Afbeelding
Foto: Margreet van Swieten

Druk bezocht Sportpolitiek Forum als stemhulp

sport

Om de vier jaar vinden overal in het land in diverse zaaltjes en over allerlei thema's debatten plaats in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. De lokale politici willen goed voor de dag komen, want men wil zo veel mogelijk stemmen krijgen op woensdag 21 maart.

Zo kwam recent in Delft ook de sportsector aan de beurt, want op maandag 5 maart vond in de kantine van Full Speed een Sportpolitiek Forum plaats, dat traditiegetrouw werd georganiseerd door het bestuur van de Sportraad Delft, deze keer in samenwerking met de lokale NOC*NSF sportcampagneleider Louisse Vonk en Nishant Bekaroe. Alle 10 nu in de Delftse Gemeenteraad vertegenwoordigde lokale fracties waren tijdens deze druk bezochte avond aanwezig. De paneldiscussie stond onder de neutrale leiding van de welbekende sportjournalist en presentator Luuk Braun. In de voorbereiding waren door de organisatoren diverse stellingen en concrete vragen geformuleerd. Dit alles vooral aan de hand van de onlangs door het College van B&W naar de Gemeenteraad gezonden nieuwe zelfstandige sportnota, 'Visie sport en bewegen 2017-2025', die overigens op uitdrukkelijk verzoek van het Sportraadbestuur tot stand is gekomen.

Stelling 1 luidde: "Sport is dé ontmoetingsplek in de stad, want sport verbroedert en verbindt verschillende groepen mensen."

Geen van de aanwezige politici sprak deze stelling tegen, maar deze gaf meer dan voldoende stof voor discussie. Harjo Schuurman (D66) zei dat sport heel belangrijk is, het draagt bij aan de gezondheid en brengt veel mensen samen. Volgens hem moeten clubs de wijken in om daar de mensen te ontmoeten. Dat laatste stuitte op verzet, onder meer bij Bram Stoop (Stadsbelangen), want volgens hem moeten de mensen juist uit de wijken naar de clubs toe. Rob van Woudenberg (CDA) legde ook de nadruk op meer gemeentelijke investeringen bij de verenigingen zelf, want uiteraard moeten de sportclubs goede accommodaties hebben. Hij pleitte vervolgens voor lastenverlichting voor de clubs via het weer in het leven roepen van jeugdsubsidies en het aan sportclubs geven van ontheffingen van lokale belastingen. Miranda Voogt (VVD) was blij dat er nu weer gemeentelijke investeringen in de sport komen, maar dat moet ook volgens haar bij de verenigingen en niet in de wijken. De mensen moeten naar de clubs toe om daar sporten, men moet bij een vereniging willen horen, dat kan alleen bij die clubs en niet door in de eigen wijk te blijven. Sportverenigingen zijn heel belangrijk, die zijn op zichzelf al maatschappelijk actief, daarom moeten we als gemeente de clubs goed ondersteunen. Ook Sytse Alkema (ChristenUnie) stelde dat de beweging moet zijn vanuit de wijk naar de clubs en niet andersom. Ingrid Lips (Groen Links) stelde dat ze regelmatig ziet dat sport een ontzettend belangrijk middel is om allerlei bevolkingsgroepen te betrekken bij met name (re-)integratie, de opvang van vluchtelingen, armoedebestrijding en werkloosheidsprojecten. Wim Hamelink (SP) gaf aan dat we in Delft een grote achterstand hebben opgelopen bij de bestedingen in de sportsector. Er moet daarom dringend meer geld naar de sport toe, zowel voor de inhaalslag voor die sportaccommodaties als ook voor meer ondersteuning van de clubs. Sportbestuurders, die zelf ook vrijwilligers zijn, hebben het immers al heel zwaar met alle problemen in de maatschappij en ook bij hun clubs. Die mensen verdienen ondersteuning. Martin Stoelinga (Onafhankelijk Delft) stelde dat de Gemeente de sport in Delft moet stimuleren, er is heel veel te doen. Daarom pleitte hij voor een aparte wethouder voor sportzaken. Ook hij vond dat de verenigingsbestuurders ondersteuning verdienen. Niek den Hollander (PvdA) legde de nadruk op de onderlinge verschillen tussen de sportclubs: de ene club is de andere niet, met name ook wat betreft de maatschappelijke betrokkenheid ziet hij verschillen tussen de clubs.

Sporters uit de buurgemeenten
Als tussenvraag werd vervolgens aan de orde gesteld de grote druk die sporters uit omliggende gemeenten leggen op de Delftse sportaccommodaties. In de al genoemde nieuwe Delftse Sportnota wordt aangetoond, dat per saldo dat beslag op Delft veel groter is dan op enige andere van de omliggende gemeenten. De gemeente Delft moet voor de kosten (aanleg, onderhoud, renovatie) opdraaien, terwijl de omliggende gemeenten daar geen cent aan bijdragen. In het verleden was het gemeentelijk beleid om de sportcomplexen aan de randen van Delft te situeren (Brasserskade, Pauwmolen, Kerkpolder) en nu is het dan kennelijk een probleem dat al die niet-Delftenaren bij die Delftse clubs sporten? De vraag was wat de forumleden hier van vinden. Sytse Alkema (ChristenUnie), Martin Stoelinga (Onafhankelijk Delft), Bram Stoop (Stadsbelangen), Harjo Schuurman (D66) en Twan de Nijs (STIP) vonden het prima dat niet-Delftenaren in Delft komen sporten. Het is aan de clubs zelf om die leden aan te nemen die ze zelf willen. De gemeente moet in deze niets opleggen of verbieden. Stoelinga, Stoop en Schuurman voegden hier aan toe, dat veel clubs juist erg blij zijn met die extra leden en dus extra inkomsten. De mensen kiezen zelf bij welke club ze willen sporten, ook al komen ze van buiten Delft. Maar het gebeurt ook omgekeerd, zoals werd opgemerkt door Rob van Woudenberg (CDA). Het gaat over en weer. We moeten volgens hem wel in overleg met de omliggende gemeenten. Harjo Schuurman (D66) stelde dat de gemeente Delft wel een financiële bijdrage moet vragen van de randgemeenten. Hij wees er op dat de vraag in de komende periode, bij het opstellen van de Investeringsagenda voor de sportsector, vooral zal zijn waar er voldoende ruimte is voor sportaccommodaties in Delft.
Niek den Hollander (PvdA) vond dat de gemeente over de toestroom van de niet-Delftenaren in gesprek moet met de clubs en met de buurgemeenten. Maar ook hij voelt niets voor een opgelegde quotering voor niet-Delftenaren in het ledental van de Delftse clubs. Miranda Voogt (VVD) meldde dat de huidige sportwethouder, Raimond De Prez, reeds de toezegging heeft gedaan om met de buurgemeenten hierover in gesprek te gaan. Wim Hamelink (SP) zei dat de lasten en de lusten eerlijk gedeeld moeten worden met de buurgemeenten, dus er moet zeker met die gemeenten in gesprek worden gegaan. Te meer omdat zowel Delft als de omliggende gemeenten in de komende jaren flink meer huizen willen gaan bouwen, hetgeen leidt tot flink meer inwoners die je ook allemaal wil laten sporten. Maar daar moet dan wel voldoende ruimte voor over blijven. Ingrid Lips (Groen Links) was van mening dat de mensen zelf kiezen waar ze willen sporten, maar daar moeten dan wel voldoende mogelijkheden voor zijn. Zij suggereerde dat er voor de spreiding van sportaccommodaties structureel meer regionaal moet worden gekeken. De sporters en de sportclubs gaan over en weer over de stadsgrenzen heen. Een dergelijk overleg van de Delftse sportwethouder met de collega's van de buurgemeenten leek haar dan ook dringend gewenst.

De Sportraad-voorzitter komt er tussen
Sportraad-voorzitter Wicher Schreuders reageerde vervolgens op de door de panelleden gemaakte opmerkingen door onder meer te wijzen op de voorliggende Sportnota, waarin wordt geconstateerd dat er bij veel sporten al een ruimtegebrek in Delft is, terwijl in die nota wordt gesteld dat bij bepaalde Delftse sportverenigingen relatief veel leden van buiten Delft lid zijn: "Delft kan en wil deze vraag vanuit randgemeenten niet onbeperkt opvangen", hetgeen in de Investeringsagenda zal worden mee genomen, zo staat daar. Wicher Schreuders noemde het opmerkelijk dat de panelleden toch minder moeite met de niet-Delftse sporters hebben dan in deze nota staat verwoord. En laat duidelijk zijn, dat ook het Sportraadbestuur al eerder heeft aangegeven geen moeite te hebben met niet-Delftse sporters, maar overleg met de omliggende gemeenten al steeds heeft bepleit, ook al vele jaren geleden. De suggestie van een afstemming van sportaccommodaties in overleg van de sportwethouder met omliggende gemeenten past hier goed in. Wicher Schreuders wees er vervolgens op dat de cijfers in de Sportnota heel duidelijk tonen dat de per saldo instroom in Delft van sporters van buiten de stad wel heel veel groter is dan in de omliggende gemeenten en zelfs ook ten opzicht van veel grotere steden als Rotterdam en Den Haag. Ten slotte wees de Sportraad-voorzitter er op, dat er nu kennelijk een gemeentelijke wens is om sportaccommodaties weer meer binnen de stad te brengen, maar eerder moest het juist naar de randen van de stad. De vraag is nu echter waar voldoende plek is om naast woningbouw ook sportaccommodaties te situeren, met name ook voor de in oppervlakte grotere complexen zal dat zeer moeilijk zijn. De bereikbaarheid en parkeermogelijkheden spelen daarbij ook een rol. Wim Hamelink (SP) stelde vervolgens dat de sportwethouder in de afgelopen jaren niet met de sportclubs heeft gesproken. Hij riep de politici op zich meer te laten zien bij de sportclubs. Niek den Hollander (PvdA) was het niet eens met de stellingname van Hamelink, dat sportwethouder Raimond De Prez niet met de sportsector heeft gesproken, want de nieuwe Sportnota is juist in overleg met het Sportraadbestuur en de clubs tot stand gekomen. Sportraad-voorzitter Wicher Schreuders bevestigde dit, waarbij het natuurlijk niet zo is dat het Sportraadbestuur het eens is met alles wat in die nota staat, maar die Sportnota is op ons verzoek tot stand gekomen en in het schrijftraject is uitgebreid overlegd met het Sportraadbestuur, een klankbordgroep en met de clubs. De eindredactie was en is aan de wethouder en vervolgens aan de gemeenteraad, maar er is tevoren uitgebreid over overlegd.

Stelling 2 luidde: "De kwaliteit en kwantiteit van sportaccommodaties is toekomstbestendig."

Geen van de aanwezige politici onderschreef deze stelling. Ze vonden allemaal, zoals ook al eerder in het Sportaccommodatieplan (2016) werd gesteld en nu in de Sportnota wordt herhaald, dat de sportaccommodaties in Delft er in kwantitatief en kwalitatief opzicht slecht voor staan. Er valt dus genoeg te doen en dat moet worden gerealiseerd in de na de komende verkiezingen op te stellen en te behandelen Investeringsagenda voor de sportsector. Harjo Schuurman (D66) en Rob van Woudenberg (CDA) wezen op de geplande bouw van meer huizen en daarmee meer inwoners in de komende jaren. Daarmee zijn extra sportaccommodaties nodig, terwijl er nu al onvoldoende capaciteit is. Ingrid Lips (Groen Links) stelde dat het niet alleen gaat om het hiervoor beschikbaar stellen van geld, maar er moet ook daadwerkelijk fysieke ruimte voor sport beschikbaar zijn en blijven. Rob van Woudenberg (CDA) vulde aan dat er veel geld nodig is om die sportaccommodaties op orde te krijgen, maar dat er dan hiervoor ook geld uit andere beleidsgebieden moet komen, want sport is ook voor andere beleidsdoelen van groot belang. Ook Miranda Voogt (VVD) stelde dat er meer geld naar de sportsector moet. Twan de Nijs (STIP) merkte op dat, zoals ook in de Sportnota staat, de gemeentelijke bestedingen per inwoner voor sport in Delft al jarenlang ver onder die cijfers voor vergelijkbare gemeenten ligt. De opgelopen achterstand is dan ook niet zo vreemd, maar moet nu wel worden ingehaald. Martin Stoelinga (Onafhankelijk Delft) zei dat er niet tientallen miljoenen euro voor een verbouwing naar Museum Prinsenhof moet, maar dat kan wat hem betreft beter naar de sportsector gaan. Niek den Hollander (PvdA) reageerde hierop met te stellen, dat cultuur ook van belang is. Vervolgens wees hij er op dat sportwethouder De Prez er in de afgelopen jaren wel in is geslaagd om ondanks alle gemeentebrede bezuinigingen de sportsector daar heel lang buiten te houden, pas in laatste instantie kwamen bezuinigingen in de sport aan de orde en dan ook nog in beperkte mate.

Nu de woorden waar maken
Het was al laat toen de paneldiscussie moest worden gestopt, maar in de wandelgangen ging het nog geruime tijd verder. Gezien deze avond staat sport in ieder geval op de politieke agenda in Delft. Het Sportraadbestuur en de clubs hopen dat dit na de verkiezingen van 21 maart ook nog het geval zal zijn. Dan is het aan de gekozen politici om hun woorden waar te maken. De panelleden zagen een belangrijke rol voor de sportclubs in de samenleving, ze zijn voor voldoende gemeentelijke investeringen in de sportsector om de opgelopen achterstanden te niet te doen, alsmede voor ondersteuning van de sportbestuurders. Ook regionaal overleg op wethoudersniveau over de afstemming van sportaccommodaties over de gemeentegrenzen heen aandacht lijkt gewenst. En dat alles in een stad die meer huizen, meer inwoners en meer sporters krijgt, waarbij er dan uiteraard ook bovenal voldoende plekken om te sporten moeten blijven. We blijven het in de komende jaren met bovengemiddelde interesse volgen.