Afbeelding

Delft Wereldstad - Azerbeidzjan

cultuur

Editie: Week 7, Jaargang 21 |

DELFT - In Delft wonen 148 verschillende nationaliteiten. Veelal mensen die opgroeiden in een ander land en later naar Nederland verhuisden. Een van hen is Nushaba Mirzazade (59). Nadat familie van haar man door het regime werd opgepakt, besloot ze te vluchten. “Mijn zoon schilderde een levende vlinder, vastgeprikt met spelden.“

Nushaba doet open met de krulspelden nog in het haar. “Niet voor de foto hoor, maar ik heb straks nog een andere afspraak,” verzekert ze me. Een pot verse thee staat klaar en speciaal voor het interview heeft ze de dag ervoor pahklava gemaakt. “Anders dan de Turkse baklava.”

Nushaba woont met haar man en twee kinderen in Bakoe, de hoofdstad van Azerbeidzjan, en werkt als biologe als de Sovjetunie uit elkaar valt. Azerbeidzjan wordt onafhankelijk. Het is dan 1991. Er volgt een oorlog met buurland Armenië. “De Armeniërs zijn net als de Israëliërs een volk met weinig land en eeuwige pijn in het hart,” legt Nushaba uit. “Ik denk dat Rusland heeft zitten porren om de oorlog uit te lokken. Azerbeidzjan heeft veel olie, dat verloor Rusland door de zelfstandigheid van mijn land.” De oorlog eindigt wanneer Armenië twintig procent van het grondgebied van Azerbeidzjan krijgt. Het lijkt nu rustig te worden in het land, maar schijn bedriegt. Er wordt een militaire coup gepleegd. De nieuwe leider neemt het niet zo nauw met de democratie. “Er ontstond veel corruptie en bureaucratie. Overal op straat werd het portret van de president opgehangen. Familie van mijn man verzette zich tegen het regime. Toen werden van de ene op de andere dag ineens zestig mensen uit zijn netwerk opgepakt (voor sommigen betekende dit de dood. Anderen zijn na jaren vrijgelaten onder druk van de EU en Human Rights Watch – red.) Ik zei tegen mijn man: dat kan jou ook overkomen, vlucht.’ Hij zei: ‘Politiek mag toch niet strafbaar zijn?’, maar dook toch onder. Ik stopte ondergoed in plastic zakjes en vertrok met mijn twee tienerkinderen naar een datja, een zomerhuisje.”

Drie maanden later moeten de kinderen terug naar school. Nushaba probeert zo goed als het gaat het normale leven op te pakken. “Alle problemen kwamen op mijn schouders terecht. Ik zorgde voor mijn zoon en dochter. Daarnaast werkte ik vijf dagen in de week op drie verschillende plekken. Ondertussen hield ik ieder weekend contact met mijn man die op wisselende adressen verbleef. Vijf jaar lang zaten we in angst dat hij gevonden zou worden. Toch voelde ik me sterk. Kwam het door God? Door mijn manier van denken als bioloog? Ik ben gewend om dingen te analyseren en dan beslissingen te nemen. Nu bestudeerde ik onze situatie en zocht ik naar een uitweg. Ik besefte dat vluchten naar een ander land voor ons gezin het beste zou zijn.”

Nushaba stuurt een brief aan de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch. “In de brief schreef ik alleen over de kinderen en mij. Niet over mijn man. Ik was bang dat iemand de brief zou onderscheppen. Na enkele maanden werd een ontmoeting geregeld met een Nederlandse vrouw. Ze zei ‘ik kan niets beloven,’ maar kwam na enkele maanden wel met nieuwe paspoorten, voor de kinderen en mij. Ik vertelde haar toen over mijn man. Ze wilde hem ontmoeten en we spraken af in een hotel. Doodsbang liepen we langs de balie. Op de hotelkamer zette de vrouw de muziek aan zodat we vrij konden spreken zonder afgeluisterd te worden. Ik legde haar uit dat het voor mij onbelangrijk was of we naar Nederland of Afrika vluchtten. Als we maar vrij konden leven. Mijn zoon schildert heel graag. Hij zat op de kunstacademie. Voor de vrouw tekende hij een blauwe vlinder. De vlinder leeft, maar is met naalden vastgeprikt. Het was zijn manier om te laten zien hoe moeilijk zijn vader het had.”

Intussen begint de tijd te dringen. De zoon van Nushaba is bijna klaar met zijn studie en moet daarna in dienst. Eenmaal in het leger zou hij niet meer kunnen vluchten. “Azerbeidzjan moet wel het land zijn dat het slechtst voor zijn leger zorgt. Ouders moeten kleding en eten kopen voor de soldaten. Er heersen veel ziektes. Alleen daarom al is het gevaarlijk in het leger.” In afwachting op het nieuwe paspoort van haar man, stuurt Nushaba daarom haar kinderen vooruit. Haar dochter is dan achttien jaar en haar zoon twintig. Ze nemen de trein naar Georgië om daar het vliegtuig naar Nederland te pakken. “Ik gaf naast kleding en penselen de kinderen ook vijftig dollar, walnoten en chocolade mee. Mijn zoon zei: dat is niet nodig, al dat eten. Maar als moeder heb je toch een voorgevoel. De treinpolitie stelde hen onderweg vragen. Waar ze heen gingen met die koffer? Zij antwoordden: ‘naar een bruiloft,’ en staken hem geld toe.” Als de kinderen eindelijk aankomen op Schiphol worden ze een nacht vastgehouden. “Mijn zoon bedankte me later voor de chocolade. Hij had erge honger gehad die nacht.” De volgende dag worden de zoon en dochter van Nushaba naar een opvangcentrum gebracht. “Ze vonden het vreselijk daar. Er waren drugs, muizen en kakkerlakken. Ze hadden geen fiets en moesten kilometers lopen om hun brood te kopen. Gelukkig is dit centrum intussen gesloten.” Na een week hoort Nushaba dat er een kans bestaat dat Nederland haar kinderen terug stuurt. Ze zijn zelf geen slachtoffer en hun vader is er niet bij. “Toen ik dat hoorde, trilde alles in mij,” vertelt Nushaba. Gelukkig valt het mee. De kinderen kunnen blijven.

Zeven maanden later is ook het reisdocument voor de man van Nushaba via de anonieme Nederlandse vrouw geregeld. Nushaba gaat langs bij haar moeder voor een definitief afscheid. Na de kleinkinderen ziet die nu ook haar dochter en schoonzoon vertrekken. “In Azerbeidzjan is het de gewoonte om mensen die op reis gaan een glas water achterna te gooien. Voor een goede terugkomst. Met tranen in mijn ogen heb ik mijn moeder gesmeekt dat nu niet te doen.” Connecties uit de zakenwereld van haar vader smokkelen Nushaba en haar man over de grens naar Georgië. Daar staat in een gesloten restaurant een maaltijd voor hen klaar. “Ik vond het fantastisch wat deze mensen allemaal voor ons geregeld hadden. En toen zei mijn man ineens: ‘ik ga niet.’ Hij was in tranen, wilde de rest van zijn familie niet achterlaten. Ik was sprakeloos, plotseling uitgeput. Al deze mensen hadden zichzelf in gevaar gebracht voor ons... Gelukkig kon ik hem ompraten.” Op het vliegveld in Tbilisi wordt het nog even spannend. Bij de paspoortcontrole zit een ijverige douanebeambte. Onder druk van extra dollars en de naam van een hooggeplaatste Georgiër, geeft deze man toe. De reis naar Nederland en de hereniging met de kinderen is een feit. “Toen ik mijn kinderen weer zag, schreeuwde ik de straat bij elkaar,” huilt Nushaba.

Intussen woont Nushaba ruim twaalf jaar in Nederland. Eerst in een opvang- en asielzoekerscentrum, daarna in Flevoland. “Mijn man en ik wilden graag nuttig en onafhankelijk zijn. We hoorden dat er in de Randstad meer kans op werk was. Daarom verhuisden we na vijf jaar naar de regio Den Haag. Toen ik deze kleine flat in Delft zag, met dit grote raam, wist ik dat ik hier wilde wonen.” Toch is het Nushaba nooit gelukt om vast werk te vinden. “Ik noem mezelf chronisch vrijwilliger. Mijn diploma is minder waard dan in Azerbeidzjan. Twee keer heb ik tijdelijk werk kunnen doen, in het ziekenhuis en in een laboratorium van een kruidenfabriek. Nu ben ik al jaren vrijwilliger bij verschillende projecten. Zo hielp ik bij de biologieles op het Grotius College. Nu ben ik vrijwilliger bij het taalproject ‘Taal op Eigen Kracht.’ Ook ben ik met een creatieve vrouwenkring ‘Wereldparels’ in buurthuis De Parel gestart. We hebben met elkaar een tapijt vol vredessymbolen gemaakt. Van duif tot lotusbloem. “Ik wil daarmee laten zien dat alle mensen gelijk zijn, maar hun eigen identiteit hebben. Mensen willen maar twee dingen: vrede en vriendschap.” (LT)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12