Muziek voor het carillon in de toren van de Nieuwe Kerk, 1826 (Archief 191, inv.nr 10)
Muziek voor het carillon in de toren van de Nieuwe Kerk, 1826 (Archief 191, inv.nr 10)

365 dagen Delft: Daar zit muziek in!

Algemeen

Wekelijks presenteren Ingrid van der Vlis en Gerrit Verhoeven hier een archiefschat. Nieuwsgierig geworden? Op www.stadsarchiefdelft.nl verschijnt zelfs dagelijks een nieuw verhaal, 365 dagen lang!

Een anonieme gift uit 1901 leverde het Stadsarchief negentien katernen bladmuziek op met in totaal 1560 composities, grotendeels met de hand geschreven. Dat moest wel het werk zijn van een zeer ijverige musicus. In dit geval waren het er zelfs twee: vader en zoon Johannes en Frederik Berghuys.
De uit Zutphen afkomstige Johannes Berghuys (1724-1801) was zeventien jaar oud toen hij solliciteerde naar de post van beiaardier en organist van de Nieuwe Kerk. De beoordelaars keken verwonderd op: 'Jongentje, komt gij ook mede spelen?' Toen zij hem hoorden, verstomde het commentaar.
De uitzonderlijk muzikale Berghuys bespeelde voortaan het orgel tijdens de kerkdiensten, verzorgde driemaal in de week een uur carillonspel en hield toezicht op alle uur- en speelwerken van de stad. Berghuys was tot ver buiten Delft befaamd als beiaardier.
Zoon Frederik Berghuys (1762-1835) erfde het talent van zijn vader. Op veertienjarige leeftijd werd hij tweede beiaardier, later volgde hij zijn vader op. Net als bij Johannes lag zijn hart meer bij het carillon dan bij het orgel.
Na de dood van Frederik, die altijd ongehuwd was gebleven, ging een groot deel van zijn vermogen naar de Kamer van Charitate. De inventaris van zijn boedel toont een musicus in hart en nieren: acht pianofortes, zes violen, enkele fluiten en een grote hoeveelheid muziek. Die laatste partij lijkt vrijwel ongeschonden in het archief te zijn beland.
In de meeste boekjes staat voor het carillon bewerkte muziek. Stemmig, hoogdravend en vroom? Niet per se. De schriften bevatten alle mogelijke muzieksoorten die populair waren in hun tijd, van sonates en ouvertures tot volkswijsjes en dansmuziek.
Deze pagina bijvoorbeeld laat een deel van La Fausse Magie zien, een achttiende-eeuwse komische opera van André Ernest Modeste Grétry (1741-1813). 'Valse magie', dat was vast niet de eerste keus van de predikant.
Nu scheelt het natuurlijk dat er niet bij gezongen werd, anders zouden de in de boekjes opgenomen 'Wie wil er mijn marmotje zien' en 'Kees mijn Vrijer' vermoedelijk ook niet door de ballotage zijn gekomen.