft gevormd: een speciale tak van Shell, staatsenergiebedrijf EBN en als operator (technische staf voor de uitvoering) het Nederlandse bedrijf Aardyn, dat eigendom is geworden van de Franse energiereus Engie. Alle reden dus om er een serie onderzoeksverhalen aan te wijden. Die startte op 25 september in dit huisaanhuis blad, met daarna elke week een paginagrote aflevering.

De reeks begon met twee gedetailleerde artikelen over wat in Delft staat te gebeuren. De essentie is dat heet water zal worden opgepompt onder de Delfgauwse wijk Emerald, van 2,5 kilometer diepte, waar het Delftse Zandsteen ligt. Een 60 miljoen jaar oude oerlaag, destijds de bodem van een tropische zee. Nu een fijn-poreuze maar stevige grondlaag, die in alle poriën is gevuld met (zout) water dat dankzij de natuurlijke warmte van onderuit de aardkorst is verhit tot 70 à 80 graden Celsius. Die warmte kun je uit dat water halen, en daarmee ook stadsdelen verwarmen. De planning is dat over twee/drie jaar naast universitaire campus-gebouwen ook 5.000 huurwoningen in Voorhof en Buitenhof worden verwarmd met de hitte van grondwater uit Delfgauw. Deze aardwarmtewinning zal met allerlei meetapparatuur worden gevolgd, als bouwstenen voor het beoogde wetenschappelijk bewijs. Het plan in Delft gaat om een kleine tien procent van de in totaal 52.500 woningen, maar het wordt het tot nu toe grootste stedelijke geothermieproject van Nederland.

In de derde aflevering van de onderzoeksverhalen werd geschetst wat er allemaal komt kijken om dat hete water in Voorhof en Buitenhof te krijgen. Er moet een heel nieuw distributiesysteem komen, een ringleiding voor heet en daarna afgekoeld gebruikt water. Duidelijk werd ook dat continue levering van die aardwarmte niet gegarandeerd is. Alleen al niet, omdat een jaarlijkse onderhoudsperiode van de pompinstallatie nodig is. Er zal dus minstens één andere, aanvullende warmtebron nodig zijn als backup, Waarschijnlijk wordt als achtervang gekozen voor (overigens dan weer fossiele) restwarmte uit de Rotterdamse haven, die moet worden aangevoerd door de grote buizen langs de Provinciale Weg tussen Voorhof en Buitenhof.

De tuinbouw rondom Delft, in het Westland en in Pijnacker, werkt al ruim tien jaar met geothermie. Vanuit één installatie worden soms tientallen collega-kwekers bediend. Uit de beschrijving van die ervaringen bleek dat het een pioniersfase is geweest met vallen en opstaan, want er ging in het begin ook het één en ander mis met die mijnbouwactiviteiten, wat boren naar aardwarmte op 2,5 kilometer diepte in feite is. Het runnen van die geothermie-installaties in de glastuinbouw is gaandeweg wel steeds professioneler geworden. Staatstoezicht op de Mijnen en het ministerie van Economische Zaken eisen dat tegenwoordig ook.

Verder werden in de artikelenserie verontruste bewoners uit Delfgauw aan het woord gelaten. Twee Pijnackerse tuinders halen daar al jaren heet water weg onder hun voeten, en nu komt de TU-groep er nog bij. De belangengroep is er niet gerust op hoe dat zal uitpakken. Er klonk ook misprijzen over het gebrek aan informatie van Delftse kant.

In een interview met Glastuinbouw Nederland ging het over de grote financiële zorgen rond ook geothermie, als gevolg van het dichtdraaien van de Russische gaskraan. Tuinders kregen vóór ‘Oekraïne’ op een aparte manier rijksubsidie, als bijdrage in hun kostbare investering van geothermie-installaties. Het uitkeringssysteem – het gaat jaarlijks bij elkaar om miljoenenbedragen – was en is nog altijd gekoppeld aan de actuele aardgasprijs, en dat pakt nu averechts uit. Hoe duurder het aardgas, hoe minder de subsidie voor kwekers van bloemen, groenten en fruit. Momenteel ontvangen ze helemaal niets meer. Het is daardoor crisis in de tuinbouw, ook voor de met geothermie werkende glastuinders in Haaglanden. Mogelijk wordt ook de TU Delft geraakt door deze nog niet opgeloste subsidie-problematiek, want ook hier was gerekend op de rijkssubsidie uit de daarvoor bestemde pot.

Verder werd het hoofd van Staatstoezicht op de Mijnen gevraagd of het eigenlijk wel veilig en qua geluidsoverlast kan, de bouw van een centrale aardwarmtefabriek aan de Rotterdamseweg tegenover de voormalige stadshaven aan de Schie. Hij zei dat het nauw luistert, zo’n locatie in een stadsomgeving, en dat als het na een proefboring echt tot winning komt nog nader zal worden gekeken naar de situatie in Delft.

Dit aspect kwam aan bod in het zesde deel van de serie onderzoeksverhalen. Al die artikelen hadden dezelfde insteek. Feitelijke informatie leveren. Duidelijk maken waar geothermie in deze stad concreet op neerkomt. Beschrijven wat inmiddels elders de ervaringen zijn. Hoe de verwachtingen luiden voor de komende jaren. Om er zeker van te zijn dat de feiten en citaten klopten, werd elk artikel vóór publicatie aan alle gesprekspartners voorgelegd ter verificatie.

Het zijn nogal lange verhalen geworden. Er viel ook zoveel te vertellen, en uit te leggen. Het onderzoek leverde namelijk een berg aan informatie op over aardwarmtewinning in de stad en regio, en zeker over specifiek het universiteitsplan. Informatie, die als gevolg van de sterke verschraling van de lokale pers in Delft niet eerder was gepubliceerd. Daardoor moesten al die nieuw vergaarde gegevens nu in één verhalenronde worden verwerkt. En nóg is lang niet alles gezegd over geothermie.

Nauwelijks bekend is bij voorbeeld dat Engie, het grootste energiebedrijf ter wereld, door het opkopen van de Nederlandse operator Aardyn niet alleen intensief bij het stadsproject in Delft is betrokken, maar dat deze van oorsprong Franse energiereus via eerder gedeponeerde claims van Aardyn-partners ook in een groot deel van Rotterdam en Den Haag het voorrecht is verworven om daar als eerste een boorpoging te wagen naar aardwarmte. Het zegt iets over de grote zakelijke belangen op de achtergrond.

Maar als één ding echt duidelijk is geworden door die berg aan lokale informatie uit de Delftse onderzoeksverhalen, dan is het dat invoering van geothermie in een bestaand stedelijk gebied allerminst een eenvoudig zaak is. Er komt heel veel bij kijken. Zoals de noodzaak van een nieuw leidingstelsel door de stad, voor het transport van heet water. Ook moet de TU-groep een akkoord zien te bereiken over heetwater-verkoop aan de woningcorporaties in Voorhof en Buitenhof. Die op hun beurt moeten daarover in conclaaf met hun huurders – want wat worden de tarieven en de warmtezekerheid voor hén?. Verder wacht nog onderzoek naar de veiligheid en geluid van een warmtefabriek in een stedelijke omgeving.

En dan speelt, fundamenteel, de onzekerheid over hoe lang aardwarmte eigenlijk beschikbaar is. TNO en Staatstoezicht op de Mijnen houden het erop dat een aangeboorde heetwaterbron ongeveer 30 jaar productief zal zijn. Dan is uitputting van de winlocatie nabij, of althans afkoeling ervan. Mede ook daarom rijst tot slot de voorzichtige vraag of woningen in stedelijk gebied eigenlijk niet beter/makkelijker en qua netwerk ook voordeliger en simpeler bediend kunnen worden met duurzame warmte uit een andere bron: die van de eeuwig beschikbare zon. Maar die kernvraag is een punt voor een nog breder opgezet toekomstig onderzoek en een politiek debat daarover, waarbij het heel zinnig lijkt – is de conclusie uit deze verhalenserie – om dan echt ook de lokaal spelende voors en tegens mee te nemen in zo’n globale afweging.

Deze serie onderzoeksverhalen werd mede mogelijk gemaakt door het Media Fonds Delft en Delft op Zondag.

Overzichtskaart met in groen de vele al afgegeven vergunningen tot opsporing van aardwarmte. In paars al werkzame draaiende geothermiecentrales die, op een kleinere Haagse stadswarmtefabriek na, allemaal zijn opgezet door Zuid-Hollandse tuinders. Gearceerd: recente aanvragen van tuinders om ook met aardwarmtewinning te mogen beginnen. (Infographic: Nlog)