Ingekleurde gravure van de Schuttersdoelen en de Anatomie aan de Verwersdijk, door Coenraet
Decker, circa 1675. (TMS 71716)
Ingekleurde gravure van de Schuttersdoelen en de Anatomie aan de Verwersdijk, door Coenraet Decker, circa 1675. (TMS 71716) Foto:

365 Dagen Delft – Lijkenpikkerij

Wekelijks presenteren Ingrid van der Vlis en Gerrit Verhoeven hier een archiefschat. Nieuwsgierig geworden? Op www.stadsarchiefdelft.nl verschijnt zelfs dagelijks een nieuw verhaal, 365 dagen lang!

De burgemeesters van Delft ontvangen in december 1681 een wonderlijke brief. De Leidse afgevaardigden in de Staten van Holland vragen steun van hun Delftse collega's bij de stemming over verlenging van een octrooi voor de universiteit van Leiden. Die bezit al sinds 1593 het privilege om in heel Holland de lijken van terechtgestelde misdadigers op te mogen eisen als oefenmateriaal voor studenten. Maar niet iedereen is nog genegen om hieraan mee te werken. Steeds meer steden hebben namelijk een eigen anatomiekamer, waar plaatselijke chirurgijns aanschouwelijk onderwijs krijgen van een universitair geschoolde stadsmedicus. En die heeft ook lijken nodig om zijn leerlingen te kunnen laten zien hoe het menselijk lichaam in elkaar zit. Leiden verzekert dat met mate gebruik zal worden gemaakt van het privilege, zodat de Delftse anatoom niet bang hoeft te zijn voor een lijkentekort. Delft heeft een anatomiekamer sinds 1614. In dat jaar verleent het stadsbestuur het chirurgijnsgilde toestemming om de doopkapel van de Oude Kerk daartoe in te richten. Er zijn dertien chirurgijns, die het vak in de praktijk hebben geleerd. Hun gilde staat onder toezicht van de universitair geschoolde medici die in dienst zijn van de stad of het gasthuis, drie of vier in getal. Ruim vier decennia komen de chirurgijns bijeen in de Oude Kerk, tot zij in 1656 een nieuwe ruimte kunnen betrekken. Twee jaar daarvoor is het kruithuis ter plaatse van de tegenwoordige Paardenmarkt ontploft. Het hele noordoostelijke deel van de stad wordt vervolgens heringericht. Het Pesthuis aan de Verwersdijk verhuist naar een plek buiten de stad. Het vrijkomende pand, de voormalige kapel van het Maria Magdalenaconvent, wordt gerenoveerd en deels ter beschikking gesteld van het chirurgijnsgilde. Het stadsbestuur plakt er meteen een reorganisatie van de medische zorg aan vast. Voortaan zijn de medici naast toezichthouders ook lid van het gilde. Zo hoopt men theorie en praktijk nauwer op elkaar aan te laten sluiten. Om diezelfde reden worden ook de vroedvrouwen onder het gilde gebracht. Er circuleren namelijk gruwelijke verhalen over verkeerd afgelopen bevallingen door plichtsverzuim en gebrek aan medische kennis. Daar wordt nu iets aan gedaan: als de stadsanatoom een vrouwelijk lichaam ontleedt, moeten de vroedvrouwen erbij zijn. Dan kunnen zij met eigen ogen zien hoe een baarmoeder er van binnen uitziet.