Jeroen Barends kijkt met veel plezier terug op zijn tijd bij DHC: "Als ik de oude vrienden spreek gaat het altijd over DHC." (foto: Roel van Dorsten)
Jeroen Barends kijkt met veel plezier terug op zijn tijd bij DHC: "Als ik de oude vrienden spreek gaat het altijd over DHC." (foto: Roel van Dorsten)

Hoe gaat het met Jeroen Barends?

Algemeen

DELFT - De talentvolle Jeroen Barends (54) speelde een voetballeven bij DHC, vooral met een glimlach.

- Hoe gaat het met je?
“Het gaat uitstekend, ik ben blij dat alles na corona weer normaal is. Ik heb ook niets te klagen, ik ben al 28 jaar met dezelfde vrouw en wij hebben 2 zonen. Zij spelen bij Den Hoorn, de oudste in het eerste elftal en de jongste in Onder 19-1. Ik werk als Financial Controller bij Ballast Nedam, waar ik specifiek op één project zit. Momenteel is dat bij de bouw van een stikstoffabriek in Groningen.”

Barends begon op zesjarige leeftijd bij DHC: “Bij Tinus Stok op de zaterdagochtend. Ik heb vervolgens alle hoogste jeugdelftallen doorlopen, vanaf de D-jeugd tot en met A-regionaal. Ik heb ook in de Haagse Jeugd gespeeld. Ik heb verschillende aanbiedingen van andere clubs gehad, maar daar ben ik nooit op ingegaan. Op mijn 18e stond ik al in het eerste elftal, maar dat duurde niet lang. Op mijn 19e liep ik een dubbele beenbreuk en een gebroken enkel op. Ik kwam in het ziekenhuis terecht, maar werd daar geholpen door een gewone chirurg. Ik heb toen nooit de topsportbegeleiding gehad die nodig was. Hoewel DHC en zelfs de KNVB er van alles aan hebben gedaan om mij te helpen, ben ik eigenlijk nooit meer op mijn oude niveau terug gekomen. Zelfs vandaag de dag heb ik er nog last van. Ik kan nog wel normaal functioneren, maar sporten zit er niet meer in. In mijn enkel zit geen kraakbeen meer, het is bot op bot.”

- Toch heb je het nog lang volgehouden?
“Ja, tot mijn 32ste. Het trainen ging niet altijd, maar ik wilde wel zo lang mogelijk blijven spelen. Soms kon ik na een wedstrijd twee dagen niet lopen, maar ik ben altijd een liefhebber van het spelletje gebleven. Bovendien hadden wij bij DHC één grote vriendenploeg, wij hadden echt alles voor elkaar over. Dat heb je ook nodig in een teamsport, dat je elkaar wat gunt. Ik spreek nog regelmatig Robin Knoester, John de Letter en René Lander en dan gaat het vrijwel altijd over die tijd bij DHC. Wij hebben echt een fantastische tijd gehad bij DHC, de club was een bolwerk en uitstekend georganiseerd. Wij hadden onder Guus Haak een goede groep, er was geen sprake van een groot verloop.”

- Wat voor speler was je?
“Ik ben in de jeugd begonnen als rechtsbuiten, maar via rechtermiddenvelder, rechtsback uiteindelijk centrale verdediger geworden. Ik heb mijn carrière in het vierde elftal afgesloten als keeper. Het talent zit wel bij ons in de familie. Mijn vader heeft ook jarenlang in het eerste van DHC gespeeld. Maar je kunt ons niet vergelijken; mijn vader was snel en behendig. En heel fanatiek. Dat had hij zelfs tijdens een partijtje tennis tegen mijn moeder, haha. Ik  miste duidelijk snelheid, maar had wel een goede trap en inzicht. Ik kon ook wel tot het uiterste gaan, maar altijd met een glimlach, je moet het niet al te serieus nemen. Een combinatie van mijn vader en mijzelf zie ik nu terug in mijn jongens. Ik heb toch nog zo’n 35 wedstrijden in het eerste gespeeld en heel veel in het tweede elftal. Met het tweede ook Nederlands kampioen geworden. Maar ook wedstrijden thuis tegen Ajax en Feyenoord in een vol DHC-stadion, dat vergeet je nooit meer. Mijn laatste wedstrijd was de promotiewedstrijd tegen Stormvogels op het veld van SJC. Na een 3-0 winst terug naar de Hoofdklasse.”

- Zelf sporten is verleden tijd?
“Ik heb met de broers René en Michel Baggerman getennist. Maar René had ook last van blessures, we waren het lamme team, haha. Toch mis ik dat wel, ik zou mezelf nog heel graag sportief uit willen dagen.” (RvD)