Interview Jerry Hartsema

Algemeen

DELFT – Jerry Hartsema is de naam. Geboren in Scheveningen. Toen hij 26 was naar Delft geëmigreerd. "En hier nooit meer weggegaan". Verknocht aan Delft, niet in het minst omdat hij er zijn vrouw Nel ontmoette.

"Mag ik erbij zitten?", vraagt Nel. "Eigenlijk niet", doen we quasi-streng. Onafscheidelijk, dat zijn ze. "We doen alles samen". Dat zie je zo. Vooruit dan maar. Maar nièt meepraten, is een keiharde spelregel. Want het gaat om manlief Jerry Hartsema (72). Die een alleraardigst verleden heeft in de horeca. In Scheveningen, in Den Haag, in Griekenland, in Den Bosch en in Delft. Hij werkt niet meer, maar de horeca laat hem niet los. Of beter: hij laat de horeca niet los. Hij is zowat elke dag, uiteraard mèt Nel, wel in z'n favoriete uitspanning te vinden. In Wijnbar Barrique, op de Beestenmarkt. Maar dan wèl aan de andere kant van de bar. En dat is, maakt hij er geen geheim van, genieten geblazen. 

Tóch begint het met Hartsema ooit heel anders. Na de Lagere School en de MULO gaat hij naar de Christelijke Kweekschool in Den Haag. 'Dat was een bewuste keuze, ja. In zoverre: mijn vader wilde dat dolgraag. Hij had dat zelf ook wel geambieerd, maar hij moest met z'n handen gaan werken. Hij heeft een meubelbedrijf gehad, in Groningen. Is in 1932 failliet gegaan. Daarna, vertelde m'n moeder, is hij nooit dezelfde geworden die hij was. Hij wilde dat z'n zoon nièt met z'n handen ging werken en het onderwijs in zou gaan". 

"Ik was vijftien toen m'n moeder in het ziekenhuis kwam te liggen. Zes jaar later is ze overleden. Ik bleef met m'n vader achter. Ik heb twee veel oudere zussen, die waren toen al het huis uit. Ik heb de Kweekschool afgemaakt. Was een leuke studie, je leerde toch wel erg leuke dingen". 

Hij heeft dan wel z'n diploma van de Kweekschool, hij heeft daarna geen minuut voor de klas gestaan. Dat komt ook: al vanaf z'n vijftiende is hij ook actief in de horeca. "Dat was hard werken. En ook heel veel geld verdienen". Daar maakt hij geen geheim van: hij is niet te beroerd de handen uit de mouwen te steken en het vuur uit z'n sloffen te lopen, áls het maar schuift. "Als je op die terrassen werkte, dan begon je 's morgens om half negen en je ging door tot 's avonds laat. Was je half één, één uur thuis. Maar je werkte op vijftien procent, dus dat was wel interessant".
Hartsema werkt in wat hij 'leuke zaken' noemt. In Scheveningen het Palace Hotel, het Europa Hotel en het Grand Hotel. "Het Europa Hotel werd op een gegeven moment gehuurd door de Lummus Company. Allemaal Amerikaanse ingenieurs en hun vrouwen en kinderen logeerden er. Ik had ook m'n Kweekschoolacte Lager Frans, ik gaf die kinderen, die op de Internationale School zaten, 's middags bijlessen". Dat is kassa. En: "Ik maakte een bliksemcarrière. Ik sprak m'n talen. ik ging met die vrouwen mee, bijvoorbeeld als ze een auto gingen kopen, of een huis. Daar verdiende ik akelig veel geld mee". 

Allemaal leuk en aardig, dat geschnabbel en gebeun, maar als hij 21 is en dus geacht mag worden volwassen te zijn, vindt Hartsema het toch wel tijd worden voor een vaste baan. In de horeca, dat wèl. Hij gaat als barkeeper aan de slag in het Europa Hotel, stapt daarna over naar de Sheherazade en weer later naar Les Galeries, "één van de sjiekste dancings van Scheveningen". Dát zijn nog eens tijden: "Daar traden achttienmans-orkesten op". Hij verkast vervolgens naar De Nieuwe Doelen, in Den Haag. "Inmiddels, moet ik eerlijk toegeven, had ik zó veel geld verdiend dat ik dacht: Ik moet maar 's een eigen zaak beginnen". Hij is dan 24. Hij belandt in de Moulin Rouge, op de Gedempte Burgwal, in Den Haag. "Dat was altijd een zaak geweest met animeermeisjes die aan de bar zaten en die eventueel met de klant weg gingen. Maar dat liep niet echt. Zodoende kon ik er voor een niet al te hoog bedrag beginnen. Ik heb de zaak toen totaal veranderd". Hoewel: "De Gedempte Burgwal was niet een erg sjieke buurt in Den Haag. Daar zaten ook heel aparte cafés. De personen die daar kwamen, kwamen ook vaak bij mij in de zaak. Dat waren meisjes van lichte zeden en hun beschermers, eigenaren van bordelen in onder andere de Geleenstraat, maar ook inbrekertjes en zo. Als ze iets hadden uitgehaald gingen ze naar Amsterdamse Fred. Die was eigenaar van een bordeel in de Geleenstraat en getrouwd met Miss Holland 1957. Die zat een dag daarna achter het raam. Amsterdamse Fred vertelde dan tegen die jongens: Nou, zeg maar dat je bij Jerry aan de bar hebt gezeten. Dan gaat hij wel mee naar de Politie. Jerry the Lier was toen m'n bijnaam…" 

-Je hebt dus wel jaren in een nogal fout milieu je brood verdiend.
"Dat is zo. Die mensen werden m'n vriendjes en kennissen, ook al omdat ik zelf niet uit een normaal gezinsleven kom. Ik voelde me daar wel lekker bij. Maar m'n vader vond het verschrikkelijk. Hij kwam me een keer ophalen in de Sheherazade. Zat hij aan de bar. Moet je dat nou zien, zei hij. Is m'n zoon. Afgestudeerd. Staat hier achter de bar domme dingen te vertellen. Ja, ik heb wel het idee dat ik m'n vader verdriet heb gedaan. Ik besef dat ik hem geen leuke oude dag heb bezorgd. Maar tóch zou ik het zo weer overdoen. Ik heb het heel erg naar m'n zin gehad in de horeca. En nog steeds".

'DELFT IS NIET DEN HAAG, MAAR WEL LEKKER IN DE BUURT'
Dat optreden als Ali Bi, maar dat niet alleen, wordt hem toch iets te dol. "Ik dacht: Laat ik in godsnaam niet zo doorgaan, anders loopt het niet goed met me af". Hij is 26 als hij de wijk neemt naar Delft. 

-Waarom naar Delft?
"Ik móest uit Den Haag weg. Ik had nooit een gezinssituatie meegemaakt. Die mannen en vrouwen die in m'n zaak kwamen, die werden allemaal een soort van goeie kennissen van me. Ja, dat die mensen zo waren, daar konden ze weinig aan doen. Om het leven heb je niet gevraagd, dat krijg je. Je weet niet wat er daarna gebeurt. Is je vader inbreker en speelt je moeder de hoer, dan is het een zeldzaamheid dat jij dominee wordt". En hij kan het weten, als goed gereformeerd opgevoede jongeling. Hoe dan ook: "Delft is niet Den Haag, maar wel lekker in de buurt. Mijn eerste zaak in Delft was café-restaurant Het Wapen van Delft, op de Markt. Daar ging ik als barkeeper werken. De Moulin Rouge heb ik verkocht aan een jongen die twee keer zo breed was als ik en die beter met dat aparte publiek om kon springen. Hij kocht de zaak op de reutel, ik kreeg elke maand geld van hem. Daarna ben ik bij Monopole gaan werken, ook op de Markt, wat nu Café-restaurant Willem van Oranje is. Wat ik niet wist, is dat er in die zaak haast niks te doen was. De eerste avond dat ik daar werkte, draaide ik dertien gulden. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Ik ben toen links en rechts alle zaken in Delft langs gegaan. Heb ik daar rondjes gegeven. En gezegd dat ze ook 's naar Het Wapen van Delft moesten komen. Binnen een half jaar draaide ik 600 tot 800 gulden per avond. Daar kreeg ik m'n procenten van. En dan ook nog de overtip". Dat is dus wéér kassa. En, óók niet onbelangrijk: "In die tijd heb ik verkering gekregen met Nel. Ik zag haar twee grote glazen bier drinken, op een terrasje. Dat vond ik zó leuk". 

Dan wordt Hartsema benaderd door de bekende Delftse ondernemer Kees Koreneef. "Die had een groot warenhuis, dat noemde hij Findings. Dat was het allergrootste warenhuis van de Benelux, in Rotterdam-Zuid. Daar zaten allerlei ondernemers in, ook een aantal uit Delft. Zoals Allwave. Hijzelf deed de meubels. Ik ben de restauratie gaan doen. Die zaak was op de punt van Katendrecht, daar kwam dus heel apart publiek. En als Feyenoord had verloren, huilden ze". Dat kan in die tijd nog net: "Dan maakte ik wel 's een geintje. Vroeg ik: Ik ga naar Feyenoord, is dat nou tegenwoordige tijd of verleden tijd? Nee, zei ik dan, dat is verloren tijd". Hij kan er nu nóg om glimlachen. 

Na één jaar Rotterdam gaat hij terug naar Delft. "Ben ik De Mallemolen begonnen, in de Kromstraat. Dat was een pakhuis, daar heb ik een bar-bistro-dancing van gemaakt. Binnen drie, vier maanden was het zó druk dat ik er boven een grote bar bij heb gemaakt. Trokken we de drankjes van beneden omhoog. Het was zó druk, de mensen stonden vanaf de ingang tot aan de hoek van de Jacob Gerritstraat, waar nu Ideaal Wonen zit. Het was twee mensen naar buiten, twee mensen naar binnen. Nee, de Kromstraat is pas later een crimineel straatje worden. Het was in mijn tijd een straatje met alleen maar pakhuizen". 

"De Mallemolen is de leukste zaak die ik heb gehad. Ik heb er veel verdiend en het er ongelooflijk naar m'n zin gehad". Tóch verkoopt hij de zaak, na zeven jaar, aan z'n bedrijfsleider. Dat heeft, zegt Hartsema, vooral hiermee te maken: "Het leukste vind ik het opzetten van een zaak en die daarna weer verkopen". Dus stort hij zich op een volgend project: de Dimple, een whiskeybar. "Een erg mooie zaak. Maar toch wilde ik wat anders. Mijn vrouw hield de Dimple aan, ik begon in Den Haag bar-bodega De Kikker. En daarna, in Scheveningen, discotheek The Nashville, recht tegenover het Circustheater. Een grote zaak, met drie bars. Nóg groter dan De Mallemolen".
Dan belandt hij in Griekenland. Op Rhodos. Waar hij, met een Griekse partner, 'in de bontjassen' gaat. "We gaven shows in hotels". Dat houdt hij twee jaar vol. "Ik miste m'n vrouw erg. Ik ben teruggegaan. Stonden we met z'n tweeën achter de bar in de Dimple". Tot hij, want business is business, de zaak verkoopt aan een Duitse jongeman die heel veel geld van z'n vader had geërfd. "Nee, daar is niks van terecht gekomen. Er kwamen alleen maar boefjes, Delftse deugnieten". Hij vertelt dat allerminst met een brok in de keel. Want: "In alle zaken die ik heb gehad en die ik heb verkocht, ben ik nooit meer terug geweest. Ik zou me dan alleen maar storen aan zoals het er nu aan toegaat". 

Hartsema doet een tijdje niets. Begint dan Indonesisch restaurant Djempol, op de Burgwal, tegenover Speakers. "Dat was leuk, maar ik heb me wèl vergist. Vanaf de eerste dag riepen de mensen in de keuken: Baas, we worden mataglap. Ze liepen zó de keuken uit, de tuin van de Jozefkerk in. Ik begreep die mentaliteit niet. Maar ik ben ook geen type voor een restaurant. Na anderhalf jaar ben ik eruit gestapt". 

In 's-Hertogenbosch staat al anderhalf jaar een compleet ingericht snooker-, pool- en biljartcentrum te wachten op een exploitant. "Ik ben gaan kijken. Binnen één dag was het rond. Ik heb er zeventien jaar gezeten. Dat was ons laatste kunstje. Ik moet wel toegeven: het eerste jaar moest er 55.000 gulden bij, het tweede jaar 35.000. Het derde jaar speelden we quitte en het vierde jaar ging het lopen. Het was een mooie zaak, 1500 vierkante meter, met 42 tafels. Vijf jaar geleden heb ik het verkocht. Ik was 67, ik had het wel gezien. Hoewel ik de horeca nog steeds het leukste vind wat er bestaat. Al moet ik toegeven: het allerleukste vond ik dat we zo jong al zo veel geld verdienden. En dat we daarvan genoten, door veel te reizen en zo. Veel geld uitgeven is heel erg leuk. Ik hoef niet te sparen". 

-Geld maakt dus wel heel erg gelukkig?
"Nee, totáál niet. Maar het helpt wèl mee. Ik heb geen stress. Ik heb het altijd naar m'n zin. Ik zie nergens problemen. Ik leef van de ene dag op de andere. Ik sta met een lach op en ik ga met een lach naar bed. En ik heb een vrouw bij wie ik het verschrikkelijk naar m'n zin heb". 

-Je hebt lang als barkeeper gewerkt. Wat maakt een barkeeper tot een goeie barkeeper?
"Je moet met iedereen om kunnen gaan. Snel kunnen werken. Namen kunnen onthouden. Weten wat je gasten drinken. Heb je maar één of twee mensen binnen, dan moet je die zien vast te houden. Niemand stapt een lege zaak binnen. Je moet de klanten met elkaar in contact brengen, dan hoef je zelf niet zo te praten". 

-Wat vind je van Delft als horecastad?
"Heel gezellig. Delft ligt tussen Den Haag en Rotterdam in, daardoor heb je hier een wat boertige sfeer. Vinden veel mensen uit grote steden heel aantrekkelijk. Wèl heb ik het idee dat er te veel horeca is in Delft". 

-En Delft als stad voor ondernemers?
"Moeilijk. Neem maar het sluiten van De Taveerne. Er zou daar gedeald zijn. Is absoluut niet gebeurd. Die zaak bestaat al zó lang, maar die man is nu wèl z'n zaak kwijt. Daar kan ik dan wel boos over worden". (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12