Kaart van het pesthuis en omgeving, in 1656 getekend door Jacob Spoor. Links de tegenwoordige Oranje Plantage, linksboven de Hopstraat. (TMS 65328)
Kaart van het pesthuis en omgeving, in 1656 getekend door Jacob Spoor. Links de tegenwoordige Oranje Plantage, linksboven de Hopstraat. (TMS 65328) Foto:

365 Dagen Delft – Kerkhofgeheimen

Wekelijks presenteren Ingrid van der Vlis en Gerrit Verhoeven hier een archiefschat. Nieuwsgierig geworden? Op www.stadsarchiefdelft.nl verschijnt zelfs dagelijks een nieuw verhaal, 365 dagen lang!

Op 29 december 1657 vindt een bijzondere transactie plaats. De regenten van het Oude en Nieuwe Gasthuis krijgen van het stadsbestuur een spiksplinternieuw pesthuis. Het is gebouwd aan de oostkant van de stad, ter plaatse van de huidige Vondelstraat.

De directe aanleiding voor de bouw van een nieuw pesthuis is de Kruithuisramp van 1654. Daarbij wordt het bestaande pand aan de Verwersdijk zwaar beschadigd. De burgemeesters besluiten van de nood een deugd te maken en het pesthuis meteen te verhuizen naar een plek buiten de stad.

Volgens de nieuwste medische inzichten kunnen lijders aan zo'n zeer besmettelijke ziekte beter worden geïsoleerd. Die behoefte aan afzondering geldt zelfs tot na de dood. Behalve een gebouw krijgen de regenten van het Gasthuis ook geld om grond te kopen voor een kerkhof.
Op deze kaart, gemaakt in 1656, is dat alvast ingetekend. Wat men dan nog niet weet, is dat de pest op zijn retour is. De uitbraak van 1650-1655 is al veel minder heftig dan eerdere epidemieën, waarbij soms duizenden Delftenaren stierven. Na 1664 doet de ziekte zich zelfs helemaal niet meer voor in Delft. Het pesthuis komt echter niet leeg te staan. Het Oude Gasthuis is namelijk vanouds een belangrijk centrum voor de behandeling van pokken en geslachtsziekten als syfilis. De hele afdeling besmettelijke aandoeningen wordt nu overgebracht naar het pesthuis. Veel van de patiënten zijn soldaten, die tijdens hun campagnes nogal eens wat oplopen.
Na de Franse inval van 1795 wordt het gebouw volledig bestemd tot militair hospitaal. Het wordt binnen enkele jaren compleet uitgewoond en in 1812 valt het ten prooi aan de slopershamer.

Als vanaf 1829 het begraven binnen de bebouwde kom wordt verboden, maakt het stadsbestuur plannen om het verlaten kerkhof van het pesthuis uit te breiden en er een gemeentelijke begraafplaats van te maken. De kosten voor ophoging van dit laaggelegen terrein blijken echter te hoog. Toch krijgt het kerkhof een tweede leven: in 1845 wordt het in gebruik gegeven aan de Joodse gemeenschap. De laatste begrafenis vindt er plaats in 1938, sindsdien worden Delftse Joden ter aarde besteld in Den Haag. Joodse graven worden nooit geruimd en zo kan het dat aan de Geertruyt van Oostenstraat, middenin een woonwijk, nog altijd een begraafplaatsje ligt.