Stadsbelangen bestaat 25 jaar en is al lang geen stoeptegelpartij meer, vinden de twee oprichters

Algemeen

Cock van der Pot (links) en Aad Bonthuis, met op de achtergrond de ramen van hun allereerste fractiekamer in het Stadhuis.

DELFT – Het is vandaag precies 25 jaar geleden dat Aad Bonthuis en Cock van der Pot begonnen met een nieuwe politieke partij: Stadsbelangen. Hun partij, die door de gevestigde orde niet bepaald serieus werd genomen, is inmiddels niet meer weg te denken uit de Delftse politiek.

Aan de oprichting van Stadsbelangen ging het nodige vooraf. Aad Bonthuis (60) zat al achttien jaar in de Raad voor de PvdA. Hij werd plotseling op een onverkiesbare plek gezet. Cock van der Pot (64) had zich al verdienstelijk gemaakt voor de one-issue-partij Sportbelangen, maar zijn rol leek uitgespeeld toen de besluitvorming rond Sportpark Kerkpolder achter de rug was. Sportbelangen fuseerde met gemeentebelangen, maar haalde bij de verkiezingen van 1982 op vijf stemmen na geen zetel. Van der Pot benaderde Bonthuis met het idee voor een nieuwe partij. Daar had Bonthuis wel oren naar. De twee sloegen de handen ineen en een nieuwe partij was, in 1985, geboren. De inmiddels tot fractievoorzitter gebombardeerde Bonthuis verzon de naam Stadsbelangen. De partij leek bij een kleine groep kiezers meteen al op het nodige vertrouwen te kunnen rekenen, want bij de verkiezingen van 1986 ging Stadsbelangen van nul naar twee zetels. Bonthuis en Van der Pot konden aan de slag. 

De twee wilden, vertellen ze nu, ‘alles veranderen’. “We waren het niet eens met een aantal zaken. Dat gooiden we in de openbaarheid”, herinnert Bonthuis zich. Volgens Van der Pot stelde de partij ook veel schriftelijke vragen, soms over de kleinste dingen. “Ze noemden ons daarom ook wel eens een stoeptegelpartij”. Het waren tropenjaren voor de eerste twee Stadsbelangen-Raadsleden. Het gebrek aan computers en e-mail maakte het er bovendien niet makkelijker op. Bonthuis: “Ik maakte schriftelijke vragen, die bracht ik bij Cock thuis langs, hij tikte ze vervolgens de volgende dag uit op z’n werk. Ik ben wat heen en weer gereden in die tijd...” De twee hadden zich per persoon vier posten in de Commissies toebedeeld. “Op vrijdag kwam de taxi altijd, met zó’n stapel papieren”, vertelt Van der Pot, terwijl hij zijn hand een centimeter of veertig boven de tafel houdt. “Ik was eerst al een avond bezig met al die stukken sorteren, dan moesten we ze nog doorlezen, want maandag was er al weer een vergadering. In het begin zat ik alles te lezen, maar op den duur ging je maar de samenvattingen lezen. Het was gewoon niet te doen met z’n tweeën.” Naast hun werk als Raadslid hielden ze er namelijk ook nog een fulltime-baan op na. 
“Maar”, stelt Van der Pot, “we zijn er altijd geweest, want we wilden ons wèl profileren. Er zat toen altijd een verslaggever van de Haagsche Courant bij de Raadsvergadering. We wilden dan altijd de zin maken die hij opschreef in de krant. Want als je in die stukken niet werd genoemd, zeiden de mensen: Zit je nog wel in de Raad?.” 

Hun inzet werd door de al langer in de Raad zittende partijen niet bepaald op waarde geschat. “Bij elk voorstel dat we deden stemde iedereen tegen, ook al waren ze vóór. Maar wij gingen gewoon door”, weet Bonthuis nog. En, tot ergernis van Bonthuis, die tegenstemmers kwamen soms twee jaar later met ideeën die Stadsbelangen eerder al had geopperd. De nieuwe partij was bij de Delftse kiezers echter wel in positieve zin opgevallen, zo bleek bij de verkiezingen van 1990. Stadsbelangen ging van twee naar vijf zetels. Dat betekende overigens niet dat de partij nu meer in had te brengen, geeft Van der Pot aan. “We zaten nog steeds in de oppositie en we werden nog steeds niet voor vol aangezien.” Tijdens de College-onderhandelingen, herinnert Bonthuis zich, wisten ze al dat ze niet aan de bak zouden komen. “We hadden vijf zetels, maar we wisten al dat we aan de kant werden gezet. Je zou denken: vijf zetels, dan mag je meedoen. Haha, welnee, joh.” Omdat Stadsbelangen nu met z’n vijf leden in de Raad zat werd het voor Bonthuis en Van der Pot wat rustiger, maar ze sukkelden volgens Van der Pot niet in. Dat bleek: vier jaar later behaalde Stadsbelangen wederom vijf zetels.

Mooiste jaren
Van der Pot en Bonthuis vonden de eerste periode als Raadslid de mooiste. “Ik wist niet eens dat je in het Stadhuis de trap op moest om naar de Raadszaal te gaan. We hadden wel een grote bek, maar we wisten eigenlijk niks”, zegt Van der Pot. Ook Bonthuis vond het begin het mooist. “Mijn vier jaar als wethouder, dat was de kroon op m’n werk. Maar als Raadslid heb ik het het meest naar m’n zin gehad met Cock. We wisten dat we geen moer bereikten, wát we ook voorstelden. Als we hadden gezegd: De wethouders krijgen per maand 10.000 euro meer’, dan nog waren ze tegen. Ik denk ook dat wij in die tijd meer de functie hadden om de mensen die de stad bestuurden wakker te houden en op hun taken als bestuurder te wijzen. Ja, toen werd de stad nog bestuurd.” 

Inmiddels wordt Stadsbelangen wel degelijk serieus genomen, menen de twee. “Anders krijg je niet het voorzittersschap van het Presidium”, geeft Bonthuis aan. 


- Waar zijn jullie, terugkijkend op 25 jaar Stadsbelangen, het meest trots op? 
Bonthuis: “Dat we na 25 jaar nog steeds bestaan. Het enige jammere is dat we nu naar twee zetels zijn gegaan. Dat komt door de verdeeldheid onder de stadspartijen.”
Van der Pot: “In het begin waren we de enige stadspartij, toen hadden we de alleenheerschappij.” 

Bonthuis: “Veel mensen zeiden in 1986: Dit hou je geen jaar vol. Voorlopig is het al 25 jaar.” (JN)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12