Joop Bommelé maakte nog mee dat handbal met elf tegen elf op een groot veld werd gespeeld. De plakboeken uit de goeie ouwe tijd kan hij helaas niet vinden. (foto: Jesper Neeleman)
Joop Bommelé maakte nog mee dat handbal met elf tegen elf op een groot veld werd gespeeld. De plakboeken uit de goeie ouwe tijd kan hij helaas niet vinden. (foto: Jesper Neeleman) Foto:

Oud-handballer Joop Bommelé blikt terug

DELFT - Delft op Zondag blikt wekelijks met oud-sporters terug op hun gloriejaren. Deze week met handballer Joop Bommelé, die in de jaren '60 en '70 met scherp schoot bij EDH.

Door: Jesper Neeleman

Als klein jochie zat Joop Bommelé 'gewoon' op voetbal. Totdat enkele jongeren van de FUT, een jongerenclub van de congregatie, hem overhaalden eens mee te gaan naar de handbal. Hij was 16 jaar toen hij mee ging naar 'Recht Op Het Doel Af': ROHDA. "Die club speelde op het middenterrein van AV '40. Handbal was toen nog elf tegen elf op een veld ter grootte van een voetbalveld", weet Joop Bommelé nog.
De 70-jarige Delftenaar herinnert zich dat ze in de jeugd een seizoen lang alles verloren. "Maar de laatste wedstrijd wonnen we." Dus was het na afloop groot feest. "Toen vroeg die scheidsrechter of we soms kampioen waren geworden." Al vrij vlot belandde Bommelé in de hoofdmacht, samen met de jongens van de FUT die hem ooit meenamen naar de handbalclub: Bert Kerkdijk, Ton van Dam en Jan Beukers. Ook toen ROHDA fuseerde met EDH, speelde Bommelé met deze groep mannen.
-Wat voor handballer was je?
"Ik verdeelde het spel. Ik was ook één van de topschutters van de club. Zo'n 72 doelpunten per seizoen, dat was niks. Ik was met m'n 1 meter 84 groot en sterk. Samen met Ben Hartog was ik de enige die een bal met één hand op kon pakken. Hij gooide trouwens een een bal door twee rijen veilingkisten heen. Zo hard gooide hij."
-Hoe goed waren jullie?
"We begonnen in de onderafdeling. Daar werden we regelmatig kampioen. Wat wel mooi was, was dat we dan na een kampioenschap en promotie het jaar erop weer tegen allemaal ploegen van het seizoen ervoor speelden. Dan hadden ze de boel weer opnieuw ingedeeld. We hadden een goede groep en schopten het uiteindelijk tot het één na hoogste niveau van Nederland. We trainden wel twee, drie keer in de week. In de beginjaren speelden we tijdens het winterseizoen in veilinghallen in Poeldijk en Wateringen. Die hadden soms open gestaan terwijl het sneeuwde. Dan gebeurde het dat de kleedkamer vol sneeuw lag. En dat je in zo'n hal plots een ijsbal op je hersens kreeg. Later speelden we het winterseizoen in Sporthal De Buitenhof."
-Wat vind je ervan dat EDH niet meer bestaat?
"Schandalig. Elk dorpje heeft een eigen handbalclub. Poeldijk heeft Verburch, Kwintsheul heeft Quintus en Den Hoorn heeft DIOS. Een grote stad als Delft heeft geen handbalclub."
-Hoe kan dat?
"Misschien is Delft wel te groot. In die dorpjes hebben inwoners vaak een grote betrokkenheid bij de plaatselijke sportvereniging."
-Wat is je mooiste herinnering?
"Ik ben na de geboorte van m'n dochter eens een seizoen gestopt. Maar twee wedstrijden voor het einde stonden we op degraderen. Dus deed ik weer mee. De één na laatste wedstrijd wonnen we, de laatste wedstrijd stond het in blessuretijd 14-14. En ik maakte toen de winnende, waardoor we niet degradeerden."
-Wanneer stopte je?
"Toen ik 32 was. Wat me tegen ging staan, was dat ik vaak een hele zondag met EDH weg was. Dan verloren we, was de trainer boos. Kwam ik thuis, was m'n vrouw boos omdat zij de hele dag alleen met de kinderen had gezeten. Toen vroeg ik me af: waar ben ik eigenlijk mee bezig?"
Handbal is een harde sport, weet Bommelé. Daardoor kan hij vandaag de dag zijn middelvinger niet meer buigen. Maar het kan altijd erger. "Ik heb eens iemand van z'n milt afgeholpen. Hij had drie passen gemaakt, ik stapte uit, toen maakte hij nog een vierde en liep hij vol tegen me aan. Hij werd met een ambulance afgevoerd. Ik hoorde later dat ze z'n milt moesten verwijderen. En omdat hij die vierde stap had gemaakt, kregen wij de bal mee."