Pieter Jouke: stand-up comedian, cabaretier, schrijver, schilder, angsthaas, geluksvogel, marathonloper en Delftenaar

Algemeen

(foto: Roel van Dorsten)

DELFT – Pieter Jouke is om te lachen. Hoe harder en hoe vaker, hoe beter. Hij verdient immers de kost als stand-up comedian, als cabaretier, als tekstschrijver. Hij schildert, schrijft boeken en runt een T-shirt-bedrijfje. En hij is ook nog 's, sinds 2000, Delftenaar.

Praten met Pieter Jouke is onderhoudend. Maar het is niet voortdurend in een deuk liggen vanwege de grappen en grollen die hij over z'n gesprekspartner meent te moeten uitstorten. Integendeel, zelfs. "Ik kan heel goed grappen bedenken. Dat gaat de hele dag door. Maar ik kan dat ook goed uitzetten. Zoals nu. En het kost me ook geen energie om het weer aan te zetten". 

-Waarom kan jij dat, grappen bedenken en grappig zijn?
"Omdat mijn vader dominee is. En mijn moeder Nederlands heeft gestudeerd. Er werd bij ons thuis heel veel gepraat, onderling en met anderen. Mijn vader heeft veel humor, speelde veel met taal. We deden veel taalspelletjes. Taal is mij met de paplepel ingegoten. En ik kan blijkbaar vrij snel associatief denken. Daar zit een verrassingselement in, daardoor is het grappig. En ik vind het heel leuk om grappen te schrijven". 

-Wanneer schrijf jij je grappen?
"De meeste grappen schrijf ik als ik grappen schrijf". 

-Moet je ook om je eigen grappen lachen?
"Soms kan ik wel om mezelf lachen, ja. En soms ben ik ook wel echt trots op een echt goeie grap. Die overigens ook wel 's helemaal kapot valt in het theater. Humor zit voor mij in de taal, maar ook in situaties. En wat ik heel leuk vind, zijn ontmoetingen tussen en conversaties van mensen. Dan kun je mensen dingen laten zeggen, mensen elkaar verkeerd laten begrijpen en dat is altijd leuk". 

-Laten we er maar niet langer omheen draaien: wat is humor?
"In het algemeen is humor datgene waar mensen om kunnen lachen. Dat kan van alles zijn. Iets heel naars. Of iets heel positiefs. Humor, dat is mensen laten lachen. Dat is plezier maken met elkaar. Met een stel vrienden oude verhalen ophalen, dat is ook humor". 

-En wat is jouw humor?
Lacht hartelijk. "Mijn humor? Ha, die is briljant". Dan toch maar serieus: "Slimme dingetjes, dat vind ik leuk. En absurde dingen. Ik hou heel erg van meta-humor. Van iemand die zichzelf in z'n staart bijt. Die zichzelf voor schut zet. Van anti-humor, dus ook. Een voorbeeldje. Al is dat wel lastig om het op papier goed over te laten komen. Het heeft ermee te maken dat je weet dat iets echt niet kan en dat je het tóch doet. Op zich is het woord 'kut' voor kinderen die aan het puberen zijn grappig. Als je volwassen bent, word je geacht daar niet meer om te lachen. Is de grap dus het woord 'kut', dan kan dat echt niet. Maak je die grap dan tóch, dan is dat dommigheid". Hij veroorlooft zich even een zijstapje naar het T-shirt-bedrijfje dat hij samen met designer Martine de Jong runt. "We hebben een T-shirt waarop staat www.kuisjetaal.nl/vingerinjekut. Dat is zó ontzettend puberaal. Nee, dat T-shirt verkoopt niet zo héél goed, maar ik kan er heel erg om lachen". Zoals hij ook graag het T-shirt showt waarin hij dit gesprek tot een goed eind probeert te brengen. Dat torst het veelzeggende 'Donoren moeten DOOD'. 

-Nu we tóch zo bezig zijn: al die stand-up comedians die vandaag de dag in nauwelijks nog te tellen aantallen in theaters en op televisie lollig staan te wezen, moeten het toch wel erg vaak hebben van zogenaamde grappen over hun opvoeding en (vooral) over sex. Zijn dat niet een beetje afgezaagde kapstokken?
-'Afgezaagde kapstokken zijn heel slechte kapstokken. Ik heb zelf ook niks met zulke stand-up'ers. Er zijn er zó veel waar ik niet om kan lachen. Ik kan eigenlijk alleen maar lachen om originele dingen. Ik maak zelf heel veel grappen, ik zie ze meestal wel aankomen bij anderen. Het moet voor mij slim zijn en origineel, wil ik erom lachen. En het moet noodzaak hebben. Anders is het gewoon moppen tappen. En moppen zijn lang zo leuk niet als de dingen die op zichzelf al een goed verhaal zijn". 


Pieter Jouke is geboren in Kampen. Daar was z'n vader toen dominee. Zoals dat met geestelijken gaat, die preken nogal eens voor andere parochies. Het gezin - vader, moeder, oudere zus, jongere broer – verhuisde naar het Friese Zwaagwesteinde. En daarna naar Vlaardingen, of all places. "Ik was negentien toen ik ging studeren. In Tilburg. Daarna heb ik nog in Utrecht gewoond, in Rotterdam en weer in Vlaardingen. Sinds 2000 woon ik in Delft". 

Zeer tot zijn genoegen, en ook dat is geen grap. "Delft heeft alles wat ik nodig heb. Het is een studentenstad, dus het heeft horeca. Delft heeft heel veel gezellige kroegjes. Delft heeft historie, dus karakter. En er wonen hier heel veel aardige mensen". Maar hij weet hier en daar ook wel een ergernisje op te hoesten. "Er is zo weinig natuur. Ik ben marathonloper. Dan loop ik, bijvoorbeeld, naar Kijkduin. Dan loop ik zowat niet door de natuur. Als ik door de Delftse Hout loop, daar ben ik dan ook al snel doorheen". 

Hij heeft de marathon al een keer of vijf, zes gelopen. "Ik train daarvoor, maar semi-gedisicplineerd. Er zijn weken dat ik twee keer per dag train, maar het komt ook voor dat ik maar twee, drie keer in de week train. Of dat ik eens werk heb, dat komt ook wel 's voor. Op 5 april loop ik in Rotterdam. Wil ik onder de 3 uur 30 minuten lopen. In Amsterdam, een half jaar geleden, heb ik 3 uur 14 gelopen. Als ik binnen een jaar onder de 3 uur loop, stop ik. Ga ik schaatsen, skeeleren, fietsen". 

-Hoe was jij als kind?
"Druk. Ik had veel energie. Vroeg toch wel veel om aandacht. ADHD? Dan doe ik de mensen die dat hebben tekort, want die hebben er problemen mee. Ik had er alleen de lusten van. En die energie heb ik nog steeds". Waarna hij een lofzang aanheft op zijn vrouw (en moeder van hun twee kinderen). "Dat meen ik echt: tot ik haar kende, was ik nog nooit moe geweest. Daarna juist wèl". Om misverstanden te voorkomen: "In de periode dat ik haar leerde kennen, ben ik tegen m'n grenzen aangelopen. Ik kwam op een gegeven moment zelfs in het ziekenhuis terecht. Vanwege hartproblemen. Had ik me echt kapot gewerkt. Dat heeft me wel realistischer gemaakt. Me het besef bijgebracht dat ik niet de superman ben die alles kan. Toen ik mijn vrouw leerde kennen, is alles op de schop gegaan. Op een positieve manier. Nu klopt alles". 

-Dat doorgaan tot en zelfs voorbij het gaatje, heeft dat ook met je Calvinistische opvoeding te maken?
"Heel erg, ja. Als ik in een half jaar omzet wat ik in een jaar moet omzetten, dan ga ik niet een half jaar niks zitten doen. Dan ga ik niet alleen maar TV zitten kijken, want daar voel ik me dan slecht bij. Alles moet efficiënt gaan. En effectief. Dat heb ik nog steeds. Ik zou moeten leren daarin mijn momenten van rust te kiezen. Wat dat betreft heb ik het de laatste vakantie goed gedaan. Voor het eerst sinds jaren. Heb ik niet 1200 kilometer naar Italië in één keer doorgejakkerd, maar er vier dagen over gedaan. En m'n twee kinderen vonden dat ook veel fijner". 

-Hoe kijk jij terug op je jeugd?
"Vergeleken met hoe gelukkig ik nu ben, was m'n jeugd wel heel zwaar. Ik heb nu echt alles wat ik me zou kunnen wensen. Dat heeft er in m'n jeugd wel periodes aan ontbroken. Dat neem ik niemand kwalijk. Het heeft me wel gemaakt tot wie ik nu ben. Het is ook één van de redenen waarom mijn comedy steeds beter gaat worden. Dat ik steeds meer van mezelf laat zien, maakt het alleen maar interessanter". 

Zijn finest moment moet dan ook nog komen, weet hij wel zeker. "Dat is volgens mij het moment dat alles bij elkaar komt: de vorm, de inhoud, dat ik nóg meer van mezelf kan laten zien. Ik láát al veel meer van mezelf zien dan vijf jaar geleden, maar ook nog steeds wel te weinig. Als mensen mij vroegen: Hoe gaat het?, dan kon ik met een goeie grap antwoorden. Als ik maar het masker van de humor opzette, dan was het wel oké. Daarmee verbloemde ik dat het niet altijd goed ging. Ik ben niet altijd heel gelukkig geweest. Maar nu ben ik waanzinnig gelukkig". 

-Denk je er wel 's over na wie, wat of waar je bent als je pakweg 50 bent?
"Ik moet je eerlijk zeggen: ik vraag me af wat ik over twee jaar doe. Wat héérlijk dat ik dat nog niet weet". Slaat dan toch een beetje aan het filosoferen. "Ik heb net, met twee andere schrijvers, een boek geschreven. Ik ga nóg een boek schrijven. Ik ben ook aan het schilderen. Ik wil schrijven, schilderen, liedjeszanger achter de piano worden en reizen, een beetje landlopen".

Na de Lagere School doet Jouke z'n zesjarige VWO-opleiding in zeven jaar. "Ik ben in de vierde blijven zitten. Ik zeg altijd: Dat kwam omdat m'n ouders toen gescheiden zijn. Daarmee heb ik echt wel het maximale uit die scheiding gehaald". Hij studeert Arbeid en Organisatiepsychologie, in Tilburg, hoewel hij eigenlijk 'iets met computers' wil doen. Hij maakt die studie af, want: "Ik heb er nooit over gedacht het niet af te maken". En dat hoewel hij toch een ietwat frivole opvatting van studeren heeft: "Een jaar lachen, dan in het bestuur van de Studentenvereniging en de laatste twee jaar hard doorwerken". 

De in zijn Studentenhuis heersende discipline helpt een handje: "Grote bek? Veel zuipen? Prima. Maar je gaat wèl afstuderen. Ik kon dat goed. Ik kon dingen goed uitstellen en in de laatste anderhalf jaar die jaren inhalen". En wat ook nooit weg is: "Ik leer wel makkelijk. Maar ik zeg ook eerlijk: ik vraag me af, als je het systeem doorhebt, of een universitaire studie niet eigenlijk gewoon een universitaire cursus is. Alleen met Statistiek had ik wel moeite. Dat heb ik ook op statistiek gehaald. Die tentamens heb ik zó vaak gedaan dat de kans steeds groter werd dat ik de goeie antwoorden aankruiste…" Toch zegt hij ook: "Ik zou heel graag willen promoveren. Op de effecten van humor op werk en de samenleving en zo. Maar dat wil ik dan eigenlijk doen zoals ik studeerde: de dingen een beetje aan mekaar flansen. Maar volgens mij kan dat niet. En ik zou het toch ook niet doen. Uit respect voor m'n vrouw die haar promotie echt verdiend heeft". 

Na z'n studie gaat Jouke werken. Het wordt Personeelswerk. Of, dat mag ook: P en O-activiteiten. Waarbij de P voor Personeel staat en de O voor Organisatie. Hij doet dat bij verschillende organisaties. Variërend van een Zweedse multinational tot de TU. Met meer en soms helemaal geen arbeidsvreugde. Bovendien: de comedy heeft dan al lang bezit van hem genomen. "Daar wilde ik ook méér aan gaan doen". Als 'De Wereld Draait Door' hem de aanbieding doet comedycoördinator te worden, hoeft hij niet lang na te denken. Helaas: "Ik heb 's morgens mijn baan als P en O-adviseur bij de TU opgezegd. En 's middags hoorde ik dat zowat al die gasten van de Comedy Train als comedycoördinator waren gevraagd. Niet zó handig".

-Maar wanneer ben jij nou met comedy of met optreden begonnen?
"In 2000 heb ik voor het eerst bij Open Podium opgetreden. Ik had eerder nooit iets gedaan. Ik ging ervan uit dat ik dat waarschijnlijk wel kon. Ik wilde het een keer proberen. Ik ben heel verlegen, maar nóg ijdeler, waarschijnlijk". Hij gaat 'overal en nergens' spelen. Komt bij Comedy Train terecht, maar wordt daar ook weer weggestuurd. "Wat ik deed paste niet helemaal bij de doelstellingen van Comedy train. Ik snapte dat ook wel, maar ik vond het heel erg. Ik dacht zelfs: Misschien moet ik toch maar weer P en O-adviseur worden". Maar nee, zo ver komt het niet. Hij wijkt, mèt z'n gezin, uit naar Hongkong en Nieuw Zeeland. Treedt daar op. "Dat ging zó goed, hoewel het niet in m'n eigen taal was. Ik dacht: Fuck you, ik ben hier ècht goed in. Ik ga ècht niet stoppen. En kijk: ik zit hier nog steeds".

Jouke heeft het er maar druk mee. Treedt op als stand-up comedian en als cabaretier. Schrijft teksten voor en doet radio- en TV-programma's. Schrijft voor collega's en maakt filmpjes. Schildert en schrijft boeken. "Ja, ik kan ervan leven". Hij is één van de drie stand-up comedians die maandagavond De Sjees vrolijk onveilig zullen maken. 

-Hoe ver kun je gaan met grappen maken?
"Ik vind het niet leuk als mensen er last van hebben. Maar ik heb wèl mijn mening en die geef ik. Er zijn wel 's mensen weggelopen. En er zijn ook mensen die grappen niet helemaal begrijpen. Ik heb niks met religie. Ik geloof niet in God. Als mensen dat wèl doen, dan gun ik ze dat van harte. Maar ik ga me niet inhouden in het geven van m'n mening daarover". 

Grote mond, klein hartje. Daar lijkt het op: "Ik ben bang in het donker". Sterker: "Ik ben overal bang voor. ik ben echt een angsthaas. En ik ben vooral heel erg bang om dood te gaan. In die zin is het wel jammer dat ik niet in één of andere God geloof. Dat het ophoudt als ik doodga. Misschien dat ik te zijner tijd toch nog één of andere religie aanklamp". 

-Niet dat dit een 'In Memoriam' is, maar hoe wil jij herinnerd worden?
"Als iemand die best oké was. Die wel probeerde er iets van te maken. Dat zou ik wel tof vinden. Sterker nog: ik zou het heel tof vinden áls ik herinnerd word". (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12