Afbeelding

Burgemeester als hoeder van de Delftse zeden en normen

Algemeen

Editie: Week 49, Jaargang 22 |

Burgemeester mr. G. van Baren, geprezen om zijn financiële doortastendheid maar soms ook versmaad om zijn strikte gereformeerde principes. (Archief Delft)

Eind 2015 verschijnt een tweedelig standaardwerk over de geschiedenis van Delft en haar bewoners, vanaf de oorsprong tot heden. Redacteur Ingrid van der Vlis vertelt maandelijks over het werk aan dit project.

Het is vaak genieten bij het doornemen van gemeenteraadsstukken voor de stadsgeschiedenis. Raadsleden en het college van burgemeester en wethouders proberen elkaar continu te slim af te zijn om de stad zo in te richten als het hen goeddunkt. Dat is honderd jaar geleden niet veel anders dan nu. Wat wel anders is, is het sterk betuttelende toontje. Waar anno 2014 voornamelijk over geld wordt gesproken, komen in de jaren ’20 en ’30 ook volop morele debatten voor.
Vooral burgemeester Gerardus van Baren is een uitgesproken voorstander van het zedelijk verheffen van de Delftenaren. Van Baren is jurist en een streng gereformeerd man, lid van de Antirevolutionaire Partij (ARP). Zijn benoeming in 1920 is voor de grote groep katholieke Delftenaren wel even slikken. Zijn voorganger L.W.C. van den Berg was immers ook al van gereformeerde huize. Van Baren bewijst zich echter snel in de stad. De gemeentefinanciën komen op orde, de openbare diensten floreren als nooit te voren en hij weet lastige infrastructurele klussen tot een goed einde te brengen. Daarnaast neemt Van Baren ook nog eens het voortouw in het tegengaan van onzedelijkheid.

Ongeregelde toestand
In de jaren ’20 maken velen zich zorgen over de ‘jeugd van tegenwoordig’. Jonge fabrieksarbeiders kunnen eenvoudig geld verdienen en in de snelgroeiende steden is veel vertier voorhanden. Vooral openbare dansgelegenheden trekken de aandacht. In heel Nederland buigen experts zich over het zogenaamde Dansvraagstuk: wat te doen met de nieuwe seksueel getinte paardansen? Van Baren stelt voor Delft een serie dansbepalingen op. Hij geeft toe dat ze ‘een tikje scherper’ zijn dan in andere steden, maar tot nu toe was er dan ook helemaal niets geregeld. In Delft is het volgens hem een ‘hoogst ongeregelden toestand’ en dat heeft ernstige misstanden tot gevolg gehad, waarover hij in de gemeenteraad overigens niet wenst uit te wijden. De raad gaat zonder noemenswaardige discussie akkoord. Van Baren geldt tenslotte als autoriteit op dit gebied. Hij wordt uitgenodigd voor de Regeringscommissie inzake het Dansvraagstuk, die advies mag uitbrengen aan de Tweede Kamer.


Iets meer tegenstand ondervindt Van Baren bij zijn strijd tegen alcoholgebruik. Het aantal cafés is in Delft al jaren gemiddeld hoger dan in omliggende gemeenten. Studenten, garnizoenssoldaten en marktbezoekers blijken goed voor een flinke omzet. Middenstanders in de horeca becijferen wat ze mislopen als het aantal tapvergunningen daalt. Van Baren houdt zijn rug recht ondanks tegenwerpingen in de raad en protest van stadsgenoten. Zodra ook de sluitingstijden in 1926 aangescherpt worden, laat uitbater Kier Kruif in de raad weten: “U heeft mij financieel en moreel vermoord met uw bepalingen”. De gemeenteraad stemt met een kleine meerderheid toch in met de nieuwste verordening. Loco-secretaris J.F.J. Walhout en hoofdinspecteur C. Borstlap schrijven enkele jaren later zelfs een landelijk gebruikte handleiding voor de nieuwe Drankwet. Delft wijst moreel de weg.

Zondagsrust
Dans en drank geven relatief weinig controverse. Dat is anders met de door Van Baren gekoesterde zondagsrust. Vooral als de dag van de arbeid, 1 mei, op een zondag valt, regent het interpellaties in de gemeenteraad. De burgemeester verleent geen vergunningen voor socialistische optochten. Ook minder politieke activiteiten als sporten op zondag zijn vrijwel altijd goed voor gesteggel in de raad. Omdat de zondagsrust volgens Van Baren een beginsel is, houdt hij zich aan zijn – eigen – principes. In 1934 lijkt het er even op dat de raad hem dwingt voortaan ruimhartiger om te gaan met de Zondagswet, maar een kleine meerderheid redt hem uit deze benarde positie.


Wie de burgemeester echt op de kast wil hebben, brengt de kermis ter sprake. Het volksfeest is in 1918 door zijn ARP-voorganger afgeschaft, maar wordt nog steeds gemist. Voorstanders pleiten regelmatig voor herinvoering. Van Baren kan in deze debatten soms flink uit zijn slof schieten. Het weer toestaan van de kermis zou ‘in flagranten strijd’ zijn met alles wat in Delft is opgebouwd, juist nu hier ook gewerkt wordt aan ‘de geestelijk-zedelijke verheffing’ van het volk. Zelfs als er een ogenschijnlijk onschuldig voorstel opborrelt om een feestweek in de stad te organiseren, reageert de burgemeester als door een adder gebeten. Hij ziet grote principiële en ethische bezwaren; caféhouders zouden de enige winnaars zijn van zo’n activiteit. Het plan verdwijnt weer van tafel.


Delft houdt de moraal hoog. Op papier dan. Met diverse particuliere kermissen in katholieke kring, bals voor studenten en dansfeesten binnen allerlei verenigingen hebben Delftenaren volop keuze in vertier buiten de deur. En het feit dat de stad in deze jaren maar liefst negen comités tegen drankmisbruik telt, geeft toch ook te denken.

Eerdere afleveringen nalezen? Dat kan op www.geschiedschrijvingdelft.nl.

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12