Voordat er politieke partijen bestonden, voerden politici campagne op persoonlijke titel. Kiesverenigingen ondersteunden hun kandidatuur. In deze Delftsche Courant uit 1875 liet jonkheer F. de Casembroot zich zelfs door twee verschillende verenigingen aanprijzen. (foto: Archief Delft)
Voordat er politieke partijen bestonden, voerden politici campagne op persoonlijke titel. Kiesverenigingen ondersteunden hun kandidatuur. In deze Delftsche Courant uit 1875 liet jonkheer F. de Casembroot zich zelfs door twee verschillende verenigingen aanprijzen. (foto: Archief Delft)

'In Delft schijnt op politiek gebied alles mogelijk'

Algemeen

Onlangs verscheen deel 1 van de Delftse stadsgeschiedenis, over de periode tot 1795. Auteur Ingrid van der Vlis doet verslag van een stukje van het onderzoek voor deel 2.

Het zou niemand verbazen als bovenstaand citaat genoteerd werd over een recente raadsvergadering. De gemeentepolitiek kent genoeg spraakmakende affaires en de nodige dissidenten. De opmerking dateert echter van ruim honderd jaar geleden en wordt in 1909 gebezigd over Jurriaan van Aggelen. Als journalist, raadslid en wethouder schudt hij de Delftse politiek in die jaren flink op.

Anarchist
Aan het eind van de negentiende eeuw ontstaan de eerste politieke partijen, vaak keurige herengezelschappen. Een vreemde eend in de bijt is de Sociaal-Democratische Bond (SDB) van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, opgericht in 1881. Deze marxistisch georiënteerde arbeiderspartij wordt steeds radicaler en gaat over op een anarchistische koers. De SDB wil niet meer meedoen aan gewone verkiezingen. De gevestigde orde kijkt met grote argwaan naar de leden. Zij ijveren immers voor betere voorzieningen voor arbeiders en werklieden, die zelf nog niet eens stemrecht bezitten.
Een van de sympathisanten is Jurriaan van Aggelen (1860-1913), geboren in een welgesteld Amsterdams gezin. Hij verliest het contact met zijn familie als hij actief wordt voor de partij. Zodra de SDB in 1894 verboden wordt, belandt Van Aggelen in verdachte anarchistische hoek. Hij blijft echter trouw aan de beginselen van de partij en geeft gehoor aan een persoonlijk verzoek van voorman Domela Nieuwenhuis: Van Aggelen verhuist in 1898 naar Delft om hoofdredacteur te worden van het nieuwe socialistische Delftsch Dagblad. De politie wordt op de hoogte gebracht van zijn komst en houdt hem in de gaten. Van Aggelen blijkt een keurige heer die op stand komt te wonen. Hij huurt het statige pand Koornmarkt 69, het redactiekantoor van de krant.

Luis in de pels
Van Aggelen hernoemt de krant tot Delftsch Nieuwsblad en zal deze de komende jaren bijna volledig zelf volschrijven. Hij bezoekt trouw de gemeenteraadsvergaderingen en schrijft zonder omwegen over de zijns inziens te conservatieve koers van de stad. Tweemaal in de week ontvangen de abonnees zijn visie op de wereld in het algemeen en op Delft in het bijzonder. Naast het dagelijkse nieuws vult hij twee vaste rubrieken: 'Van 's-Levens schaduwkant' en 'Delf's blaue', waarin hij alle mogelijke misstanden aankaart. Dat betreft overigens vooral de werkwijze van de burgemeester, die hij verwijt te weinig raadsvergaderingen uit te schrijven. Als de raad wel bij elkaar komt, is het volgens Van Aggelen vaak 'ter afdoening van niet veel zaaks'.
Het anarchisme past Van Aggelen steeds minder goed. Hij wil meer zijn dan alleen een luis in de pels en sluit zich aan bij de links-liberale Vrijzinnig-Democratische Bond. Hoewel de Bond in Delft nauwelijks aanhangers heeft, weet Van Aggelen in 1903 op persoonlijke gezag een raadszetel te bemachtigen. Hij maakt zich onder meer hard voor een werkliedenreglement, waardoor arbeiders in gemeentedienst meer rechten en zekerheden krijgen. Tegelijkertijd blijft hij zich tegen alles en iedereen teweer stellen. Vooral zijn lak aan protocol stemt de mederaadsleden tot wanhoop. Van Aggelen sluit zich desgewenst bij de ene of de andere partij aan als hij daarmee een door hem beoogde beslissing kan forceren. In 1909 voelt een anoniem gebleven stadsgenoot zich genoodzaakt er een compleet pamflet aan te wijden, onder de kop 'Van Aggelen is politiek onbetrouwbaar voor alle partijen'. Hij is een 'democraat van het jaar nul' die slechts koketteert met de arbeidersbeweging. De pamflettist is teleurgesteld in de bijdragen van de voorheen sociale Van Aggelen. Hij geneert zich voor de 'quasi geestige uitvallen' en berispt met hem de gehele gemeenteraad: 'Waarlijk, in Delft schijnt op politiek gebied alles mogelijk.'

Socialistenvreter
Het deert Van Aggelen niet. Hij blijft in de raad en wordt in 1912 zelfs benoemd tot wethouder van onderwijs. Van Aggelen kan er zijn punt overigens niet meer maken, want nog geen jaar later overlijdt hij. De herinneringen in de Delftse kranten zijn eensluidend: van Aggelen was een 'soort politieke weerhaan'. Hij timmerde luidruchtig aan de weg, was afkerig van discipline en wekte daardoor zowel sympathie als antipathie op. Hij was begonnen als socialist, maar stond later juist bekend als 'socialistenvreter'. Burgemeester L.W.C. van den Berg memoreert in de raad dat Van Aggelen zich niet liet hinderen door academische regels, maar dat hij 'iets pittigs' had, 'iets waar men niet op verdacht was'. Van Aggelen kon niet in het gareel lopen. De toespraak bevat geen enkel onbetamelijk woord, maar de goede verstaander wist genoeg. De raad zou deze dwarse lastpak niet al te zeer missen.
Eerdere afleveringen nalezen? Dat kan op www.geschiedschrijvingdelft.nl.
Op 6 maart 2016 verschijnt deel 2 van de stadsgeschiedenis, Vooruit met veel verleden, geschreven door Ingrid van der Vlis