Afbeelding

De laatste Delftse duivenmelkers zijn nog even bevlogen als in de gloriejaren

Algemeen

Editie: Week 11, Jaargang 23 |

Jaap de Klerk is uren per dag in zijn duiventil met zijn kroppers in de weer. Hij doet niets liever.

DELFT – Jaap de Klerk vertoeft uren per dag in zijn duiventil in Tanthof. Met zijn kroppers probeert hij andermans kroppers te vangen. Dat is de sport. “Erin is erin en weg is weg.”

Het was ooit een populaire sport. Vooral in Den Haag, maar ook in Delft woonden veel duivenmelkers die kroppers hielden. Zeker in de volksbuurten als Wippolder en Westerkwartier was er geen straat zónder duivenhokken op de daken. Het idee achter die hobby is simpel, de uitvoering minder eenvoudig: jouw duiven moeten andermans duiven verleiden en meelokken. Zodra ze in de duiventil komen gaat het luik dicht en ben je een duif rijker. “We zijn helaas van een uitstervend ras”, begint Jaap de Klerk. “Jeugd speelt tegenwoordig al niet eens meer buiten, laat staan dat ze duiven houden. Jammer.”

De Klerk, 57 jaar jong, houdt al vijftig jaar duiven. Hij had ze ook weleens eventjes niet, maar bij elk vogelgeluid keek hij in die tijd meteen naar boven. Hij bleek niet zonder z’n ‘duiffies’ te kunnen. Als klein jochie van 7 jaar oud begon hij met postduiven. Al spoedig schakelde hij over op de Haagse kroppers. Die liefde ging nooit meer over.

‘HIJ MOET LIEF ZIJN VOOR DIE DUIVIN’
In Tanthof zijn, weet hij, nog zes duivenmelkers met kroppers. Dat waren er ooit vijftien. “Maar ik ben de enige in de wijk met een originele til.” Dit twee verdiepingen tellende hok heeft hij naast z’n huis gebouwd en zit vol luikjes, hokjes en verschillende afdelingen. En duiven, zo’n veertig in totaal. Trots leidt hij ons er rond. Terecht, want elk verblijf ziet er even keurig en schoon uit. Net als de bewoners ervan. “Hier sta ik nou hele dagen.” Als hij op en neer gaat met z’n hoofd en ‘hoe, hoe, hoe’ zegt, doen z’n duiven mee. Pas als hij wil demonstreren hoe een doffer een duivin verleidt, gaat het niet helemaal goed. De doffer doet dit, vindt De Klerk, iets te wild. “Dat moet ‘ie niet doen, hij mag haar niet pikken”, zegt hij. “Hij moet lief zijn voor die duivin.” De doffer mag z’n donkere hok weer in. Kans verkeken.

HET KWEKEN VAN DE CASANOVA ONDER DE KROPPERS IS GEEN SINECURE
De Klerk probeert andermans duiven te vangen. Het omgedraaide gebeurt ook. “Dat doet pijn”, weet hij. “In deze sport zijn hele vetes geweest.” Niet zelden omdat de ongeschreven spelregels werden overtreden en bijvoorbeeld lijmplanken als hulpmiddel werden ingezet. Voor wie het goed èn eerlijk wil doen, komt er meer bij kijken dan een duif loslaten en maar hopen dat ‘ie terugkomt met een soortgenoot. Gepassioneerd vertelt De Klerk hoe hij er soms jaren over doet om vijf verschillende goede eigenschappen in één duif te kweken. Daar komt veel meer bij kijken dan een goede postduif kweken. Die hoeven alleen snel te vliegen en de weg te vinden, de rest is bijzaak. Nee, het kweken van de casanova onder de kroppers is geen sinecure. De teller staat voor De Klerk dit jaar op zes gevangen duiven. “Als ik er één in de week vang ben ik al blij.” Maar het is lastig in Delft, waar steeds minder kroppers rondvliegen. “Ik ken een Hagenees, die vangt er 150 per jaar.” Maar ook daar neemt de interesse af. “De gemiddelde leeftijd van kroppermelkers is denk ik 50 jaar, daaronder doet bijna niemand dit.”

Wat er zo mooi aan is? “Het is, denk ik, net als met vissen. De spanning. De sport is om de beste kropper van je buurman te vangen, dáár gaat het om. Dat kan twee jaar duren. Soms langer. En in die tijd kan die kropper van de buurman ook jouw duiven meelokken. Als die duif dan op jouw hok landt, sta je te trillen op je benen. Tien keer loopt ‘ie over je til en vliegt ‘ie steeds weer weg.” Als hij de elfde keer wel het hok binnenvliegt en De Klerk met succes het luik dicht trekt, is hij dolgelukkig. “Dan heb je het niet meer.”

‘IN ONZE DUIVENHOKKEN ZIJN WE VIJANDEN’
De Delftse duivenmelkers kennen elkaar allemaal en gaan goed met elkaar om. “Maar in onze duivenhokken zijn we vijanden.” Jaap de Klerk is dan ook keihard als een collega z’n duif terug komt vragen. “Dan komen ze met een smoesje, van ‘het was een duif van m’n zoontje’.” De Klerk is niet vatbaar voor zulke verhalen. “Erin is erin en weg is weg. Dan krijg je ‘m niet meer terug. Andersom, als ze er één van mij vangen, gaat het net zo.” Daar kan hij mee leven.

Waar hij minder goed tegen kan, zijn de broedkasten voor roofvogels, die dierenvrienden in Delft en de regio ophangen. Een kropper, vooral een jong exemplaar, is voor roofvogels een makkelijke prooi. “Want een kropper vliegt heel langzaam, die showt.” Niet zelden raakte hij z’n geliefde duiven aan roofvogels kwijt. “Dan heb ik met bloed, zweet en tranen een bepaalde duif gekweekt. Het doet  heel veel pijn als die door een roofvogel wordt gepakt. En ze pakken nooit die duif waar je nog drie dezelfde van hebt. Nee, altijd die ene waar je een betere band mee hebt en waar je nog veel van verwacht, al is elke duif me dierbaar. Daarom werd ik wat pissig toen ik in Delft op Zondag las over de broedkasten voor slechtvalken. Ik vind roofvogels schitterende beesten, echt prachtig. En gelukkig gaat het goed met ze. Maar laat de natuur lekker z’n gang gaan. Ze hebben die nestkasten helemaal niet nodig. Ik ken duivenmelkers die tien duiven per jaar kwijtraken aan roofvogels. Dan gaat de lol er snel vanaf. Als ook die duivenmelkers stoppen, blijven er nóg minder over. En we zijn al een uitstervend ras.” Het zou dood en doodzonde zijn als deze sport helemaal verdwijnt, vindt De Klerk. “Het is een unieke sport, die alleen in deze regio bestaat. Buiten Nederland vind je het al helemaal niet. Deze sport is een soort cultureel erfgoed.”

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12