Het college van Delft, met vanaf links Martina Huijsmans (D66), Hatte van der Woude (VVD), Bas Vollebregt (STIP), Karin Schrederhof (PvdA), Marja van Bijsterveldt en Stephan Brandligt (GroenLinks)
Het college van Delft, met vanaf links Martina Huijsmans (D66), Hatte van der Woude (VVD), Bas Vollebregt (STIP), Karin Schrederhof (PvdA), Marja van Bijsterveldt en Stephan Brandligt (GroenLinks)

College halverwege, politiek Delft tevreden?

Algemeen

DELFT - Het college is inmiddels halverwege. Een goed moment om te kijken hoe burgemeester en wethouders het er tot nu toe vanaf hebben gebracht. Hoe tevreden zijn de Delftse fracties met de prestaties van ons dagelijks bestuur?

Door Cheyenne Toetenel

Het is alweer bijna twee jaar geleden dat de fracties van GroenLinks, STIP, D66, VVD en PvdA een akkoord ondertekenden. Het huidige college omvat burgemeester Marja van Bijsterveldt en de vijf wethouders Stephan Brandligt (GroenLinks), Bas Vollebregt (STIP), Martina Huijsmans (D66), Hatte van der Woude (VVD) en Karin Schrederhof (PvdA). De meningen over dit bestuur zijn verdeeld binnen politiek Delft.

Samenwerking
Fractievoorzitters van de regerende partijen zijn, zoals verwacht, zeer te spreken over het huidige bestuur. Zo ook Frank van Vliet van GroenLinks: "We hebben een college dat goed verbonden is met de mensen in de stad en erg open en toegankelijk. Naast dit hier-en-nu is het college goed bezig met de langere termijn." Dimitri van Rijn van de VVD sluit zich bij deze positiviteit aan: "Het college probeert te komen tot beleid waarvoor breed draagvlak is in de raad." Matthijs Gouwerok van STIP erkent dit. Er zijn volgens de partij vele mooie plannen in ontwikkeling om de stad verder vooruit te brengen, zoals het uitbreiden van het autoluwe gebied in de binnenstad." Wat D66 betreft ligt de focus op de juiste onderwerpen, aldus Christine Bel: "Inzet op duurzaamheid en energietransitie, mobiliteit en een aantrekkelijke stad, een betere afstemming tussen woningmarkt en arbeidsmarkt en hervormingen in het sociaal domein." Willy Tiekstra van de PvdA vindt dat het college een sterk team vormt, waar in goede harmonie wordt samengewerkt. De PvdA is trots dat dankzij haar wethouder Schrederhof sport in Delft weer een stimulans krijgt.

Uitstel
Toch uiten de fractievoorzitters van de coalitiepartijen enige vorm van kritiek. Zo vindt Van Vliet dat dat de schop wel eens wat sneller de grond in mag. Ook de overige coalitiepartijen erkennen, op een soms wat voorzichtige manier, dat de eerste twee jaar van deze collegeperiode vooral zijn besteed aan het maken van plannen, maar het nu tijd is om deze om te zetten in resultaten. Bel: "Delftenaren moeten de komende jaren naast mooie plannen ook echt het verschil in de stad kunnen ervaren."

Gemiste kansen
De oppositiepartijen zijn minder te spreken over het college. Zo waardeert Martin Stoelinga van Onafhankelijk Delft dit als 'het college van de gemiste kansen'. "Terwijl deze stad een daadkrachtig en voortdurend bestuur nodig heeft, blinkt het uit in voor de vorm in de pot roeren maar niets voor elkaar brengen. De burger profiteert nul komma nul van de 'betere' financiële positie van de stad." Ook Bram Stoop van Stadsbelangen Delft vindt dat het college enthousiast oogt, maar weinig daadkracht laat zien. Hij spreekt van hoge ambities, maar onrealistisch plannen. Daarnaast lijkt dit college volgens hem te lopen aan de halsband van de TU Delft. Volgens Stoop is het een club die 'vrolijk' dure plannen blijft presenteren, maar vergeet dat Delft nog een hoge schuld heeft. Lieke van Rossum van de SP vindt dat er momenteel te veel een 'ieder-voor-zich instelling' heerst, waarin het college niet voldoet aan de maatschappelijke functie die zij heeft. Daarnaast vindt zij het onbegrijpelijk dat ondanks een tekort aan betaalbare woningen nog steeds wordt gekozen voor het bouwen van dure huizen en het verkopen of slopen van huurwoningen.

Toegankelijk
Overige partijen komen met harde kritieken, maar zien ook positieve punten. Zo vertelt Rob van Woudenberg dat zijn CDA het een toegankelijk en vriendelijk college vindt. Joëlle Gooijer-Medema van de ChristenUnie erkent dat wethouders dagelijks bezig zijn om het goede te zoeken voor de stad. De kritiek die Van Woudenberg uit, richt zich op het verschil in hoe wethouders omgaan met de oppositie. "Sommigen reageren heel defensief en ontraden alle voorstellen vanuit de oppositie. Deze wethouders worden in de raad ook te vuur en te zwaard verdedigd door hun eigen partijen. Voorstellen vanuit de oppositie worden weggestemd, zelfs als deze voorstellen in hun eigen verkiezingsprogramma staan!" Gooijer-Medema vindt dat het college meer lef mag tonen. "Ons advies aan het college: zorg dat je elk kwartaal iets neerzet en dat je van betekenis bent voor je inwoners." Daarnaast benadrukt zij dat niet alleen het college halverwege is, ook de Raad. "Het is aan elke partij om zich te bezinnen op wat we bereikt hebben. Maar vooral moet elke partij steeds opnieuw blijven zoeken naar waar mensen buiten de boot vallen of geen vuist kunnen maken."