Op eigen scheepswerven bouwde Delft ooit 111 schepen van het type als deze ‘Halve Maen’.
Op eigen scheepswerven bouwde Delft ooit 111 schepen van het type als deze ‘Halve Maen’.

Komst VOC-schip brengt tijd van Delftse rijkdom én armoe in beeld

Algemeen

DELFT – In Delfshaven, een eigen voorstad van Delft in de Gouden Eeuw, meert komende week de 'Halve Maen' aan. Het is een knap gebouwde kopie van een VOC-schip uit 1606 – eigenlijk een 'notendop op zee', zoals er ooit velen wegvoeren uit Delft.

Door: Henk de Kat

De aankomst van zo'n historisch vaartuig in de voormalige Delftse voorpost aan de nabije zeerivier, aanstaande donderdag, brengt ook weer de geschiedenis in beeld van de zeer winstgevende handelsreizen naar 'de Oost'. Die werden tussen 1602-1796 georganiseerde vanuit een grachtenpand aan de Oude Delft, waar de Vereenigde Oostindische Compagnie huisde. De geschiedenis van die VOC-handel wordt vaak bewonderd aangehaald, maar er zijn ook schrijnende keerzijden.
Net als in andere oude VOC-steden, zoals Hoorn, Enkhuizen en Middelburg, werd ook in de Delftse 'kamer' (afdeling) de scepter gezwaaid door enkele machtige koopmansfamilies. Hier waren dat onder anderen Van der Dussen, Van Lodenstein en Meerman. Zij werden steenrijk met de handel in specerijen uit 'Indië' en andere handelswaar uit China en Japan. De weelderige rijkdom die de koopmansfamilies vergaarden in de bloeiperiode van de VOC (1670-1750) is nog altijd af te lezen aan de gevels van veel grachtenpanden in Delft. Ook het Armamentarium speelde een rol, als pakhuis. Specerijen als peper, nootmuskaat, kaneel en kruidnagel werden er opgeslagen, na met kleinere boten over de Schie te zijn aangevoerd vanuit de in Delfshaven teruggekeerde houten zeeschepen. Het moet 400 jaar geleden intens naar Indië hebben gegeurd rond het pakhuis tussen de Lange Geer en de Oude Delft.

Een deel van de plaatselijke bevolking, zoals ambachtslieden en de middenstand, profiteerde mee van de welvaart onder het groepje kooplui. Ook fleurde Delft economisch op door de handel in Chinees porselein. Vanaf 1650 werd deze door VOC-schepen meegebrachte keramiek hier nagemaakt, in tal van lokale plateelbakkerijen. Nog altijd is dit 'Delftsblauw' wereldberoemd.

Maar een groot deel van het gewone volk had het zwaar. Sterker: de handelsdrift van de paar regerende families in Delft kostte duizenden andere stadsgenoten het leven. Tussen 1602 en 1750 werden vanuit het hoofdkwartier aan de Oude Delft in totaal 314 reizen georganiseerd. Vaak met Delftse mannen als bemanning aan boord: 11.000 in al die jaren tezamen. Van hen kwamen er 7.200 nooit terug. Zij stierven op zee of in 'de Oost'. Die massale sterfte onder de scheepsbemanning zorgde voor ontwrichtingen in tal van Delftse gezinnen, nog verhevigd door de harde zakelijke opstelling van de koopmansfamilies. Want die stopten na het overlijden van een schepeling meteen de betaling van diens loon. Vrouwen en kinderen bleven zo in alle opzichten verweesd achter.
Volgens een twee jaar geleden bij de Utrechtse universiteit verschenen geschiedenisstudie van Marinka Joosten was gedurende de beginjaren van de VOC (1602-1620) zeker een kwart van de Delftse bevolking afhankelijk van 'de bedeling'. Daarbij kwam, dat dezelfde koopmansfamilies die de schepen uitstuurden, vaak ook de bestuurders waren van de weeshuizen in Delft. Zodra de daar opgenomen kinderen groot genoeg waren, moesten ze gaan werken. Menigmaal kwamen ook zij dan terecht op een VOC-schip, met eveneens een grote sterftekans. Zo herleeft de geschiedenis. Een klein groepje rijken werd steeds rijker, de echte armlastigen gingen er niet op vooruit. Net als nu met de wereldeconomie het geval is. En in de VOC-tijd betaalden duizenden Delftenaren die welvaart van enkele stadgenoten zelfs met hun leven. Het is één van de wrange kanten van de, ook vandaag de dag nogal eens opgehemelde, 'Gouden Eeuw'. En daarnaast kwam de VOC-handel natuurlijk gewoon neer op kolonialisering van verre wingewesten, ten koste ook van de bevolking daar. Maar daarvoor had Holland een paar honderd jaar geleden al helemaal geen oog.

Dat Delft aan de VOC-handel kon gaan meedoen was een gevolg van een 200 jaar eerdere actie van de stad om een waterverbinding te graven richting het huidige Rotterdam. Zo ontstond rond 1390 de Schie, met een uitmonding aan de Maas, waar Delft een eigen havenwijk bouwde: 'Delfshaven'. Zeekapitein Piet Hein werd er geboren, en later (1629) begraven in de Oude Kerk van Delft. Rond 1700, op het hoogtepunt van de VOC-handel, telde Delfshaven 2.500 inwoners en drie scheepswerven. Die bouwden 111 schepen in opdracht van de Delftse VOC-afdeling, die driemaal per jaar een vloot liet vertrekken. In totaal zijn er vanuit Delfshaven 314 handelsmissies gestart met boten van het type 'Halve Maen', een VOC-schip dat in september 1609 is vertrokken vanuit Hoorn en een Amerikaanse rivier opvoer. De 'Halve Maen' werd in 1988 nagebouwd in Amerika in opdracht van een man met Hollandse wortels, die daarmee trots wilde laten zien wat Nederlandse kolonisten en avonturiers hebben betekend voor de Amerikaanse geschiedenis. Enkele jaren geleden besloot de opdrachtgever echter dat de boot terug moest 'naar huis'. Het schip ligt nu permanent in de haven van Hoorn, maar ter gelegenheid van de herfstvakantie-weken in Nederland is het thans op zeiltoernee langs andere VOC-havens, zoals die van Delft. De 'Halve Maen' ligt komende donderdag bij museum 'De Delft' aan de Schiekade 15 in Rotterdam en is gratis aan boord te bezichtigen tussen 10.00 uur en 18.30 uur. Om half acht begint in het museum een lezing over Delft en zijn Delfshaven in de VOC-tijd.