Louw den Dunnen voelt zich prima in Delft, maar ook in Spanje komt hij telkens weer thuis

Algemeen

DELFT – Louw den Dunnen. Een naam in de Delftse horeca. Waarin hij intussen zo'n 45 jaar druk is. Het begon ooit met afwassen in een Chinees restaurant. Wat hij drie dagen volhield. Toen vluchtte hij in de bediening. "En ik ben nooit meer uit de horeca weggegaan".

Louw den Dunnen. Een naam in de Delftse horeca, dus. En een voornaam die je niet zo vaak tegenkomt. "Mijn vader en mijn opa heetten ook Louw. Ik heb wel 's gehoord dat die naam uit de buurt van Gorcum komt". Hij is overigens een geboren en getogen Delftenaar. Hij zal Delft niet zo gauw de rug toekeren, verzekert hij. "Het is een heel gezellige stad, met leuke mensen". Hij is zelfs best wel trots op zijn stad, "ondanks alle dingen die me niet zinnen". Op de vraag of hij zich wel 's ergert, antwoordt hij dan ook spontaan: "Dágelijks". Maar: "Dat moet je wel zakelijk zien". En het moet ook niet als een klaagzang overkomen. Niettemin komt hij moeiteloos met een voorbeeld op de proppen. "Neem nou het autoluw maken van de binnenstad. Ze hadden eerst voor voldoende parkeervoorzieningen moeten zorgen voordat ze begonnen met het autovrij maken van het centrum. Nu hebben ze dat in de verkeerde volgorde gedaan. Dat geeft zó veel negatieve reacties van vooral mensen van buiten de stad. Want hoe kom je nu de stad in? Die mensen komen één keer en dan zie je ze niet meer. Of ze zeggen: We komen wel als die parkeergarage klaar is". Den Dunnen kan daarover meepraten. De uitbater van Restaurant Don Comer, aan de Nieuwe Langendijk, hoort immers regelmatig wanhopige gasten stoom afblazen. "Dan zit de vrouw soms al een half uur binnen, voordat haar man z'n auto kwijt is. En dan komt hij woest binnen: Dit is de laatste keer!" Lacht: "Dat kunnen wij dan met het eten gelukkig nog goed maken…" Overigens wil hij ook wel even duidelijk gezegd hebben: "Dat neemt niet weg dat ik wèl voor een autovrij centrum ben. Daar wordt de binnenstad alleen maar mooier van". Alleen die volgorde, hè. "Delft is toch een stad. Een stad met een behoorlijke aantrekkingskracht in de regio. Dan erger ik me wel 's als je ziet dat die binnenstad zo slecht bereikbaar is en leegloopt. Dat is niet goed".
Den Dunnen - één oudere zus, twee jongere broers – werd geboren in wat ooit de Rozenstraat was en nu de Crommelinlaan is. "Ik was een beetje speels jongetje", kan hij zich nog wel voor de geest halen. "Ik was gek van sport. Vooral van voetbal. Ik speelde in Full Speed. In het eerste. Ik was een technische spelbepalende middenvelder. De laatste jaren heb ik bij DVC een beetje afgebouwd". Hij kon, al zegt hij het zelf, heel aardig voetballen. "Toen ik een jaar of twaalf, dertien was, zijn Feyenoord en Sparta nog aan de deur geweest. Of ik daar wilde komen voetballen". Nee, hij droomde als jochie niet van een avontuurlijk bestaan als Politieagent, Brandweerman of piloot. Hij droomde van de horeca. Maar ook sportjournalist worden leek hem wel wat. "Dan zie je alles, zit je overal bij. Ik ben toch een nieuwsgierig ventje. Maar ik heb nooit spijt gehad dat het de horeca is geworden".
Wie met Den Dunnen aan de praat raakt, hoeft niet bang te zijn dat er ongemakkelijke lange stiltes vallen. Als we hem 'een handige babbelaar' noemen, spreekt hij dat niet tegen. "Ik zit niet gauw om een woordje verlegen".

'NEE, WE HEBBEN NIET TE KLAGEN'
Hij ging, in zijn jongere jaren, overdag naar school. En in z'n vrije tijd werkte hij 'bij de Chinees'. In de bediening. "Heb ik een jaar of zeven gedaan". Daarna ging hij bij Bob Hollem werken, in 't Kruikje. "Een hele leuke bar, op de Wateringsevest. Die heb ik later, samen met m'n vrouw Gerrie, overgenomen. En toen had ik precies wat ik wilde: een eigen zaak. Al was ik nog wel heel jong. 't Kruikje was toen een begrip in Delft. De hele Delftse voetbalwereld kwam er". Er werd daar zelfs geschiedenis geschreven. "Toen zijn we op het idee gekomen om als eerste in Nederland met een damesvoetbalclub te beginnen". Dat kwam zo: "De mannen voetbalden tegen elkaar, met caféteams. De vrouwen zeiden: Dat willen we ook wel. En zo is KFC '71 ontstaan. Ik ben zelf een jaar of zeventien secretaris geweest, Bob was iets korter de voorzitter. Zo heel af en toe komt het bestuur nog wel 's bij me. Om raad te vragen als ze een probleem hebben. Maar voor de rest? Nee. Het contact is helemaal verwaterd". 

Na negen 'heel goeie jaren' verkocht Den Dunnen 't Kruikje. Dat was, zou je kunnen zeggen, 'de schuld' van z'n dochtertje. "Ze sliep boven de zaak. Maar toen ze een jaar of vijf, zes werd, kon ze niet meer slapen. Kwam ze zowat elke avond naar beneden. Dat was de bedoeling niet". En dus ging hij wat anders doen. Hij vermaakte zich een jaar of drie met 'een dagzaak': Broodje GG, op de Voldersgracht. Nou ja, vermaken, dat was het toch niet helemaal. "Mijn hart ging toch meer uit naar het caféleven. Naar meer contact met de mensen". Samen met z'n broer Fred kocht hij Eetcafé De Caroussel, op de Oude Delft. "Een mooie en gezellige zaak. Volgend jaar bestaat ie 25 jaar. Fred en z'n vrouw draaien die zaak. Dat heb je met een eetcafé: de ene avond heb je vijf klanten, de andere avond zestig. Maar je moet wèl klaar staan".
Hijzelf kon er nog wel wat bij hebben. En dus kocht hij De Pieper, op de Beestenmarkt. "Een fantastische zaak, die ik vijf jaar heb gedraaid". Maar ja, hij hield dan wel niet van stilzitten, dit was toch wel behoorlijk buffelen. "Onwijs hard werken, dát was het. Om half tien 's morgens de zaak in en 's nachts om vier uur weer naar huis. En dat zeven dagen in de week, 's zomers, als de terrassen volzaten. Ik heb toen met m'n vrouw de afspraak gemaakt dat we het wat rustiger aan zouden gaan doen". En zo begon hij Spaans Restaurant Don Comer. Op de Nieuwe Langendijk nummertje 59. Een zaak met 45 zitplaatsen. Die gelijk liep als een tierelier. "Voor het weekend moesten de mensen twee, drie maanden van tevoren reserveren. Dat kostte ons vaste klanten". Uitbreiden was dus het parool. Of beter: verhuizen naar de Nieuwe Langendijk nummer 27. Waar de capaciteit drie keer zo groot groeide. "Daar zitten we nóg. Gelukkig hangt ook hier in het weekend regelmatig het bord op de deur dat we helaas volgeboekt zijn. Nee, we hebben niet te klagen". 

-Waarom heb je voor een Spaans restaurant gekozen?
"Als ik in Spanje ben, heb ik altijd weer het gevoel van: Ja, ik ben weer thuis. De bevolking, de manier van eten, de gastvrijheid, vandaar misschien die keuze. Het is misschien wel vijftien jaar geleden dat ik heb gezegd: Als ik straks ga afbouwen, ga ik een Spaans restaurant beginnen. Nadat ik De Pieper had verkocht, hebben m'n vrouw en ik een week of vijf door Spanje gereisd. Vooral door het binnenland, naar de kleine dorpjes. Mijn vrouw is een enorm goeie kok, koken is ook haar liefhebberij. Samen met Walter Tetteroo, die al een beetje Spaans kookte, heeft ze de menukaart ontwikkeld. Dat was een mooie tijd. Walter, die meer dan vijf jaar bij ons heeft gewerkt, is voor zichzelf begonnen. Mijn vrouw runt nu, met twee koks, de keuken. Dat gaat fantastisch". 

Ze gaan toch wel zeker twee keer paar jaar even naar Spanje. "Ik ben toevallig drie weken geleden weer geweest, op uitnodiging van een heel mooi Wijnhuis. Daar leer je ook weer van". Hij neemt zo hier en daar wel 's een menukaart mee. "Dan zie ik dingen waarvan ik denk: Dat gaan we ook maken. Maar dan wel op onze eigen manier. We krijgen hier wel Spanjaarden binnen die zeggen dat ze het eten bij ons lekkerder vinden dan in Spanje. Heeft met onze eigen accenten te maken". 

Den Dunnen zelf is geen ingewikkelde eter, vindt hij. "Ik hou van kleine en lekkere dingetjes. Gamba's, ja. Maar van alles eigenlijk. Ik lust wel alles". Dat is niet helemáál waar. "Nee, spruitjes lust ik niet. Postelein ook niet. Andijvie, witlof, dat hoeft voor mij niet. En bloemkool, alleen de lucht al. Maar andijviestamppot weer wèl". Hij eet zeker één keer in de week buiten de deur. "Ik heb geen favoriete restaurants. Meestal eten we ook buiten de stad. Wil ik met m'n vrouw een beetje bijpraten, dan moet ik niet in Delft gaan eten. Veel te veel bekenden". 

-Als je bij collega's eet, ben je dan extra kritisch op wat je krijgt voorgeschoteld?
"Nee. Ik ben ook een makkelijke eter. Kritisch in m'n eigen zaak, maar niet bij een ander. En als het me echt niet bevalt, zien ze me er niet meer. Hoewel, gaat het om een bekende ondernemer, dan zou ik het hem wel in vertrouwen zeggen".

'JE KRIJGT ER GEEN KLANT BIJ'
-Wat is er nou zo leuk aan werken in de horeca?
"Het omgaan met mensen, de dienstverlening. Het is dat samenspel van gastvrijheid, de kwaliteit van het eten en de sfeer in je zaak. Als dat klopt, dan heb je de ideale formule. En daar geniet je dan van". 

-En wat is er minder leuk aan?
"Dat het wel 's te gek en te zwaar wordt. Werken in de horeca is best arbeidsintensief. Je loopt je de krampen, af en toe. Je merkt ook wel dat je een jaartje ouder wordt. Maar ik heb ook altijd gezegd: Werken in de horeca, dat kan je niet leren, dat moet in je zitten. Je kan mensen leren een perfect biertje te tappen. Maar als ze niet in staat zijn de gasten aan de bar te houden, ervoor te zorgen dat de gasten zich in je zaak thuis voelen, dan werkt het niet. Sommige mensen hebben dat, een heleboel mensen hebben dat nièt. Ik zie meestal wel in één oogopslag of mensen geschikt zijn. Hoe ze praten, of ze je aankijken, hoe ze lopen, meestal klopt die eerste indruk wel. Mensen kunnen hier heel wat leren. Wij hebben een manier van werken, in andere zaken hebben ze een andere manier van werken. Het is goed als iemand, die in de horeca wil werken, al die manieren leert. Ik vind het ook niet zo erg als iemand, die wij gevormd en opgeleid hebben, ergens anders gaat werken. Als hij of zij er maar wèl beter van wordt". 

-Heb je voor jezelf al een beetje uitgestippeld hoe lang je nog doorgaat?
"Ik ben gelukkig nog gezond, op een paar kleine dingetjes na. Ik ben nu zestig. Reken maar uit, misschien nog een jaar of drie en dat ik het dan wat rustiger aan ga doen. Ik weet het niet. Ik heb nog wat andere functies waar ik veel plezier in heb. Aan de andere kant: zo lang ik 's morgens wakker word en het prettig vind om naar m'n werk te gaan, waarom zou ik dan stoppen? Maar je weet het niet. Hoe lang gaat het nog? Je hebt niks over je eigen lichaam te zeggen. Vandaag ben je nog goed, morgen hoor je misschien dat er wat ernstigs met je aan de hand is". 

Voorlopig is Den Dunnen al weer twaalf jaar voorzitter van Carnavalsvereniging 'Goud van Oud'. Alsof je op een knop drukt: "We hebben 824 leden". En niet zo maar leden: "Iedereen van boven de veertig kan lid worden. Onze avonden zijn zó beregezellig. Die avonden zijn eigenlijk reünies". 

-Wat is dan de lol van Carnaval? 
"Dan kan ik je één ding zeggen: Kom een keer bij ons kijken. Carnaval is niet alleen maar hossen en dronken worden. Trouwens: dat is in heel Delft niet zo. We hebben hier heel goeie Carnavalsverenigingen, met goeie besturen die er alles aan doen mooie feesten te organiseren. Dat blijkt ook wel: al jarenlang gebeurt hier niks vervelends. En dan ben ik nog geeneens een polonaiseloper. Ik heb veel meer plezier in het organiseren. Het is toch fantastisch als 500 mensen lopen te dansen en uit hun dak gaan? Dát geeft mij voldoening". 

Waar Den Dunnen ook vrolijk van wordt, zijn de maandelijkse bijeenkomsten van de Delftse Horeca Senioren Sociëteit. Een gezelschap van zo'n twintig buitengewoon geroutineerde (ex-)horeca-ondernemers, waarvan hij ook nog eens de voorzitter is. Ze praten ernstig over gewichtige onderwerpen als het rookbeleid en de bereikbaarheid van het centrum, ze eten een hap en ze drinken een slok en ze gaan, een keer of drie, vier per jaar, met z'n allen de hort op. "En dan mogen de vrouwen ook mee". Over vrouwen gesproken: Den Dunnen werkt al sinds 1971 nauw samen met z'n vrouw Gerrie. En dat gaat nog steeds prima. "Maar ja, ze is dan ook een echte horecavrouw. Dag en nacht voor de zaak bezig". 

De beladen term viel al even: het rookbeleid. "Een drama", is Den Dunnen duidelijk. "Het besluit om in restaurants niet meer te roken, daar sta ik wel achter, ofschoon het onwijs lastig is. De mensen lopen constant naar buiten om te roken. Dat heeft vervelende gevolgen voor bijvoorbeeld je keukenritme. Er zijn ook de mensen die hun rookbehoefte wèl op weten te houden, maar toch zie je ze wat nerveus worden. Maar het is zo: in de restaurants is het gewoon frisser nu er niet meer gerookt mag worden". 

-Blijven er mensen weg, omdat er niet meer mag worden gerookt?
"Absoluut. Dat weet ik zeker. En je krijgt er geen klant bij die eerst niet kwam omdat er gerookt werd. Eigenlijk zou je het Spaanse systeem moeten volgen. Daar moet je aan de voorkant van je zaak aangeven of er wel of niet gerookt mag worden. Dat is de beste manier. We zijn toch geen kleine kinderen? De mensen moeten zelf kunnen uitmaken of ze wel of niet naar binnen gaan". 

De ellende zal, zo vreest hij, vooral niet te overzien zijn voor de kleine café'tjes. "Als ze aan dit beleid blijven vasthouden, voorzie ik dat misschien wel dertig procent van die café'tjes de deur moet sluiten. Dat zou verschrikkelijk zijn, juist omdat die kleine buurtcafé'tjes de basis vormen waarop de horeca is gebouwd. Ik kan me wel voorstellen dat in Delftse café'tjes de asbakken weer op tafel staan. Het is kiezen tussen twee kwaaien: failliet gaan of boetes riskeren. Ik zou wel een voorstel hebben: sta in zaken die kleiner zijn dan 125 vierkante meter het roken toe. Die hebben gewoon geen mogelijkheid om een aparte rookruimte te creëren". (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12