Een jaar lang interviews, over Delft, over toneelspelen, over gelukkig zijn en over nog veel meer

Algemeen

Willem Overgaag.

DELFT – Er kwamen, vorig jaar, weer heel wat meer of minder bekende, veelal Delftse vrouwen en mannen behoorlijk uitgebreid aan het woord op de interview-pagina in deze krant. In deze eerste krant van het nieuwe jaar rakelen we nog eens een aantal uitspraken op die in totaal zestien van de geïnterviewden in 2008 deden.

Valt er eigenlijk wel wat te beleven in Delft? Het was een nogal eens gestelde vraag aan wie daarop naar onze uiteraard bescheiden mening met recht en rede zou moeten kunnen antwoorden. Zo iemand was vanzelfsprekend Tijn Noordenbos, de man die nooit verlegen zit om een ideetje of een plannetje. "Zat", antwoordde hij op die vraag. "Kijk maar 's naar de evenementenlijst. Het is knap als je nog een weekend vindt waarin je iets kan organiseren. Nee, je hoeft je in Delft niet te vervelen. Je kan het hooguit wat te eenzijdig vinden wat er te beleven valt". Ook Linda Ammerlaan, zij vormt samen met Frank Koenen de leiding van De Nieuwe Amateur, is van mening dat er in Delft genoeg valt te beleven. "Er gebeurt soms zó veel dat ik het niet eens altijd heb meegekregen. Maar niet alles wat er gebeurt is natuurlijk mijn smaak. Maar als ik nu, samen met jou, een evenement zou bedenken, dan is er geen gaatje voor op de kalender te vinden. Aan de andere kant: het zou wel tof zijn als Delft een evenement zou hebben dat een landelijke en misschien wel internationale uitstraling heeft. Skatejam is nationaal bekend. Er komen zelfs mensen uit België voor naar Delft. Dat kunnen we best nog verder uitbouwen". 

Aan Gé Kleijweg, van Kleyweg's Stads-Koffyhuis en van De Wereldzaak, werd gevraagd wat hij van de horeca in Delft vindt. "Waar ik trots op ben, is dat de horeca in Delft zich een plek heeft veroverd in de stad. Hoe was het? De horeca zorgt voor overlast, dus die moeten we zo veel mogelijk beperken. Als ik dan zie welke rol de horeca nu vervult in de stad, dan zeg ik: Wat zou de stad zijn zonder horeca? Aan de andere kant: je ziet in de stad winkels verdwijnen. De dagelijkse boodschappen kun je steeds minder in de binnenstad doen. Dan moet je ervoor zorgen dat de mensen kunnen funshoppen, er kunnen rondstruinen, wandelen, genieten van de unieke sfeer in Delft. Delft is een heerlijke stad, absoluut niet te vergelijken met Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Gouda. Op die bijzondere sfeer moeten we heel zuinig zijn. Dat betekent dat je op sommige plekken ontwikkelingen moet afremmen en op andere plekken juist ontwikkelingen moet stimuleren en toestaan. We moeten ons ook realiseren dat er een heel ingrijpende verbouwing in de binnenstad gaat plaatsvinden die ook op de rest van de stad een behoorlijke invloed zal hebben. De hele Westkant gaat op de schop. Des te belangrijker is het dat de bereikbaarheid van de stad de nodige aandacht krijgt. Wordt daar niet heel zorgvuldig mee omgegaan, dan hebben we straks een prachtige Westkant en een dooie binnenstad". 

Willem Overgaag, die zeventien jaar ploeteren in de horeca wel welletjes vond en nu (onder meer) impresario is, zei wel 's te schrikken van 'de hardheid en de agressie bij mensen'. Hij kwam ook met een voorbeeld: "Neem maar de schermutselingen op de Beestenmarkt, na Rusland-Nederland. Een paar pikkies van zestien, blijkbaar onder de pillen en de drank, die zó aan het provoceren zijn, nee, dat vind ik niet leuk. Ze verzieken het voor over twee jaar". Maar hij zei ook: "Ik vind dat we in Delft nog steeds een goed klimaat hebben. Natuurlijk lopen hier ook wel wat foute figuren rond, maar dat heb je in elke stad. Delft is nog steeds een gemoedelijk dorp. Ik vind het geweldig om hier te wonen. Er gebeurt zó veel, er valt hier zó veel te beleven".


Ruud van der Knaap, het oudste nog levende lid van korfbalvereniging Fortuna, antwoordde op de vraag of Delft een goed sportklimaat heeft: "Ik denk van niet, nee. De politiek is in het algemeen niet echt geïnteresseerd in sport. Terwijl sport toch dè manier is om problemen tegen te gaan. Als je mensen aan het sporten krijgt, wordt er minder rotzooi getrapt". Laat Delft nou wèl mooi een Sportprijs winnen, meer dan driekwart jaar later. Toch is Van der Knaap er bepaald niet ondersteboven van hoe zijn geliefde Delft wordt bestuurd. "Ik durf best te stellen dat het Gemeentebestuur niet erg sterk opereert. Vroeger hadden we in Delft fantastische bestuurders. Het lijkt erop alsof Delft niet in staat is mensen te vinden voor het College die er wat van weten te maken. Als je dat vergelijkt met hoe ze de zaken in Den Haag aanpakken, dat gebeurt in Delft helemaal niet. En ik ben zo trots op Delft. Ik zou zo graag willen dat het wèl zo was". 

Bij Raadslid en Regio Taxichauffeur Jan Peter de Wit hoef je nooit te raden naar wat hij bedoelt. "Delft heeft een slecht ambtenarenkorps", liet hij aan duidelijkheid niets te wensen over. "We hebben er 1700, dat zijn er veel te veel. Die ambtenaren sturen nu de coalitie aan, dat zou natuurlijk andersom moeten zijn. Daarom behoort Delft ook tot één van de duurste gemeenten van Nederland, we staan op de zeventiende plaats. De bureaucratie neemt hand over hand toe". Het gaat volgens hem helemaal niet goed met Delft. "Er is stilstand. Projecten die jaren geleden zijn bedacht zijn allemaal aan het misgaan. Neem maar de autoluwe binnenstad, de Koepoortgarage, tramlijn 19, Poptahof. Er ontbreekt betrokkenheid. Ze hebben dat baantje, maar er is geen politieke verdieping. Ze staan nergens voor. Alleen voor zichzelf. Neem maar zo'n Bas Verkerk. Wat heeft hij tot nu toe nou gezegd, behalve dan dat Delftenaren dom zijn? Bij zijn aantreden noemde ik hem de Haagse haai die het goudvisje Delft komt opslokken. Verkerk weet geen richting te geven aan de toekomst. Hij heeft ook geen eigen ideeën". 

Ook naar aanleiding van de op zich bepaald niet opzienbarende vraag of er veel is veranderd in Delft kwamen allerhande antwoorden. Zo wist aartsvrijwilliger Jan de Vette het zeker: "Ja. Veel buurten zijn achteruit gegaan. Het stukje waar ik woon, dat was vroeger één van de netste delen van Delft. Maar de kwaliteit van de mensen is achteruit gegaan. Dat komt omdat het goedkope woningen zijn. Daar komen dan vooral mensen in met lagere inkomens en in het algemeen toch wat mindere milieus. Wat je ook ziet: de saamhorigheid is weg. Vroeger kende iedereen iedereen. Nu leven de mensen veel meer langs elkaar heen. Dat zie je in heel Delft".
Judoleraar Joop Gouweleeuw weet daar ook over mee te praten. "Het grote verschil is de mondigheid. Kinderen vragen nu ogenblikkelijk waarom iets moet en of het wel nodig is. En de ouders roepen sneller als iets niet naar hun zin gaat. Dat maakt het wel lastiger". 

Wim van Leeuwen, hij keek terug op zijn bepaald niet onverdeeld positieve ervaringen met het Vermeercentrum waarin hij zo veel (vrije) tijd en energie stopte, somt nog even wat gemiste kansen op als het gaat om hoe het er met Delft voorstaat. "Aan de Noordkant had een ondergrondse parkeergarage moeten komen. Onder het Doelenplein. Onder de Paardenmarkt. Dan zorg je er ook voor dat het Noordelijk winkelgebied meer power krijgt en toeristisch aantrekkelijk blijft. Een andere gemiste kans is dat De Porceleyne Fles op de Raam of op de Paardenmarkt had moeten komen, op de wandelroutes voor toeristen". Delft gaat hem aan het hart. "Meer Delftenaren zouden van hun stad moeten houden. We moeten af en toe onze zegeningen tellen. Toeristisch gezien zijn we de tweede stad van Nederland, na Amsterdam. Waar komen al die mensen naar kijken? Naar ónze stad".

In april vorig jaar vertelde Rob Linthorst, leraar maar toch eigenlijk vooral (amateur)toneelspeler, over zijn grote passie. En over zijn zoon Vincent, die (bij het Nationale Toneel) beroepsmatig acteur is. Vader Rob zei volmondig 'ja' op de vraag of hij zichzelf een goede toneelspeler vindt. "Je weet wat je waard bent. Dat kun je afmeten aan de rollen die je aangeboden krijgt en die je kunt spelen. In mijn geval zijn dat vrij grote rollen geweest". En zoon Vincent zei, in november vorig jaar: "Ik vind mezelf een heel goeie toneelspeler". Over zijn vader zei hij: "Mijn vader kan erg goed toneelspelen. Hij heeft nooit een toneelopleiding gehad, Hij heeft zichzelf moeten vormen als amateur-acteur. Hij heeft veel dingen niet geleerd, omdat hij er minder tijd in kon steken". En vader Rob over zijn toneelspelende zoon: "Ik vind 'm erg goed. Ja, hij lijkt wel op mij. Qua postuur en qua stem. Vreemde mensen zeggen dat ook: Jullie lijken wel op elkaar, ja". 

Co van der Stap, in de tachtig maar nog altijd een bijzonder pittige tante, was behalve bijstandsmoeder met vier kinderen (kinder)toneelschrijfster en toneelspeelster. Op de vraag of ze gelukkig is, zei ze: "Ik ben niet echt ongelukkig. Ik maak me wel zorgen om m'n jongste zoon, de belhamel. Maar nee, ik heb geen hekel aan het leven. Al zeg ik wel 's, als ik oververmoeid ben: Voor mij hoeft het allemaal niet meer. Maar dat zeggen wel meer oude mensen. Ik ben verder wel gezond. Als het goed weer is en goed licht, dan stap ik op de fiets. Er is voorspeld dat ik 102 word. Ik moet er niet aan denken…" 

Over gelukkig zijn gesproken (en geschreven): Allard Zoutendijk, docent en projectontwikkelaar, zoals hij zichzelf afficheert, is 'belachelijk gelukkig'. "Met de dingen die ik doe, met m'n relatie, met de mensen om me heen. Ik heb m'n ouders nog. M'n vader wordt 87, m'n moeder is 85, voor hun leeftijd hebben ze een zeer goede gezondheid. Als vier broers, ik ben de jongste, gaan we harmonieus met elkaar om. Ja, ik ben gelukkig". 

Dat geldt ook voor Ronald Kroon, taxichauffeur en voorzitter van de Fietsersbond. "Ja, er zijn momenten dat ik gelukkig ben. Of dat aan mezelf ligt? Of aan anderen? Ik denk dat het een combinatie is. Maar ja, wat is geluk? Mijn moeder is kortgeleden overleden. Aan de ene kant geeft dat veel verdriet en pijn. Maar het is ook een vorm van geluk. Ze heeft alleen maar pijn gehad, daar is ze nu van verlost. Je kan de dingen altijd van twee kanten bekijken". 

'Sandra van Hek is ongeneeslijk ziek, maar ze heeft nu de gelukkigste tijd van haar leven, hoe raar dat ook lijkt' stond er boven het interview met Sandra van Hek. Die op de vraag of ze altijd zo vrolijk en positief is geweest dit antwoordde: "Ja. Maar ik kan ook heel erg down worden van de ellende om me heen. Waarom ik zo positief ben, ik denk omdat ik het niet zo erg vind om dood te gaan. Ik zie doodgaan als relaxen, als rust, rust, als niks anders meer hoeven. Ik ben niet gelovig, dat ga ik niet worden ook, maar ik zie er totaal niet tegenop. Misschien komt dat nog, maar ik denk 't niet".
Bakkersvrouw Annie Rietvelt, ze is helderziend, helderhorend en helderwetend, filosofeerde: "De wereld kan er zo veel mooier uitzien. Wie is er nog tevreden tegenwoordig? Die mensen zoeken het in materiële zaken, maar zo werkt het niet. Zo werkt het ècht niet. De mensen komen niet dicht genoeg bij zichzelf. Weinig mensen houden ook van zichzelf". (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12