Bouwtekeningen voor 81 arbeiderswoningen rond de Brasserskade
Bouwtekeningen voor 81 arbeiderswoningen rond de Brasserskade Foto:

De Indische buurt in Delft, deel II: een wijk in opbouw

DELFT - In een serie artikelen stellen wij de Indische buurt in Delft aan u voor. Honderd jaar woningbouw rond de Brasserskade.

Door Ruud van Heusden

De woningbouw van de Indische buurt startte ongeveer rond 1900 aan de Brasserskade vanaf de Delftweg. Later werd de Brasserskade doorsneden door de aanleg van de Vrijenbanselaan. De eerste bebouwingen van de Brasserskade waren in opdracht van particulieren of aannemers die huizen bij oplevering verkochten of verhuurden. Dat is goed te zien aan de weinig uniforme bouwstijl en verspringende daklijnen in het eerste deel van de Brasserskade. Het tweede deel van de Brasserskade, richting rijksweg, was gemeentelijke woningbouw.
Eind 19e eeuw begin 20e eeuw nam de industrialisatie ook in Delft grote vormen aan en hadden die bedrijven behoefte aan veel werkvolk. In die tijd waren gerenommeerde werkgevers de Nederlandse Kabel Fabriek, de Nederlandse Gist en Spiritus Fabriek, de Lijm en Gelatinefabriek, Calvé, Braat, de Verenigde glasfabriek, machinefabriek Reineveld maar ook sinds 1842 de Koninklijke Academie, nu Technische Universiteit. Hierdoor ontstond grote behoefte aan voldoende woningen om al die mensen te huisvesten. Ruimte die er met de dan bestaande gemeentegrenzen onvoldoende was. Op 1 januari 1921 werden de buurgemeenten Hof van Delft en Vrijenban opgeheven en verdeeld onder Delft, Schipluiden en Pijnacker. Door deze 'annexatie'van grote delen van de buurgemeenten ontstond er ruimte voor uitbreiding van de woningbouw.

Wettelijke regeling
Het aannemen van de Woningwet van 22 juni 1901 was voor de volkshuisvesting een heel belangrijke mijlpaal. De wet bood mogelijkheden om paal en perk te stellen aan de erbarmelijke woningtoestanden. Toestanden waar gemeenten tot die tijd niet verantwoordelijk voor waren. Gemeenten kregen vanaf 1901 de taak zich planmatig te gaan bemoeien met de woningbouw. Vanaf dat moment kwam er structuur in de bouw voor woningen voor de werkende klasse. In de jaren aan het begin van de 20e eeuw was het een landelijke trend dat de slechte woonomstandigheden van het werkvolk werden aangepakt door het oprichten van woningbouwverenigingen voor sociale woningbouw in de huursector. Ook in het oude centrum van Delft kwamen deze slechte woonomstandigheden veelvuldig voor, zelfs tot ver in de 20e eeuw, voorbeelden zijn onder andere de Pieterstraat en de Donkerstraat. In Delft werden tussen 1907 en 1917 zes woningbouwverenigingen opgericht, uiteraard ieder met haar eigen signatuur in het verzuilde Nederland.

Voorzieningen in de wijk
In de jaren 20 waren landelijk vooraanstaande stedenbouwkundigen voorvechters voor goede volkshuisvesting, zoals Wibaut, Dudok en Berlage, actief om bij het ontwerpen van woningen volop aandacht te besteden aan hygiëne, riolering en scheiding van het slaap en woongedeelte. Ter illustratie, rond 1900 leefde ongeveer de helft van de bevolking in éénkamerwoningen. Men sprak in die dagen pas van overbevolking als er zes of meer personen in die eenkamerwoning woonden. In die ene overbevolkte ruimte werd niet alleen gewoond, maar ook gestookt, gekookt, gegeten, gewassen, gewerkt en geslapen. Voor de verbetering van de hygiëne werden toen in veel arbeiderswijken badhuizen gebouwd door de gemeenten omdat de woningen nog geen badkamer, laat staan een douche hadden. De eerste bebouwing van de wijk bevatte nog geen badhuis. Er was geen geld voor en de gemeente Delft was toen nog niet overtuigd van de noodzaak hiervan. Toch had dit onderwerp op dat moment veel aandacht binnen de Nederlandse gemeenten. Zonder een badhuis volstonden de mensen met het gebruik van een waslap in de keuken en voor de kleinsten de wekelijkse wasbeurt in het teiltje. Het is de vraag of ook dit wel wekelijks plaatsvond, want er waren tal van mensen die dachten dat je met al dat wassen de beschermlaag van je lichaam af haalde. Het is opmerkelijk dat in 1934 het bouwplan Ternatestraat tot en met Madoerastraat van koopwoningen zonder badkamer weer geen badhuis bevatte en dat de gemeente bij het afgeven van de nodige vergunningen hier niet op heeft aangedrongen. In het ontwerp waren voldoende mogelijkheden om een badhuis te plannen. De gemeente had in 1928 aan Het Verlaat een buitenzwembad en een badhuis laten bouwen. Blijkbaar vond de gemeente de afstand van bijvoorbeeld de Lombokstraat naar Het Verlaat niet te ver om de wekelijkse wasbeurt te ontmoedigen. We hebben het over een periode dat de Sint Jorisweg nog moest worden aangelegd (aanleg 1958).