Fred Platzek was tijdens zijn laatste jaren in het eerste zowel speler als voorzitter van Hudito. 'Toen kon dat nog. Dat ik twee petten op had, had tijdens de professionalisering van de club wel voordelen.'
Fred Platzek was tijdens zijn laatste jaren in het eerste zowel speler als voorzitter van Hudito. 'Toen kon dat nog. Dat ik twee petten op had, had tijdens de professionalisering van de club wel voordelen.' Foto:

Oud-hockeyer Fred Platzek blikt terug

DELFT - Delft op Zondag blikt wekelijks met oud-sporters terug op hun gloriejaren. Deze week doen we dat met oud-hockeyer Fred Platzek (70).

Door: Jesper Neeleman

Platzek speelde 13 jaar in de hoofdmacht van Hudito. Hij was twee keer voorzitter en is voor altijd erevoorzitter.
Het Huditovirus besmette hem toen hij op het Grotius Gymnasium aan de Westvest zat. "Ik korfbalde bij DKC, maar enkele jongens op school namen me mee naar Hudito." Dat beviel goed. Voor wie nu op hockey zit, is het lastig voor te stellen hoe het er toen aan toeging. Hockey werd gespeeld op gras, ballen werden ingerold, buitenspel bestond nog en jeugdteams werden niet ingedeeld naar leeftijd. Trainers? Die waren er niet. "We gingen gewoon op woensdagmiddag een balletje met elkaar slaan", vertelt Platzek. "Op zaterdag was er wel een begeleider. Maar dat was meer een bollen-aaier. Geen trainer waar je iets van opstak." In zijn eindexamenjaar mocht hij voor het eerst met heren 1 mee. Als reserve. Reserves mochten toentertijd alleen invallen als iemand geblesseerd uitviel. Dus deed Platzek niet mee. Nog niet.
Hij debuteerde in 1965, als linksbinnen. "Ik was vrij snel topscorer." Dat kwam ook, legt hij uit, door zijn snelheid. "En omdat we op gras speelde, schoot er nog weleens een bal over een stick." Toen hij net bij heren 1 zat, was van tactiek nauwelijks sprake. "De begeleiding bestond vooral uit goedwillende vrijwilligers. We hadden het vooraf weleens over de wedstrijd. Maar het was meer dat we elkaar een beetje oppepten." Amateurhockey was amateuristisch. "Zo herinner ik me nog dat we eens met 10 spelers naar TOGO moesten. Waar onze elfde man was, was niet duidelijk. Je had geen mobiele telefoons. Maar we wonnen wel met 0-1." Sponsors waren er niet. Dus liepen de spelers van het eerste in eigen shirtjes. In dezelfde kleur, of zelfs dat niet helemaal. De één had een mooi nieuw shirt, de ander een oude en verwassen versie.
In de loop der jaren ging het er steeds serieuzer aan toe. De weg naar boven werd pas goed ingezet toen Hudito voor het eerst een betaalde trainer aanstelde: Ton van Gils. "Later heeft hij nog clubs als HGC en Kampong en het Franse nationale team onder zijn hoede gehad. Een hele goede vent en in die tijd een talentvolle coach. We zijn met hem in 1974 kampioen van de tweede klasse geworden." De Delftse studenten werden dat jaar kampioen van een andere tweede klasse. Onderling moest worden uitgemaakt wie mocht promoveren naar de eerste klasse, toen nog het één na hoogste niveau. Hudito won de derde en beslissende pot. Dat zorgde niet alleen voor een groot feest. "De studenten keken altijd neer op die burgervereniging. Verder heb ik deze gebeurtenis altijd gezien als een omslagmoment."
De hoofdmacht van Hudito beoefende hun sport steeds professioneler. De begeleiding en materialen werden beter. Hudito speelde voortaan landelijk. "Ik weet nog dat we uit in Groningen moesten spelen. Dan gingen we met de trein." Hudito won. "En op de terugweg draaiden we - waarschijnlijk onder invloed van de drank - op elk station de raampjes naar beneden. Riepen we: '0-1, twee punten'." Ook buiten het veld waren het vrienden. "Met mannen als Frank de Vries, Gerard van Raalte en onze keeper Hans van der Plaat heb ik nog steeds goed contact."
Het verloop was in die jaren dan ook veel minder dan nu. "Als er in de zomer twee spelers stopten of vertrokken, dan was het veel. Tegenwoordig bedanken na afloop van een seizoen twaalf van de achttien spelers als lid. Dan wachten ze even af om te zien of ze komend seizoen weer in het eerste kunnen komen, en dan meldden de meesten zich vervolgens weer aan als lid. Daar kan ik me aan ergeren." Buiten dat is vrijwel alles er vooral beter op geworden, vindt Platzek.
Het had misschien nog mooier kunnen zijn, als de twee Delftse clubs waren samengegaan. In zijn tweede periode als voorzitter, kort na de eeuwwisseling, wilden Platzek en andere bestuursleden daarom laten onderzoeken of samengaan een meerwaarde zou hebben. Het onderzoek kwam er niet. "Ons bestuur zag er wel wat in. Binnen Ring Pass was de weerstand te groot." Betreurt hij dit nog? Nee. "Ik kijk niet om naar wat niet gelukt is. Het feit is dat we nu twee verenigingen hebben, die los van elkaar – verwacht ik - nooit het hoogste niveau van Nederland zullen halen." Zondag 22 oktober spelen ze tegen elkaar. Dat is dan wel weer leuk. En Fred Platzek is er weer bij.