Robert van Buuren bekwaamde zich na zijn actieve loopbaan in het trainersvak en beleefde ook daar veel plezier aan. (foto: Roel van Dorsten)
Robert van Buuren bekwaamde zich na zijn actieve loopbaan in het trainersvak en beleefde ook daar veel plezier aan. (foto: Roel van Dorsten) Foto: Roel van Dorsten

Hoe gaat het met Robert van Buuren?

DELFT - Robert van Buuren (53) speelde twee periodes voor DHC, maar groeide uit tot een echte Concordiaan.

Van Buuren zette zijn eerste stappen op het voetbalveld al op vijfjarige leeftijd bij DHC. "Piet van Willigen hield zich met de jongste jeugd bezig en ik speelde onder anderen met John de Letter en Mark Elfferich. We speelden op hoog niveau en dat ging goed, maar naarmate de jaren vorderden, stopten er steeds meer jongens."

- En toen naar de senioren...
"Ja, in die tijd was het al heel wat als je bij de A-selectie terechtkwam. Het was in de tijd dat DHC grote successen boekte met mannen als Sjef de Poorter, Hans Suiker en de gebroeders Rontberg. Ik trainde wel met die mannen, maar speelde mijn wedstrijden in het tweede, waarmee we ook kampioen werden. Mijn kans in het eerste elftal liet echter heel lang op zich wachten."

- Te lang?
"Ja, ik werd nooit een vaste waarde in het eerste; daarom besloot ik samen met Michael Wilkes naar Xerxes te vertrekken. Die keuze was niet moeilijk: ik was jong, wilde in een eerste elftal spelen en vond het niet geheel terecht dat ik de stap niet maakte. Bij Xerxes promoveerden we meteen in het eerste seizoen en heb ik een aantal prachtige seizoenen gehad."

- Waar ging je daarna heen?
"Mij werd gevraagd terug te keren naar DHC. Jan van den Akker was er trainer en mijn maatje Muk van Berkum, met wie ik veel optrok, maakte de overstap van Oliveo. We promoveerden direct van de eerste klasse naar de hoofdklasse en beleefden natuurlijk een prachtig seizoen. Na een paar seizoenen ging ik weg."
- Waarnaartoe?
"Niet veel verderop. Wim van Zinnen had er lucht van gekregen dat ik het wat rustiger aan wilde doen en vroeg of ik naar Concordia wilde komen. Ik vond het wel lekker: twee keer in de week trainen en als het een keer niet uitkwam, bleef je thuis. Jongens als Maurice Bavelaar en Michael Stet zeiden: 'Zou je dat nou wel doen; als stoffeerder naar zo'n elitaire club', maar dat was allang niet meer het geval. In een paar jaar promoveerden we van de vierde naar de eerste klasse."

- Hoe verklaar je dat succes?
"Concordia had een talentvolle groep met mannen als Martijn Poot, Roel Meijs en Martijn Blankhorst. Zelf was ik fanatiek, maar die studenten waren ook winnaars, hadden gif in hun flikker. Na een jaar of twee kwamen Bavelaar en Stet er ook voetballen en speelden we zelfs op hetzelfde niveau als DHC."

- Hoe was de sfeer?
"Die was overal goed. Bij al mijn clubs sloten we op trainingsavonden in de vroege uurtjes zelf de kantine af. Bij Xerxes bestelden we na de wedstrijden Chinees en bij Concordia zaten we op zondagavond in de Oude Jan. Zelf ben ik ervan overtuigd dat als ik mijn vrouw tien jaar eerder had ontmoet, ik meer focus had gehad en het verder had kunnen schoppen dan de hoofdklasse."

- Wat deed je nadat je stopte?
"Ik begon als trainer van het derde van Concordia, maar werd door René Slegtenhorst al snel bij het tweede gehaald. Daarna ben ik jarenlang assistent geweest bij Concordia: eerst onder René, later onder Hans Verheij en John de Letter. Sinds een jaar of drie train ik eigenlijk zelf niet meer, omdat ik door mijn werk twee versleten knieën heb. Wel ga ik nog regelmatig kijken en ik hoop dat mijn zoon Brad, die er vanwege een dansopleiding bij Lucia Marthes drie jaar tussenuit is, snel weer in Concordia 1 speelt."