Het gaat Alquin nu puur om de muziek, en niet meer om de bijverschijnselen

Algemeen

DELFT – Ze werden in de jaren zeventig nota bene door de critici de beste band van Nederland genoemd. En zo voelden ze zich ook wel een beetje. Na zes jaar kwam er echter een eind aan de jongensdroom.

Inmiddels is de Delftse band Alquin helemaal terug. In zo goed als dezelfde bezetting. En nog altijd trouw aan de muziek waar ze altijd voor stonden. In 2003 pakten de mannen de draad weer helemaal op. Aanstaande zaterdag spelen zij in De Boerderij, in Zoetermeer. Delft op Zondag sprak met zanger, gitarist en voorman Ferdinand Bakker en met drummer Job Tarenskeen.

-Hoe gaat het met Alquin?
Bakker: “We zijn Alive and Kicking, zoals dat heet. We zijn nu aan het repeteren voor een nieuwe plaat en denken er absoluut niet over om te stoppen.”
Tarenskeen: “We zijn geen band die oude hits gaan spelen voor veel geld. We spelen nieuwe hits voor weinig geld, haha.” 

-Hoe voelt het om weer helemaal terug in de muziek te zijn?
Tarenskeen: “Ik ben meer opgewonden dan dat ik dertig jaar geleden was. Dat ouwerwetse bandgevoel komt bij mij weer helemaal terug. Het is bovendien een groot voorrecht dat we ons niet hoeven te bewijzen. En er is niemand die zegt: Dat nummer mag niet zo lang worden. Dan zeg ik: Je moet de B-kant eens horen, die is nog tien keer zo lang. Ik heb het idee dat de nummers van onze nieuwe plaat hele rijke muziek kunnen worden.” 

-Wat bedoel je met het oude bandgevoel?
Tarenskeen: “Ik spreek misschien voor mezelf, maar het grootste geluk voor mij is op dat podium staan. Dat is beter dan seks. Op het podium kun je niets faken. Wat je op dat moment voelt, dat speel je. Je zet je hart open en je speelt. Dat hebben wij altijd zo gedaan. Ik was geen voorstander van een reünie, maar toen we weer gingen spelen was de band er meteen weer en we stegen als een ruimteschip op.” 

-Is het nu nog heel anders om op het podium te staan?
Tarenskeen: “We hebben nu een staart van levenslessen achter ons liggen.”
Bakker: “We hoeven niet meer zo nodig. Vroeger wilden we de beste van de wereld worden, die drang hebben we nu niet meer zo. De helft van wat we spelen is nieuwe muziek, de andere helft is het bekende repertoire. Maar ik merkte laatst dat het publiek al nummers meezong van Blue Planet, een cd die in 2005 is uitgebracht. Die nummers vinden hun weg dus wel weer."
 
-Sta je lekkerder op het podium als je niet meer per se de beste wilt zijn?
Bakker: “Het gaat nu puur om de muziek, niet meer om de bijverschijnselen.”
Tarenskeen: “De meisjes die nu op ons afkomen zijn inmiddels wat ouder, maar nog wel heel mooi. Die drive om de beste te willen zijn is trouwens heel goed.”
Bakker: “Je moet toch heel wat leren om op zo’n niveau te komen.”
Tarenskeen: “Wat ik leuk vind om te zien is dat ik nu veel meer van vroeger begrijp dan toen ik het meemaakte.” 

-Jullie werden de beste band van Nederland genoemd. Voelden jullie je ook zo?
Bakker: “Een beetje wel, ja.”
Tarenskeen: “Ik vond het niet helemaal onterecht. Maar het gevolg was dat ik werd verkozen tot beste drummer van Nederland. Ik kon er wel tien opnoemen die beter waren. Maar ja, zo werkt het gewoon.”
Bakker: “Die waardering streven we nog wel na. Een zekere mate van erkenning is fijn. Als je ziet dat anderen van je optreden genieten, daar doe je het voor. Om die mensen een goede avond te bezorgen.”

Steeds die knip 

-Jullie maakten vroeger vrij lange nummers, iets wat gebruikelijk was in die tijd. Maken jullie tegenwoordig kortere nummers?
Bakker: “We maakten toen ook wel kortere nummers, hoor.”
Tarenskeen: “Maar een nummer is een verhaal.”
Bakker: “Als het thema het nodig heeft, duurt een nummer vijf minuten. In die zin zijn we niet commercieel en dat zijn we ook nooit geweest. Ik weigerde altijd als ze vroegen of we een plaat in konden korten. Tenminste, we hebben dat één keer toegestaan en ik vind het nog steeds vreemd om naar dat nummer te luisteren. Ik hoor steeds die knip erin.” 

-Wat mag nooit aan de band veranderen?
Bakker: “De bezetting. Zo lang die zo blijft zoals ie nu is, zit het met Alquin wel goed. De rest mag van mij veranderen en dat heeft het ook altijd gedaan.”
Tarenskeen: “Dat onvoorspelbare mag nooit veranderen, vind ik.” 

-Waar zijn jullie het meest trots op?
Bakker: “Trots ben ik niet echt, maar ik ben wel heel erg blij dat we onze platen met fantastische Engelse producers hebben opgenomen. Daardoor hebben we enorm veel respect gekregen in de muziekwereld. Vanaf toen maakte het in het buitenland ook niet meer uit dat we maar uit Nederland kwamen.”
Tarenskeen: “Ik ben er trots op dat we bij onszelf zijn gebleven. Natuurlijk lieten we ons wel beïnvloeden, maar dat was een normale beïnvloeding van de tijdsgeest. Als we onze muziek in Tibet waren gaan spelen, had niemand het goed gevonden.”
Bakker: “Na ons optreden op Pinkpop keek men ook in Nederland anders naar ons, op een positievere manier. Ze zagen dat we toch wel wat in huis hadden.”

-En waar zijn jullie het minst trots op?
Bakker: “Dat we hebben toegestaan dat er aan dat nummer waarin geknipt was ook een vioolstuk werd toegevoegd. Er moeten strijkers in, dan wordt het een hit, werd er gezegd. Nou, mooi niet. Ik geloof er sowieso niet in dat een plaat een hit wordt door zo’n truc. Dat zou ik ook niet willen.”
Tarenskeen: “Nou, als we er een miljoen van verkopen…”
Bakker: “Maar het blijft verschrikkelijk om te spelen. Mijn advies aan elke muzikant: Blijf doen wat je leuk vindt, anders verkoop je je ziel. Dat is dodelijk in de muziek.” (JN)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12