Afbeelding

Delft Wereldstad - Suriname

cultuur

Editie: Week 3, Jaargang 21 |

DELFT - In Delft wonen 148 verschillende nationaliteiten. Veelal mensen die opgroeiden in een ander land en later naar Nederland verhuisden. Een van hen is Omperkash Ganner (56). Hij verhuisde in 1976 met tegenzin van Suriname naar Nederland. “Mijn vader stuurde een ingesproken cassettebandje.”

In het Buitenhuis, een wijkcentrum in Buitenhof, ontmoet ik Omperkash Ganner. Als vrijwilliger is hij hier sleutelbeheerder en organiseert hij activiteiten voor Stichting Shanti Delft. Hij heeft een kalender voor me meegenomen waar alle feestdagen van christenen, islamieten en hindoestanen op staan. Gekregen van een Surinaamse leverancier.

Cassave, bananen, amsoi, zoete aardappelen en okra’s. Dat is de omgeving waar Omperkash in opgroeit. Zijn ouders hebben een groentewinkel, in Suriname een ‘ons belang’ genoemd. Omdat vader daarnaast in een aluminiumbedrijf werkt en moeder twee dagen op de markt staat, past hij met zijn vijf broers en zussen na schooltijd op de zaak. Omperkash: ”Ik maakte daar mijn huiswerk. Dat ging prima want het was niet constant druk in de winkel.” Naast school en het werk in de winkel is er nog genoeg tijd voor andere dingen, zoals voetbal. “Dat vind ik nog steeds bijzonder aan Suriname. Mensen hebben er meer vrije tijd, terwijl ze ook gewoon acht uur werken. Ik begrijp niet hoe dat kan. Surinamers bezoeken ’s avonds familie of gaan sporten. Wat helpt is dat iedereen dichtbij elkaar woont. In twee minuten liep ik naar mijn ooms en tantes. Heel gezellig.” Omperkash heeft het als tiener naar zijn zin in Suriname in de middenklasfamilie waar hij deel van uitmaakt. Als hij negentien is verandert zijn leven van het ene op het andere moment als hij naar de dokter gaat voor een voetbalblessure. “Die dokter was verbonden aan het werk van mijn vader. Toen ik daar kwam, zei hij: ‘Wat kom je doen?’ Ik zei: ‘Nou, ik heb me bezeerd aan mijn enkel.’ Daarop vertelde hij dat mijn vader ontslag had genomen. Samen met een paar vrienden was hij op vakantie in Nederland en hij had blijkbaar besloten om daar te blijven. Wij wisten nog van niets. Gelukkig verbond de dokter mijn enkel nog wel.”

“Ik moest het bericht aan mijn moeder vertellen. Ze lachte en dacht dat ik een grapje maakte, totdat er een cassettebandje bij de post zat. Daarop vertelde mijn vader het verhaal. Hij zag in Nederland meer kansen voor het gezin. Vooral de studiemogelijkheden vond hij belangrijk. Zelf had hij nooit de kans gehad om te leren en die wilde hij ons wel geven. Mijn moeder verhuisde met mijn broers en zussen naar Nederland. Maar ik niet. Ik had geen idee hoe Nederland er uitzag. Een klasgenoot was naar Nederland geweest en had verteld hoe koud het er was. Dat je straal plas bevroor als je buiten tegen een boom ging staan. Dat kleding stijf bevroren aan de lijn hing en dat je zo’n koude broek moest aantrekken. Later begreep ik dat hij het overdreven had.” Elke maand vindt Omperkash bij de post een cassettebandje met de stem van zijn vader. Of hij toch niet naar Nederland kan komen? “Het ging niet goed met mijn moeder omdat ze me miste. Dat raakte me wel. Een brief zou minder indruk gemaakt hebben. Ik denk dat mijn vader dat wist.” Na een jaar reist hij zijn familie toch achterna en belandt in een dorpje in Limburg. “We waren de enige buitenlanders in het dorp. De Limburgers moesten even wennen, maar waren daarna heel gastvrij.” Hij gaat naar de LTS en daarna in militaire dienst. Hierdoor leert hij de Nederlandse manier van doen goed kennen. Soms reizen ze naar Den Haag. “We deden er inkopen, want alleen daar kon je Surinaams eten krijgen. Nu is dat anders. Alle supermarkten verkopen tegenwoordig exotisch eten.”

Op een trouwerij van kennissen ontmoet hij zijn vrouw. Met haar krijgt hij drie kinderen. Ze wonen eerst in Den Haag en Zoetermeer, maar verhuizen uiteindelijk naar Delft. Zijn ouders wonen daar intussen ook. Via een woningruil hebben ze een flatje gekregen. Niet geheel toevallig op dezelfde galerij als Omperkash. Zo woont hij opnieuw op loopafstand van zijn familie. En zijn schoonfamilie, die ook in de stad woont. Omperkash werkt tot op de dag van vandaag als techneut. In het weekend vind je hem op het voetbalveld als scheidsrechter of als coach langs de lijn. Helaas heeft hij tegenwoordig wel een auto nodig om zijn familie te bezoeken; zijn dochters wonen in Almere en Den Haag. “Het is lastig. Als Nederlandse Surinamer val je een beetje tussen wal en schip. Soms weet je niet voor welk land je moet zijn. Theoretisch vind ik dat je moet kiezen voor daar waar je woont. Surinamers zien mij ook niet meer als een Surinamer. Ik was onlangs op ziekenbezoek toen mijn neefje in de auto zei: ‘Wij zien precies welke mensen uit Nederland komen.’ Ik keek naar de straat en zag het niet. Hij zei: ‘Kijk eens goed, alle Nederlanders lopen heel snel.’ En dat is waar. Surinamers denken: ik doe het vandaag als het kan en anders morgen. In Nederland is iedereen zo gehaast. In Suriname voel ik me vrijer. Ik ben er meer buiten de stad. Vissen of wandelen in het bos. Ik zie mezelf ook nog steeds als hindoestaans. Op mijn verjaardag komt er een priester om te bidden en ik vier sommige hindoestaanse feestdagen zoals: Holi Phague en Divali. Aan de andere kant ben ik Nederlands. Ik loop net zo snel en mijn lunch is een broodje kaas. Ik neem alleen Surinaams eten mee als mijn collega’s er om vragen. Ook vier ik Sinterklaas met mijn gezin, maar dat doe ik vooral voor mijn dochters en zoon. Ik houd niet van surprises.”

“Ik word hier in Delft oud, denk ik. Ik kan wel roepen dat ik dan naar Suriname ga, maar dat staat mijn vrouw niet toe. Je wilt toch je kinderen en kleinkinderen in de buurt hebben. Bovendien is de ouderenzorg slecht in Suriname. Ik bezocht onlangs een bejaardentehuis daar en dat deed me denken aan een oorlogssituatie. Er was één grote hal vol met bedden. Het eten is er wel lekkerder trouwens. Als ik mag kiezen, heb ik nog steeds liever okra dan bloemkool.” (LT)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12