De gemeenteraad vergadert in de raadszaal in het stadhuis
De gemeenteraad vergadert in de raadszaal in het stadhuis Foto: Gemeente Delft

De Delftse gemeenteraad en de democratische controle: ‘Voor en na de stembus’

Politiek

Het werk van een raadslid is er de afgelopen jaren niet eenvoudiger op geworden. Is er voldoende tijd, capaciteit en kennis voor democratische controle? Dat is de vraag waarop de Delftse journalist Willem de Bie een antwoord zocht. Hij sprak hiervoor onder andere met (ex)raadsleden, (ex)wethouders, de burgemeester, ambtenaren en inwoners. Vandaag deel 1 van een drieluik over dit onderwerp.

Een belangrijke taak van de gemeenteraad is het controleren of de wethouders, de burgemeester en de ambtenaren hun werk goed uitvoeren. Dat heet officieel ‘democratische controle’, de controle wordt immers uitgevoerd namens de inwoners van Delft. Democratie begint bij de stembus. Daar wordt de basis gelegd voor wat weken, soms maanden later de nieuwe gemeenteraad en het nieuwe college van burgemeester en wethouders gaat worden. Het college is uitvoerder, de raad is opdrachtgever.

De verkiezingen
Op 16 maart 2022 ging 51,6% van de stemgerechtigde Delftenaren naar de stembus. Studentenpartij STIP werd met 15,8% de grootste partij in de stad. Direct gevolgd door D66, GroenLinks en Hart voor Delft. De lokale partijen Hart voor Delft en Onafhankelijk Delft hadden de grootste kunnen zijn als ze samen de verkiezingen waren ingegaan. Maar de verschillen tussen die twee partijen zijn al lange tijd groter dan de overeenkomsten. De 39 raadszetels van de gemeenteraad zijn nu als volgt verdeeld: STIP (6), D66 (6), GroenLinks (6), Hart voor Delft (5), VVD (3), PvdA (3), SP (2), CDA (2), Onafhankelijk Delft (2), ChristenUnie (2), Volt (2). Het college van B&W bestaat uit vijf wethouders namens STIP, PvdA, GroenLinks, CU en D66.

Communicatie
Geïnterviewden zien de afstand die er bestaat tussen de inwoners en de lokale politiek als een van de oorzaken van de slechte opkomst. De communicatie tussen inwoners, de gemeenteraad en het college; lokale communicatie dus. Zoals een inwoner het beschreef: ‘Voor de verkiezingen zie je die raadsleden een paar weken in kekke jasjes rondlopen, daarna hoor je er niets meer van’. Lennart Harpe (VVD) vindt lokale journalistiek belangrijk voor de stembus: ‘We roepen wel dat mensen zich niet interesseren voor de lokale politiek, maar ja, als je er nooit over leest, en je ziet niet waar het over gaat, dan word je ook niet geprikkeld om te gaan stemmen’.
Ook de gang van zaken bij de landelijke politiek wordt vaak genoemd als boosdoener. De manier waarop het debat gevoerd wordt in de Tweede Kamer is geen reclame voor de politiek, vindt burgemeester Marja van Bijsterveldt: ‘Wat je ziet in de landelijke politiek is zorgwekkend, ondermijnend voor de democratie, heel ernstig. Het nieuwe verdienmodel is daar blijkbaar ‘wantrouwen’ aan het worden, en dat mag het nooit zijn. Op onze democratie moeten we zuinig zijn, die moeten we koesteren.’

Studenten aan het roer
De grote winnaar van de Delftse gemeenteraadsverkiezingen is studentenpartij STIP. Vriend en vijand vinden dat STIP het goed doet. Studenten worden vrijgesteld van hun studie om hun werk als raadslid goed te kunnen doen, ze volgen een stevig inwerkprogramma en hebben een goede dossierkennis. En toch wringt er iets bij veel geïnterviewden: STIP moet niet te groot worden. En die kans is er. De TU verwacht de komende jaren meer studenten. Dat zal invloed hebben op het aantal kiezers dat voor STIP kiest, al wil dat niet zeggen dat alle studenten per se op de studentenpartij zullen stemmen. ‘Ze leveren goede kwaliteit raadsleden en denken goed na over de dossiers’, meent Joëlle Gooijer (CU). ‘Je moet wel oppassen dat een partij niet te dominant wordt. Als bijvoorbeeld het college volledig bestaat uit hoogopgeleide mensen die hier zijn komen wonen tijdens of na hun studie. Die hebben dan nog te weinig feeling met de stad.’

Stevige verkamering
Ook burgemeester Van Bijsterveldt is positief over de energie en inzet van de Stippers. Zij vindt dat studenten onlosmakelijk verbonden zijn met de stad en daarbij past een plek in de raad. Vanuit haar verantwoordelijkheid om overlast te voorkomen en cohesie in de stad te behouden plaatst zij wel een kanttekening bij het punt van de ‘verkamering’, het opsplitsen van woonhuizen in meerdere te verhuren kamers voor studenten: ‘In de raad heeft STIP tegen het collegevoorstel gestemd om de stevige verkamering een halt toe te roepen. Dan zeg ik wel: jongens kom op, waar is dat algemeen belang? Je ziet gewoon dat wijken eronder lijden, en uiteindelijk gaat het wel om de stad. En als de stad gaat lijden onder een bepaald beleid, dan vind ik dat alle partijen de plicht hebben om te zeggen: dat moeten we niet willen’.

Met name lokale partijen klagen dat studenten vaak de stad onvoldoende kennen, en daardoor minder goed in staat zijn om over sommige raadsvoorstellen te oordelen. Bas Vollebregt (STIP) denkt daar anders over: ‘Als het gaat om besturen, dan gaat het politieke debat echt over de hoofdlijnen. Ik hoor vaak dat je je eigen wijk goed moet kennen. Maar als het bijvoorbeeld over een bestemmingsplan achter jouw huis gaat, dan weet ik niet of jij tot een betere besluitvorming komt in het algemeen belang van de stad. Je zit in de gemeenteraad voor het algemeen belang. In je eigen politieke kleur, dat natuurlijk wel’.

Coalitie en oppositie
Onder leiding van STIP presenteerden de fractievoorzitters van de ChristenUnie, D66, GroenLinks, PvdA en STIP voor de zomervakantie hun coalitieakkoord ‘Samen werken aan Delft’. Dit bevat de belangrijkste doelstellingen voor het beleid van het college in de komende vier jaar. Het coalitieakkoord, zo menen veel geïnterviewden, zou niet in beton gegoten moeten zijn. Gooijer (CU): ‘Als raadsleden gedachteloos of angstig het gezamenlijke standpunt van de coalitie verkondigen, dan denk ik: Vind je hier zelf ook nog wat van? Soms proef ik in de raadscommissie steun voor een bepaald standpunt, ook bij de coalitie. Dan ga je een amendement maken en stuurt dat rond naar alle fracties. En wat gebeurt er dan? Geen reactie, of wel een reactie na coalitieoverleg: we volgen het advies van de wethouder. Laat je kleur zien! Nee, we zijn coalitie, dus we stemmen maar mee met de coalitie…’.

Tweedeling
Dat er in de raad een tweedeling ontstaat tussen partijen die ‘regeren’ en de rest, is onvermijdelijk. Dit leidt soms tot frustratie en onmacht. Lieke van Rossum (SP): ‘Het maakt heel erg veel verschil of je raadslid van de coalitie of de oppositie bent. In Delft is het beleid vanuit de regerende coalitie altijd redelijk dichtgetimmerd geweest. Dus als je vanuit de oppositie zegt: vanuit mijn visie, wat ik hoor in de stad en onze achterban kom ik met dit voorstel, dan wordt daar nooit open naar gekeken. Dat is ook nooit zo geweest’.

Al meerdere opeenvolgende raadsperiodes zijn het min of meer dezelfde politieke partijen die aan het roer van de stad staan. Dat zorgt enerzijds voor een vaak goed op elkaar ingespeeld team, maar het heeft ook een keerzijde vindt Bram Stoop (Hart voor Delft): ‘Er ontstaat wederzijds een soort automatisme, met het gevaar dat raadsleden minder kritisch worden. Als oppositie ben je vaak kansloos kritisch, juist omdat de coalitie erg op elkaar is ingespeeld. Daar kom je gewoon niet tussen’.

College tegenover raad
Het is gebruikelijk dat raadsvoorstellen de week voordat ze in de raad worden behandeld, worden besproken in het (fractie)overleg van de verschillende coalitiepartijen. De fracties bespreken het stuk, komen soms nog met een aanpassing, en vervolgens komen de fractievoorzitters bij elkaar om te kijken of er voldoende draagvlak is voor de voorstellen.

Dat levert met enige regelmaat raadsvergaderingen op waarbij op voorhand al duidelijk is welke collegevoorstellen het gaan halen en welke niet. De oppositie kan er dan nog wel ‘wat van zeggen’, maar dat is dan vaak alleen nog voor het raadsverslag. Niet ieder raadslid is gelukkig met deze gang van zaken. Goriska van Cooten (PvdA): ‘Het lukt vaak niet om te kijken vanuit de raad, vanuit het bestuur van de stad: wat vinden wij er samen van? Wat willen we met de stad en hoe geven we daar vorm aan? Dat vind ik erg: college tegenover de raad…’.

Over de schutting gooien
Iedereen is het erover eens dat het werk van een raadslid de afgelopen jaren ingewikkelder en zwaarder is geworden. Belangrijke oorzaak is dat de Provincie en het Rijk steeds meer zaken ‘over de schutting gooien’ onder het motto ‘door het lokaal te behandelen komt het dichter bij de burger’. Daar wordt dan vaak aan toegevoegd dat het ook nog eens goedkoper zou zijn om bepaalde taken lokaal uit te voeren. En dus wordt er minder geld voor beschikbaar gesteld. Het gaat om zaken zoals de Energietransitie, sociale woningbouw, de WMO, opvang asielzoekers, de Jeugdzorg, enzovoort. Maar in de praktijk blijkt het helemaal niet goedkoper om deze taken op lokaal niveau uit te voeren. Er moet dus geld bij om een landelijk probleem op te lossen. En dat gaat ten koste van andere zaken.

Stevige reacties
Steeds vaker vragen colleges, ook dat van Delft, aan de gemeenteraad om de besluitvorming over provinciale en landelijke projecten aan hen over te laten. ‘Het gaat immers alleen maar over de uitvoering’. Dit levert soms kritische reacties op van raadsleden, die vinden dat alles wat hun gemeente aangaat door hen moet worden beoordeeld. Peter Castenmiller (Rekenkamer Delft) onderschrijft dat laatste: ‘Ondanks wat de Provincie en het Rijk zeggen: het is meer dan alleen de uitvoering van een regeling. Men doet alsof die regelingen politiek-arm zijn, maar ook in de organisaties die de regelingen uitvoeren zitten mensen met politieke kleuren’.

Minimaal 1 jaar
Veel raadsleden combineren hun raadswerk met een betaalde baan. Hun agenda’s zijn vaak tot aan de rand gevuld met de gemeenteraad, hun werk en hun privéleven. Voor nieuwe raadsleden is de uitdaging nog groter. Ze moeten alle zeilen bijzetten om zich zo snel mogelijk in te werken. Er komt veel op ze af. Zelfs ervaren raadsleden en wethouders stellen dat je minimaal een jaar nodig hebt om alle dossiers, zeker de ingewikkelde, tot in alle uithoeken te doorgronden. Veel partijen hebben eigen inwerkprogramma’s en bieden ondersteuning door oud-raadsleden.

En er is nog een andere optie. Castenmiller: ‘Ik vind het een goede gedachte dat kandidaat-raadsleden eerst minimaal een jaar in een raadscommissie meelopen. Daar leer je veel van. Nieuwe raadsleden krijgen wel een inwerkprogramma van de gemeente, maar daar blijft over het algemeen niet zo erg veel van hangen. Goede, permanente ondersteuning is voor een raadslid belangrijk. En weten welke ondersteuning er vanuit de gemeente beschikbaar is, zoals bij de Griffie’.

Dualisme
De manier waarop het College en de raad met elkaar omgaan is in de loop der tijd veranderd. In 2002 werd een nieuwe wet ingevoerd die bepaalde dat wethouders voortaan geen deel meer zouden uitmaken van de gemeenteraad. Dit is op zich geen slecht idee; een situatie waarin slagers hun eigen vlees keuren is niet wenselijk. Er kleeft echter ook een nadeel aan: raadsleden kunnen in de nieuwe situatie minder op de inhoud opereren, ze zijn vooral bezig met ‘kaderstellende en controlerende taken’.

Over de effectiviteit van deze nieuwe manier van werken lopen de meningen uiteen. Burgemeester Van Bijsterveldt: ‘Ik sta niet te juichen. Lokaal is er veel bureaucratie bij gekomen, heel veel processen, procedures en vergaderingen. Ik vraag me oprecht af of we er nou uiteindelijk heel erg mee vooruit zijn gegaan’.

Willem de Bie verrichtte dit onderzoek in opdracht van Mediafonds Delft. 

Veel studenten stemmen bij lokale verkiezingen op STIP