Jurjen Fennema, dominee in Delft, balanceert op raakvlak tussen geloven en weten

Algemeen

DELFT – Jurjen Fennema is dominee in Delft. "Het is veelzijdig werk. Je praat met mensen van allerlei leeftijden. Je ontmoet mensen in een zeer intieme omgeving. Je bent bezig met zingeving, met de kwaliteit van het leven. Daar probeer je ook een bijdrage aan te leveren".

Jurjen Fennema (52) is sinds 1993 dominee. Predikant mag ook. Nee, hij heeft er nooit spijt van gehad dat hij voor dit beroep heeft gekozen. "Je schrijft, je praat, je preekt, dat vind ik leuk". 

-Ben je nu een andere dominee dan pakweg tien, vijftien jaar geleden?
Hij neemt even wat bedenktijd. 'Nee, dat denk ik niet. Qua ideeën in elk geval niet. Die zijn wel in stand gebleven". Maar: "Kijk, iemand die getroffen wordt door ziekte stelt vragen. Waarom ik? Waar heb ik dat aan verdiend? Dat was vroeger zo, dat is nu zo. Je raakt in de loop der tijd natuurlijk wel meer ervaren. Je herkent meer wat in gesprekken valkuilen kunnen zijn. Wat je wel en wat je niet kunt zeggen. Wat niet veranderd is, is m'n enthousiasme, m'n gedrevenheid. En je moet wel van mensen houden. Dat is een voorwaarde om dit soort werk te kunnen doen". 

"Wat wèl voor veranderingen heeft gezorgd in m'n werk is m'n ziekte. Door de Ziekte van Parkinson ga je veel meer genieten van wat je nog kunt. Kwetsbaar maakt kostbaar, dat is wel een soort motto voor m'n werkhouding". 

-Belemmert die ziekte je erg in je werk, in je functioneren?
"Nou, het belemmert me natuurlijk wel. Je moet er rekening mee houden. Bijvoorbeeld: wanneer slik je je pillen? Vroeger kon ik veel onbevangener en spontaner reageren. Ik ben nu wat meer berekenend geworden. En ook wat voorzichtiger'. 

Hij is, zegt hij, een optimist. "Ik ben heel erg optimistisch. En ik ben een doorzetter. Ik werk, bijvoorbeeld, met een spraakcomputer. Dan loop ik door m'n kamer en dan dicteer ik m'n teksten. Die verschijnen dan keurig op het beeldscherm. Een preek uitschrijven, dat lukt me wel, maar langzaam. Het leuke van als ik m'n preek dicteer is dat het vaak meteen spreektaal is". 

-Stel jij je zelf ook wel de vraag: Waarom ik? Waar heb ik dit aan verdiend?
"Laat het duidelijk zijn: ik baal er gewoon van dat ik die ziekte heb. Maar in mijn theorie is het zoiets van: de mens is breekbaar en broos. Vanaf de eerste dag in je leven kan het al met je afgelopen zijn. Elke dag is meegenomen. Ik ben heel lang gezond geweest. Toen kwam die ziekte. Heel vervelend, maar het overkomt mij. Mijn ziekte is vooral de openbaring van de kwetsbaarheid van de mens. Maar ik heb geen verwijten richting God of zo. Daarbij komt: ik ben wel ziek,. maar dat is nog niet het einde van de wereld. Je ontdekt ook schoonheid waar je voorheen aan voorbij keek. Je gaat veel intensiever leven. Genieten wordt echt supergenieten". Lacht. "En balen blijft gewoon balen". 

Wat, filosofeert hij hardop, mede bepalend zou kunnen zijn voor hoe hij nu in het leven staat: "Op m'n drie-en-dertigste heb ik m'n beste vriend verloren. Hij had kanker. Ik dacht: Ik niet, ik ga nog effe door. Maar het gaf vooral een schokeffect, zo van: het kan zó maar afgelopen zijn met je. Ga er maar niet vanuit dat het leven een standaardlengte heeft, zo van: de mens moet 70, 80 jaar worden. Nee, de mens wíl 70, 80 jaar worden".

'VALLEN ZE ZOWAT VAN HUN FIETS' 

Hij heeft, als je dat zo mag en kan formuleren, in z'n werk wel voordeel van z'n huidige situatie. "Je herkent bepaalde vragen en situaties". Maar hij weet ook wel een nadeel te noemen. "Als mensen iets hebben dat minder erg is dan wat ik heb, dan gaan ze zich verontschuldigen. Als mensen last hebben van verkoudheid of een longontsteking, ik noem maar wat, dan leggen ze zichzelf een blokkade op. En die blokkade is mijn ziekte". Dan, olijk: "Maar ik zeg natuurlijk ook niet: Moet je kijken wat ík heb". 

-Hoe belangrijk is humor in jouw situatie?
"Heel belangrijk. Humor is voor mij de brandstof. Jezelf relativeren, zelfspot, Joodse humor, proberen je ellende een beetje weg te lachen. En ondertussen proberen van het leven te genieten. Zo ga ik met m'n vrouw elke vrijdagochtend naar het strand van Scheveningen. Naar salsales voor Parkinson-patiënten. Die leraar heeft hier, in Speakers, ook salsales gegeven toen ik nog niet zo slecht was. Daar heb ik toen veel plezier van gehad. En sinds ik medicatie gebruik, schaats ik ook weer. Ik was vroeger een heel fanatieke schaatser. Ik heb ook de Elfstedentocht gereden. Ik ben nu aan het skeeleren, in De Uithof. Daar geniet ik ontzettend van. Of ik rij een rondje Schiedam. Dan kom ik wel 's verbouwereerde gemeenteleden tegen. Zeg ik hallo als ik ze inhaal. Vallen ze zowat van hun fiets. Vind ik leuk, die verbazing". 

-Ben je, bijvoorbeeld in je preken, zelf ook wel 's lollig?
"Laatst, met Pinksteren, heb ik nog een mop verteld. Drie dominees kampten met hetzelfde probleem: er zaten vleermuizen in hun kerk. Die begonnen dan tijdens de dienst te fladderen. Dominee uit z'n concentratie, giechelende jongeren, afgeleide kinderen. Dominee één had deze oplossing: We hebben een actieve gemeente, we hebben met z'n allen steigers geplaatst en die vleermuizen gevangen. Dominee twee zei: Wij hebben niet zo'n actieve gemeente, maar wel een rijke gemeente. We hebben een ongediertebestrijdingsbedrijf ingeschakeld en dat heeft al die vleermuizen weggehaald. De derde dominee, een beetje rare, onconventionele dominee, zei: "Weet je wat ik heb gedaan? Ik heb die vleermuizen allemaal gedoopt en belijdenis laten doen en ik heb ze daarna nooit meer in de kerk gezien…" 

Fennema is geboren in Geleen. Daarna is het vaak verhuizen geblazen, vanwege z'n vader die binnen Philips graag mag jobhoppen. Sittard, Hoogeveen, Waddinxveen, Amersfoort, Amsterdam, Edam, Delft, hij woont, leert en studeert er. Hij is sinds 2000 dominee in Delft. "Ik ben een millenniumdominee". En: "Ik voel me Amsterdammer. Ik ben daar gaan studeren. Theologie aan de Vrije Universiteit, Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Maar ik heb er ook gewerkt als leraar Godsdienst en Maatschappijleer. Al met al heb ik veertien jaar in Amsterdam gewoond. Ook in een kraakpand en in een woongroep. Ja, dat was een bijzonder intensieve tijd, mag je wel zeggen". 

-Veel mensen noemen Delft Amsterdam in het klein. Jij ook?
"Als ik Delft, Amsterdam en Edam, waar ik ben begonnen als predikant, met elkaar vergelijk, dan moet ik zeggen dat Edam meer op Amsterdam lijkt dan Delft. Maar ik vind Delft ook een heerlijke stad. Wat ik wèl zie, ik woon in Voorhof, daar staat ook mijn kerk, de Vierhovenkerk, is dat ik dan toch betrekkelijk los van het centrum woon. Dat vind ik soms wel 's jammer. Niet dat ik liever in het centrum zou wonen, want qua rust zit ik nu prima in Voorhof. Met het uitgaansleven heb ik alleen te maken als ik er zelf deel van uitmaak. Als ik lig te slapen heb ik liever dat ik niet word gestoord. Maar qua gezelligheid en reuring vind ik de binnenstad wel leuk". 

Fennema, herinnert hij zich nog wel, wilde als jongen, "zoals iedere jongen", straaljagerpiloot worden. "Maar m'n ogen waren niet goed genoeg. Toen werd het dokter. Maar ik was niet goed genoeg in Scheikunde. Ging ik richting Bedrijfskunde. Ik zou naar Nijenrode gaan, in Breukelen. Bleek dat ik toch niet zo'n zakelijke interesse had". Wat hem wèl bezighoudt, zijn 'filosofische vragen' over 'de oorsprong, de zin, het doel van het leven', over 'wat waarheid is', maar ook over 'de geschiedenis van de eerste christelijke gemeente in Rome', over 'hoe die steeds sterker werd en door de politiek werd opgemerkt'. "Dat soort vragen vond ik interessant". Theologie en Filosofie, that's the question. Het wordt beide. Dát hij dominee wordt, 'ik wilde niet m'n hele leven leraar zijn", is hem min of meer met de paplepel ingegoten. Maar: "Het was géén roeping. Geen specifiek religieuze vraag, zo van: Jurjen, je wordt geroepen. Op het raakvlak tussen geloven en weten, op dat grensvlak zat ik meestal. En nog steeds. Ik heb in Delft de Spinozakring opgericht. Lezen we werken van Spinoza. Hij is nota bene in Amsterdam uit de synagoge gezet, met de banvloek. En nu zitten wij Spinoza te lezen. Wat misschien ook wel leuk is", en hij richt de blik richting de Markt, "dat is het beeld dat daar staat. Van Hoge de Groot. Die heeft ook leuke theologische literatuur geschreven. Dietrich Bonhöfer, de Duitse theoloog die is opgepakt wegens een mislukte aanslag op Hitler en die is gefusilleerd, heeft eens gezegd: Je moet geloven alsof God niet bestaat. Dat had hij niet zelf bedacht, die zin was afkomstig van Hugo de Groot. Ik heb nog wel in m'n achterhoofd om ook een Hugo de Groot-lezing te organiseren, misschien in samenwerking met Delfia Batavorum, over een interessant filosofisch onderwerp. Lijkt me hartstikke leuk".

'IN HOEVERRE STEL JE JE ERVOOR OPEN?' 

"Als mensen tegen me zeggen: Ik had niet gedacht dat jij dominee bent, dan vind ik dat een compliment. Toen ik in Amsterdam Theologie studeerde, vonden ze dat wel merkwaardig". 

Z'n pretoogjes glinsteren achter z'n ondeugende brilletje. "Ik heb in Amsterdam ook nog in het bestuur van een woningbouwcorporatie gezeten, de voorloper van De Key. Zei één van de bestuursleden een keer: Als ik jouw vrouw zie, krijg ik zondige gedachten. Reageerde ik met dat woord van Jezus: Ga heen, m'n zoon, en zondig niet meer". 

-Vind je preken het leukste onderdeel van je werk?
"Ja. Maar dat is zo, niet iedere dominee is daar even goed in. Je hebt dominees, die zijn uitstekend in het begeleiden van mensen. Dat zijn eigenlijk halve psychologen. Je hebt predikanten, dat zijn net leraren. Die weten ontzettend veel, zijn een soort wandelende encyclopedieën. En ook heerlijke vraagbaken. En je hebt de redenaars, die mensen in vervoering kunnen brengen door een goed verhaal. Die nemen de mensen als het ware op sleeptouw, als de Rattenvanger van Hameln. Ik vind dat een preek actueel moet zijn. In die zin: de preek moet betrekking hebben op het leven van de mensen. Het moet niet een NOS-preek zijn, die actualiteit bedoel ik niet, maar iets aanroeren waar de mensen mee bezig zijn". 

-De kerken zitten niet bepaald vol. Is dat minder lekker preken?
"Ik vind dat jammer, maar je houdt het moeilijk tegen. Maar het eigenaardige is: als ik een uitvaart leid, een begrafenis, dan krijgen de mensen gewoon een kerkdienst voorgeschoteld. Met liederen, gebeden, lezingen uit de Bijbel, een preek. Na afloop zijn de mensen dan bijzonder geroerd. Zeggen: Nooit geweten dat kerken zó zinvol kunnen zijn. Ze stelden zich ervoor open, lieten het wèl ineens binnen. Daar ligt het dus ook aan: in hoeverre stel je je ervoor open? Ik wil als predikant redelijk overkomen en niet dweperig. Bevlogen, maar niet fanatiek". 

-Zeg jij in je preken wat de mensen graag willen horen?
"Ik hou wel rekening met wat de mensen willen horen, ja. Sowieso probeer ik een beetje inclusief te preken. Dat mensen vanuit allerlei lagen en in allerlei leeftijden zich herkennen in het thema. Natuurlijk, dat spreekt de één wat meer aan dan de ander, maar je wordt als predikant geacht een allemansvriend te zijn". 

-De mensen die nog in de kerk komen, zijn in het algemeen mensen van meer dan middelbare leeftijd. Waar moet dat heen, als die generatie er niet meer is? 
"Als dat zo blijft, is het afgelopen met de kerk. Er zal toch iets gedaan moeten worden om de mensen op een andere manier te bereiken". Maar hoe? "De meeste mensen willen maatwerk. Zo van: Het moet bij mij passen. En het is ook zo: Ze willen alles en ze willen het nu. Vragen worden niet of nauwelijks meer gesteld. Er is te weinig bezinning, te weinig reflectie. Dat is zo, er blijkt wel degelijk behoefte te bestaan aan spiritualiteit. Maar wat ik dan niet snap: de mensen willen kleine stukjes, fragmenten. Een beetje zen, een beetje yoga, een beetje tuinkruidenfilosofie. Maar wat houdt het allemaal bij elkaar? Het is spiritualiteit van de losse flodder. Een soort eilandjesfilosofie. Ik heb in deze grote wereld behoefte aan een groot verhaal". 

-Zal er wel altijd geloofd blijven worden?
"Ja. Maar waarschijnlijk niet op de manier van de kerk. Dat zie ik ook als mijn taak: dat ik in de smiezen moet hebben waar het weer begint te bloeien". (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12