Richard Veldhuis is vijf dagen in de week in de gymzaal te vinden. (foto: Roel van Dorsten)
Richard Veldhuis is vijf dagen in de week in de gymzaal te vinden. (foto: Roel van Dorsten) Foto: Roel van Dorsten

Hoe gaat het met Richard Veldhuis?

Algemeen

DELFT - Richard Veldhuis (43) ging als speerwerper richting de nationale top, maar een blessure verhinderde dat.

- Hoe gaat het met je?
“Ja goed, gezond en wel. Qua corona is er geen last in mijn directe omgeving, dat is in deze tijd wel prettig. Ik werk als vakdocent Bewegingsonderwijs, zeg maar gymleraar, in het basisonderwijs en geef les aan de groepen 2 t/m 8.”

- Waar is je sportcarrière begonnen?
“Ik ben in 1984 bij AV’40 begonnen en als ik snel terugreken is dat 36 jaar geleden. Dat is best lang. Ik ben op 7-jarige leeftijd als ‘kleintje’, zo werd dat bij AV’40 genoemd, bij Marijke Hoogland begonnen. De werkelijke naam is C-pupil. Marijke is, tot haar overlijden in 2017, als een rode draad door mijn atletiekleven gelopen, ik heb veel aan haar te danken. In de eerste jaren deed ik aan allerlei atletiek-onderdelen. Zo deed ik als jonge jongen heel vaak mee aan de trimlopen die AV’40 organiseerde. Als B-pupil gooide ik het clubrecord balwerpen, dat staat nog steeds met 40,5 meter in de boeken. Ik verbrak het record van Pieter van der Kruk, hij is de neef van oud-Olympiër Piet van der Kruk. Op mijn zestiende, ik was toen B-junior, ben ik mij meer gaan specialiseren met het speerwerpen. Ik ben toen ook gaan trainen onder Jeroen van der Meer, hij is oud-Nederlands recordhouder speerwerpen. Die samenwerking met Jeroen ging zo goed, dat ik als A-junior op het Nederlands kampioenschap vijfde werd met een worp van 55 meter. Later, bij de senioren, kwam ik met een worp van 59 meter en 82 centimeter 18 centimeter tekort voor de limiet die toelating tot het Nederlands kampioenschap gaf. Dat kwam mede door een elleboogblessure die toen opspeelde. Die blessure heeft er voor gezorgd dat ik wat minder fanatiek mijn wedstrijden beleefde, maar ook dat ik niet volle bak kon trainen.”

- Atletiek was niet de enige sport?
“Nee, ik heb in mijn jeugd atletiek met handbal gecombineerd. Ten tijde dat ik richting de top van het speerwerpen ging heb ik het handbal een tijdlang stopgezet, maar dat later weer opgepakt toen ik het speerwerpen minder aandacht gaf. In mijn eerste periode handbal heb ik bij EDH gespeeld. In mijn tweede periode in het handbal heb ik mij aangesloten bij ODIS uit De Lier, daar heb ik uiteindelijk 9 jaar gespeeld. Daarna ben ik teruggekeerd bij EDH, maar die vereniging werd na twee jaar opgeheven. Ik heb na EDH nog vier jaar bij Oliveo in Pijnacker gespeeld, maar ik ben daar uiteindelijk gestopt vanwege een schouderblessure. En in mijn tijd op de sportacademie was ik zelfs heel fanatiek vijf dagen in de week met sport bezig, daar deed ik bijna alle sporten naast het handbal en speerwerpen erbij.”

- Je bent ook nog internationaal bezig?
“Ja, sinds 2001 begeleid ik, eerst samen met Marijke Hoogland en later met Sabine Wagner, jeugdige atleten tijdens de Fisec-spelen. De atleten kunnen dan internationale ervaring op doen. We zijn in heel veel verschillende landen geweest, maar dit jaar ging er vanwege corona een streep doorheen.”

- Wat doe je nu nog?
“Al sinds mijn vijftiende jaar ben ik trainer bij AV’40, daar heb ik eerst de kleintjes getraind, maar ik heb nu al een lange tijd de groep 13-14 jarigen onder mijn hoede. Ik geef alle onderdelen van de atletiek, die diversiteit vind ik leuk. Verder ga ik met een vriend af en toe hardlopen. En ik had mij voorgenomen om met vrienden zuiver recreatief het handbal weer op te pakken, maar na twee trainingen kwam corona. Dat is dus voorlopig in de ijskast gezet.” (RvD)