De Kolenhavenbrug - bij het voormalig Calvé-terrein - wordt al met LED-verlichting belicht. Komende jaren moeten alle Delftse lantaarns worden voorzien van LED-verlichting. (foto: Justyna van Grootveld)
De Kolenhavenbrug - bij het voormalig Calvé-terrein - wordt al met LED-verlichting belicht. Komende jaren moeten alle Delftse lantaarns worden voorzien van LED-verlichting. (foto: Justyna van Grootveld) Foto: Justyna van Grootveld

Delft en het licht

vaste rubrieken

DELFT – Delft is de stad van innovatie, maar veel daarvan ontgaat het grote publiek. Geert van Grootveld wil dat veranderen. Voortaan trakteert hij de lezers van Delft op Zondag maandelijks op feitjes over het gelukkige huwelijk tussen Delft en innovatie.

Door: Geert van Grootveld

Deze week deel 2, over Delft en het licht. Door de eeuwen heen zijn mensen op zoek geweest naar het maken van wit licht, zodat ze ook in het donker activiteiten kunnen doen. Zet je die zoektocht op een rijtje, dan zie je interessante sprongen in de technologie.
De eerste technologie was het gebruik van licht van vuur. Wat was niet erg efficiënt. Bovendien moet steeds brandstof gebracht worden naar de plaats die je van licht wilt voorzien. Degene die dit probleem oploste was William Murdoch, die rond 1800 een continue systeem voor de aanvoer van gas ontwikkelde. Hij ontdekte bij toeval dat kolen vergast konden worden en dat het verbranden van het gas tot een mooi licht leidt. Deze technologie werd op grote schaal ontwikkeld. Als eerste voor straatverlichting. Dat gebeurde ook in Delft. In 1853 werden 331 olielantaarns door gaslantaarns vervangen. Hiervoor moest een grootschalige infrastructuur worden gebouwd. Gasverlichting werd steeds breder toegepast. Dus werden vlak bij de stad gascentrales gebouwd. In Delft werd de gasfabriek in 1855 opgeleverd.
De tweede technologische ontwikkeling is gebaseerd op het verkrijgen van een hoge temperatuur door het laten gloeien van een metaal door hier een elektrische stroom doorheen te leiden. De eerste elektrische lamp was de booglamp. Die werkte op grote batterijen. Later werd met succes de gloeilamp met het wolfraam draadje ontwikkeld. Het wolfraam gloeide, gaf veel licht af en ging bovendien lang mee. Belangrijke voorwaarde voor het succes van de gloeilamp was het op grote schaal beschikbaar hebben van elektriciteit en dus van een elektrische infrastructuur. De elektrische infrastructuur is er gekomen na een 'strijd' tussen gasverlichting en verlichting op elektriciteit. Die strijd werd snel opgeheven toen duidelijk werd dat er sprake is van een win-winsituatie in plaats van een strijd. Immers, gas kon goed ingezet worden om in een centrale omgezet te worden naar elektriciteit. De gasinfrastructuur kon dus blijven en zelfs uitgebreid worden. En de elektriciteit kon goed worden toegepast voor het (veilig) maken van licht, zowel voor straatverlichting als voor verlichting binnenshuis.
Maar het lage rendement van de gloeilampen bleef zorgen baren. Uiteindelijk werd in Brussel in 2009 met een verordening het besluit genomen om de verkoop van de gloeilamp gefaseerd af te bouwen. En toen kwam er LED. LED is veel zuiniger en de toepassing ervan kan leiden tot zowel energiebesparing als tot een vermindering van de uitstoot van gassen die klimaatverandering veroorzaken. In 2016 is besloten dat Delft al haar 15.000 lantaarns zal voorzien van LED-verlichting. Dit nieuwe vervangingsprogramma zal de komende jaren haar beslag krijgen. Met de LED-verlichting van de Kolenhavenbrug is hier al een begin mee gemaakt.