Muk van Berkum speelde vooral voor zijn plezier: "Geld heeft mij als voetballer nooit geïnteresseerd." (foto: Roel van Dorsten)
Muk van Berkum speelde vooral voor zijn plezier: "Geld heeft mij als voetballer nooit geïnteresseerd." (foto: Roel van Dorsten)

Hoe gaat het met Muk van Berkum?

Algemeen

DELFT - Muk van Berkum (56) beleefde het voetbalspel op meerdere posities en niveaus.

- Hoe gaat het met je?
“Ja goed. Gezond, geen last van corona gehad, komt mede doordat ik bijna altijd buiten ben. Ik werk al 35 jaar in de uitvaartsector, ben begonnen bij Zegwaard, maar ik werk de laatste 5 jaar bij de dienst Begraven-Cremeren van de gemeente Rotterdam. Daardoor heb ik wat meer vakantie en ben ik altijd lekker buiten. Ik probeer mijn werk wel te relativeren, ik zie regelmatig jong overleden mensen. Als ik dan soms zie waar mensen zich druk om maken, dan denk ik: Leef!”

Van Berkum begon op zes-jarige leeftijd bij BEC: “Ik ging altijd met mijn vader en broer Dennis mee. Er was sowieso veel familie van mij, het was eigenlijk één grote familie. Ik heb altijd in de hoogste jeugdelftallen gespeeld, een tijd zelfs als keeper. Maar nadat ik voor de tweede keer mijn pols brak was ik er klaar mee, toen ben ik weer gaan voetballen. Ik heb mooie tijden bij BEC meegemaakt. Ik was erbij toen Martin Stoelinga in dat bakkie boven het veld hing, wat een stunt. Mooie man, hij heeft veel voor het Delftse voetbal betekent.”

- Ondanks de mooie tijd bij BEC ging je naar Oliveo?
“Ja, bij Oliveo kreeg ik te maken met betere voetballers, dat wilde ik weleens meemaken. Bij Oliveo ben ik 2 jaar gebleven en heb er ook een mooie tijd gehad. Ik ben toen weer naar BEC gegaan. Meteen kampioen geworden met mannen zoals René den Os, Johnny en Danny Mulder, Paul van der Kraan, Aat Kattevilder en Johan Rooyakkers. Trainers waren Peter van der Helm en Leen Drevijn. Mannen waar je alles tegen kon zeggen, Peter keek altijd half over zijn bril en werd door ons ‘Schele Peet’ genoemd. Maar als je je best niet deed, dan kreeg je ervan langs, haha. Na dat jaar ben ik naar DHC gegaan.”

- Waarom deze stap?
“DHC was een stap hoger met veel betere voetballers, onder anderen met Cees Adegeest, Eric Wolf, Stephan ‘t Hart, Maurice Bavelaar en natuurlijk mijn maatjes Robert ‘Rooie’ van Buuren en Jeroen Barends, maar het bleek ook een heel gezellige club. Ook bij DHC succes meegemaakt, met een gewonnen finale in de nacompetitie tegen Stormvogels, het werd 3-0, met 3 doelpunten van mijn voet. Trainer was Jan van den Akker, mooie man ook. Jan trainde ook op vrijdag, voor de jongens die weleens een training miste. Die Rooie en ik gingen altijd op vrijdag, konden wij daarna lekker stappen, haha.”

- DHC was niet je laatste club?
“Nee, na 4 jaar DHC ben ik naar VVOR in Rotterdam gegaan. Maar had eerst een gesprek met Stanley Brard, toen trainer van Capelle. Na afloop kwam ik in de kantine, niemand te zien. Iedereen was om 9 uur al naar huis. Er was geen gezelligheid, ik heb direct bedankt. Echt een succes werd VVOR niet, ik raakte geblesseerd aan mijn knie. Ik floot bij VVOR af een toe bij een lager elftal en werd op een gegeven moment gescout door de KNVB. Heb ik nog 5 jaar met veel plezier gefloten, tot aan de Eerste Klasse KNVB aan toe. Maar ik kreeg weer last van mijn knie en ben gestopt. Als ik die blessure niet had gehad, had ik nu nog gefloten.”

- Wat voor speler was je?
“Een snelle rechtsbuiten, een harde werker. Geen grote technicus, maar ik pikte wel mijn doelpunten mee. En ik genoot van een goede assist. Als scheidsrechter liet ik de elftallen voetballen, probeerde met humor situaties op te lossen.”

- Wat doe je nu nog?
“Fietsen en wandelen. Ik woon in het centrum, het Delftse Hout is dichtbij en 10 kilometer loop je zo.” (RvD)