Stefan Nuhn, met voor zich enkele oude vergeelde krantenknipsels die zijn moeder nog bewaard bleek te hebben. (foto: Jesper Neeleman)
Stefan Nuhn, met voor zich enkele oude vergeelde krantenknipsels die zijn moeder nog bewaard bleek te hebben. (foto: Jesper Neeleman) Foto:

Oud-hockeyer Stefan Nuhn blikt terug

DELFT – Wekelijks blikt Delft op Zondag met oud-sporters terug op hun gloriejaren. Deze week deel 4, met voormalig hockeyer Stefan Nuhn.

Door: Jesper Neeleman

Stefan Nuhn beleefde zijn gloriedagen in een tijd dat er nog gras groeide op een hockeyveld. Videoanalyses waren er nog niet. De verbroedering beleefde z'n hoogtijdagen.
De 57-jarige Delftenaar stopte tien jaar geleden. "Omdat ik me ging ergeren aan m'n eigen prestaties. Ik speelde in een veteranenteam. Werd ik opeens door andere oude mannen voorbij gelopen. Dat was ik niet gewend, dus ik die kerels neerhalen. Het werd echt gênant. Het was één keer zelfs zo erg, dat m'n broertje Piet Hein na een actie van mij het veld afliep. Hij kon het niet meer aanzien." Het was tijd te stoppen. Twee jaar lang deed hij niets. "Kwam ik zomaar tien kilo aan en ben ik met een gezellig cluppie weer gaan sporten bij Allround, in Den Hoorn. Bodypumpen, boksen, van alles. Verder golf ik af en toe, maar véél te weinig om er goed in te worden. Wel grappig. Ik kan helemaal niet golfen, maar ik kan een bal natuurlijk wel aardig raken. Laatst deed ik mee aan een toernooitje. Sloeg ik die bal 285 meter ver weg. Het werd the longest drive." Stefan Nuhn volgde op 8-jarige leeftijd zijn moeders voorbeeld: hij ging op hockey. "Mijn vader, Piet Nuhn, was een voetballer. Hij voetbalde bij DHL met z'n broers. Z'n bijnaam was 'de mooie haan'. Hij wilde nooit vies worden. Later heeft hij ook binnen Ring Pass talloze vrijwilligersfuncties bekleed." Zo was hij betrokken bij heren 1, toen zijn zoons Stefan, Piet Hein en Marc hierin speelden, net als zijn neefjes Erik en Jochum. Zijn betrokkenheid ging ver. "We hadden een technische ploeg, dus waren we gebaat bij een egaal veld. Dan kwam m'n vader zondagmorgen naar de club, koppelde een roller achter z'n auto en reed ermee het hoofdveld op." Een tijd had Ring Pass een terreinknecht die het veld wel erg snel afkeurde. Een beetje regen in de regenmeter en er werd die dag niet gehockeyd. "Dus wat deed m'n vader: hij zorgde dat hij nog eerder op de club was, goot die regenmeter grotendeels leeg en de wedstrijd ging door."

Over het hek
Ook de spelers zelf waren erg betrokken. Trainingen waren op woensdag en zaterdag. "Maar op dinsdag en donderdag klommen we over het hek. We wisten dat 't gras gemaaid was en gingen we lekker op een doel staan rammen. We stonden constant op het veld." Legendarisch waren de wedstrijden tegen Vitesse Delft. De voetbalclub? "Ja", antwoordt Nuhn. "Dan gingen we eerst een helft tegen ze voetballen, gevolgd door een helft hockey. De eerste keer wonnen we ook het voetballen, puur omdat we zo fit waren."
Ze waren fanatiek. Trainden veel. En ze promoveerden in vijf jaar tijd van de derde klasse naar de overgangsklasse. "Maar ondertussen sloegen we geen feestje over." Stefan Nuhn speelde één jaar hoofdklasse, voor HDM. Ook toen sloeg hij geen feestje over. "Dan zaten we zaterdagavond met jongens van Ring Pass in de kroeg, speelde ik de volgende dag hoofdklasse. Dat was nog tot daar aan toe maar de trainer van HDM zette hem op het middenveld, in plaats van op zijn favoriete positie als laatste man. "Ik trok het echt niet op het middenveld". "Toch heb ik nooit spijt gehad van dat gezellige uitgaansleven, we hebben zó veel plezier gehad, zowel met die gasten van Ring-Pass als van Hudito, bovendien won mijn luiheid 't altijd van m'n ambitie."
Stefan Nuhn speelde namelijk ook drie seizoenen voor Hudito. "Qua sfeer waren beide clubs vergelijkbaar. Op zaterdagavond vierden we feest, op zondag presteerden we, dát stond voorop! En na afloop dronken we áltijd een biertje met de tegenstander, dat hóórde erbij. Ook als we elkaar even daarvoor nog verrot hadden geslagen. Dan gingen er zomaar acht kratjes bier doorheen. En de grootste etters van de tegenstander bleken na afloop vaak hele leuke gasten te zijn. Die sfeer die toen heerste, die zie je nu niet meer rond het hockey. Het was echt een bijzondere tijd."

Helikopter
Bijzonder was ook die keer dat hij in militaire dienst zat. Het hockeyteam van de Luchtmacht speelde toen een interland tegen de Engelse collega's van de Royal Airforce. "Dat was heel officieel en prestigieus met natuurlijk de volksliederen vooraf. Maar Nederland verloor altijd van Engeland." Dus stond de sergeant-majoor en manager erop dat Nuhn, aanvoerder van het team, mee zou doen. Nuhn had die dag echter ook opdracht om een tafeltennistoernooi te organiseren. "Dus zocht die sergeant-majoor contact met m'n kapitein die dat had opgedragen." De oplossing? "Ik organiseerde dat toernooi. Meteen daarna landde een helikopter naast de sporthal. Daarmee werd ik naar het hockeyveld gevlogen, waar ik net op tijd aan kwam. Ongelofelijk." Nederland won. "Na afloop kon die sergeant-majoor niet meer stoppen met huilen!"

Met de trein
De anekdotes volgen elkaar in rap tempo op, zoals het ook gaat als hij de jongens van toen nu weer ziet. Nuhn herinnert zich nog goed dat ze met Hudito een uitwedstrijd in Groningen speelden. Nuhn ging met enkele spelers met de trein. Na de wedstrijd gingen ze nog even Groningen in. "Om 6 uur 's morgens pakten we de trein terug naar Delft. Kwamen we die ochtend, nog steeds in onze hockey-outfits, op station Delft onze teammanager tegen, die op weg was naar zijn werk. Mogguh Hans! Ook hadden we met Hudito eens een wedstrijd in Nijmegen. Bij Herwijnen zagen we van die grote houten reclame-koeien in een weiland staan. Op de terugweg nemen we zo'n koe mee naar Delft, spraken we af." En aldus geschiedde. Auto op de vluchtstrook. Twee gasten door de sloot, pakten zo'n koe, sleepten 'm mee, weer door de sloot, naar de auto, waar ze ontdekten dat die nooit in hun Renault 5 ging passen. "Dus stonden we die koe op de vluchtstrook onder de vangrail in stukken te breken." Dat ding mee naar Delft, waar het een tweede leven kreeg als mascotte. De lucht onderweg was niet te harden. "Want die koe en die gasten zaten nog onder de modder."
Even later concludeert hij: "We waren misschien geen gemiddeld groepje hockeyers. We waren 'n beetje vrijbuiters. En al waren we af en toe een beetje balorig, los van die koe hebben we nooit iets vernield en nooit heb ik iets echt vervelends meegemaakt. Of het moet die keer van het paraplu-incident zijn geweest, in Enschede, toen mijn broertje Piet-Hein door een verwarde toeschouwer met een paraplu werd geslagen toen hij een corner aangaf en Dingeman Leydens na de wedstrijd de man 'even tot orde riep', haha. Weet je trouwens wanneer het hockey echt zwaar werd? Toen de ballenjongens kwamen. Als je vroeger moe was, sloeg je gewoon de bal hard over de zijlijn, kon je even op je stick leunen. Maar toen kwamen de ballenjongens, die meteen weer een bal op de lijn legden. Eigenlijk hebben zij de sport verpest, haha."