Wiesje Gort-Droog: zondag 4 januari

Algemeen

Het is, als ik erover nadenk, eigenlijk wel apart. Ik schrijf deze regels in 2008 en u leest ze een jaar later. Als u ze tenminste leest, het is zonde dat ik dat erbij moet zeggen. Mijn vanwege mijn niet weg te cijferen leeftijd nogal vertroebelde geest is intussen wel uit de fles bubbeltjeswijn, waarvan ik ter gelegenheid van de jaarwisseling, maar vooral bij wijze van hoge uitzondering met kleine, zij het volle teugen heb genoten.

En ik krijg prompt begrip voor het serieuze en hartstochtelijke verzoek van de Carnavalsverenigingen aan de plaatselijke Overheid om tijdens het Carnaval het wildplassen te gedogen. 'Wij houden zelf wel een oogje in het zeil', is hun motief. 'Natuurlijk weten we ook wel dat veel te volle blaaskapellen voor overlast kunnen zorgen. Maar we hebben toch niet voor niks dweilorkesten?' Weet u trouwens waarvan ik echt heb genoten? Van dat verhaal in deze prachtkrant met die meneer van die Slangenkuil, vlakbij het station. Ik vond dat erg leerzaam. Dat komt ook omdat ik van jongs af iets heb met slangen. Dat begon al met de tuinslang van de onderburen. Daar speelde, eerlijk is eerlijk, afgunst wel een rol in. Wij woonden namelijk in een galerijflat en ik mocht van m'n ouders geen slangen houden. Ze vonden dat er een luchtje aan die beesten zit. Dat blijkt dus flauwekul te zijn. Die meneer zegt het zelf: slangen komen overal voor, behalve in het luchtruim en op de polen. Er bestaan dus helemaal geen luchtslangen en al helemaal geen putluchtslangen, wat mij altijd wel is wijs gemaakt. Wat ik interessant aan slangen vind, is dat het koudbloedigen zijn die vervellen tot ze een ons wegen. Dat moet dan haast wel door de opwarming van de aarde komen. Zo is bekend dat bijvoorbeeld het adderengebroed kruipt waar het niet gaan kan, al loopt dat in het algemeen met een sisser af. De eigenaar van die slangenkuil, zeg maar de Opperslangenbezweerder, schijnt overigens zelf heel mooi te wonen. In een serpenthouse, heb ik me laten vertellen. Maar waar zijn beesten te slangen leste naartoe moeten, als de treinen door hun onderkomen denderen, dat weet nog niemand. Hij wordt, zo las ik, aan het lijntje gehouden door Vuijk en hij is bang dat hij achter het net zal vissen. 

Nee, van de Overheid moet je het niet hebben, dat is wel duidelijk. Maar diezelfde Overheid overlaadt de burger wèl met regels en voorschriften. Betutteling, terug naar de vorige eeuw, bedilzucht, het zijn een paar (nette) aanduidingen van het gevoel van onbehagen dat veel mensen vandaag de dag in z'n greep heeft. Zo wil men van Overheidswege, die dus behoorlijk ondoorgrondelijk zijn, dat de automobilist meer oog heeft voor de natuur. Dat daardoor het aantal kettingbotsingen schrikbarend toeneemt, dat nemen de hoge heren met een korrel zout en op de koop toe. Het zijn, ik beweer dat niet voor het eerst, verwarrende tijden. En daar lijkt verandering van jaar weinig aan toe of af te doen. Helaas.

Wiesje Gort-Droog

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12