Het is, na vijf generaties, afgelopen met Hellebrekers Wijnkoperij, maar Evert kan het toch niet helemaal laten

Algemeen

DELFT – Evert Hellebrekers (76) kijkt olijk uit z’n pretoogjes. “Wij breken de hel en maken de hemel” is het geroutineerde antwoord op de afgezaagde vraag waar die merkwaardige achternaam dan wel vandaan komt. Hij barst onmiddellijk en tomeloos los over zo’n 165 jaar Hellebrekers. Of beter: over zo’n 165 jaar Distilleerderij en Wijnkoperij Hellebrekers.

“We komen oorspronkelijk uit Limburg”, begint Hellebrekers enthousiast. Hij kan het weten, want hij is druk doende met de geschiedschrijving over dit fameuze familiebedrijf en de energieke families Hellebrekers. Gewroet in archieven, gesnuffel op boekenmarkten, ogen en oren wijd open houden, het levert wonderlijke verrassingen op over het verleden van de Hellebrekers. Dat vooralsnog tot de zeventiende eeuw teruggaat. 

Om een heel lang verhaal binnen de perken te houden: in het begin van de negentiende eeuw deed Henricus Hellebrekers zijn eerste ervaringen op als wijnkopersknecht en als distilleerder. Dat was in Rotterdam. Waar de zaken goed gingen. Op 21 maart 1860 kocht Henricus voor 14.000 gulden een complex aan de Haagsche Veer. Waar hij met zijn beide zoons en onder de naam H. Hellebrekers en Zonen goed boerde. Tot in 1940 het bombardement een einde maakte aan deze bloeiperiode. “Toen zijn we in Delft terecht gekomen”, vertelt Evert. “Via een Delftse aannemer kwamen we in de voormalige brouwerij De Gekroonde P, aan de Voorstraat. Nee, we hadden niks meer. Alles was in Rotterdam verwoest. We hadden geen distilleerketels meer, geen flessen, geen etiketten, niks. We zijn in Delft opnieuw bij nul moeten beginnen. En we hebben er weer een florerend bedrijf van gemaakt. Met een grote binnenlandse afzet en export naar vele landen”. 

Evert Hellebrekers, die in 1950 in de zaak ging werken ‘om het vak te leren’, werd in Rotterdam geboren. “Als kind was ik in eerste instantie, denk ik, nogal braaf. Maar later, zo rond m’n twintigste, bleek ik wel avontuurlijk aangelegd. Ik wilde weten wat mogelijk is. Een beetje de grenzen opzoeken. Nee, geen foute dingen doen, maar een beetje uitdagend”. 

Een briljante schoolcarrière zat er niet in. “Door de oorlogsomstandigheden heb ik een zeer onrustige schoolperiode gehad. Uiteindelijk ben ik een uitgesproken praktijkman geworden. Dat heb ik altijd als goed ervaren en zeker niet als een nadeel”. Militaire dienst mocht hij overslaan, “vanwege m’n gezichtsvermogen”. Dat hij daardoor nooit ‘een echte vent’ heeft mogen worden, ontkent hij lachend: “Onbescheiden gezegd heb ik me toch wel aardig ontwikkeld”. Dat hij in het familiebedrijf aan de slag ging, was niet meer dan logisch. “Ik ben er ook uitermate blij mee dat ik die stap gezet heb”. Hij had aan z’n grootvader en z’n vader goede voorbeelden die goed deden volgen. “Mijn vader zei: Zoek je weg in het bedrijf, maak er iets van”. 

- Is dat gelukt?
“Het is moeilijk jezelf een pluim te geven, maar ik had er aanleg voor. Ik ben ook praktisch ingesteld. En ik ben wel goed in, ja, hoe moet ik dat zeggen, het ontwikkelen van concepten. Ik heb altijd wel ideeën. Eigenlijk heb ik veel te veel ideeën. Dat is af en toe best vermoeiend”. 

Hij vertelt met verve over ‘zijn zaak’. Ofwel: “Over een distilleerderij, een likeurstokerij, de import en verkoop van wijnen”. Dat liep goed. “We hadden op een gegeven moment behoefte aan een verkoopruimte voor onze relaties. Daarvoor zijn we terecht gekomen in een pandje op de Markt, een leuk pandje waar nu een optiekzaak inzit. We wilden daar ook onze producten verkopen, maar dan had je weer die ambtenarij. Dat mocht niet volgens de bepalingen in de Horecawet. Mochten we alleen wijn verkopen”.

Het ging de Hellebrekers overigens niet altijd zo voor de wind. “In januari 1970 kregen we een crisis in met name de gedistilleerd-wereld. Je had een Overheid die geld nodig had en die continu de accijns verhoogde. Het gevolg: steeds hogere accijns en een sterk dalende omzet. Om te overleven had mijn grootvader een Vereniging van Distilleerders opgericht. Met de daaraan verbonden prijsafspraken. Dat mocht niet meer. Er kwam een prijzenoorlog, de gedistilleerd-industrie werd volledig om zeep geholpen. Kijk maar naar wat er in Schiedam is gebeurd, in de Jeneverstad. Van de in totaal ongeveer 160 grote en kleinere jeneverstokerijen zijn er nog drie over. In Delft had je Vlek, De Papegaai, Van Meerten, Hellebrekers. Allemaal middelgrote bedrijven. Maar die verdwenen. Of werden door grote concerns overgenomen. Zoals Bokma door Heineken. Wij zijn toen samen gegaan met een collega uit Zwolle. Dat was een goeie zet, alleen klikten de culturen van beide bedrijven niet. En dan is het einde verhaal”. 

Hellebrekers, hij was toen adjunct-directeur, nam ontslag. “Ik stond op straat. Maar dan heb je weer dat avontuurlijke: ik ben met een eigen wijnkoperij begonnen, onder de naam Evert Hellebrekers Wijnkoperij. Ik dat grachtenpand aan de Voorstraat. Ik had nul gulden, maar ik heb het bedrijf uitgebouwd. En ik dacht met succes”. 

Hij handelde in wijnen. Dat vereist product- en vakkennis. “Die had ik. Maar ik ben altijd van het standpunt uitgegaan dat je niet alles zelf moet willen doen. Dan gaat het je boven het hoofd groeien. Ik had goeie contacten met wijnimporteurs. Alleen voor specialiteiten ging ik wel altijd op strooptocht in het buitenland”. Dat waren mooie tijden, geniet hij nog na. “We leverden aan particulieren en aan de horeca. En, dat was een heel leuke bijtak, we deden ook aan catering. Gastheer zijn, dat heb ik altijd met plezier gedaan. Mijn helaas tien jaar geleden overleden echtgenote heeft daar een heel grote rol in gespeeld. Ze maakte hapjes, onvoorstelbaar. Ik heb wel ’s gezegd: Als mijn vrouw een restaurant had gehad, had ze een ster gekregen”. Zijn geheim: “Goed adviseren. Eerlijk spel spelen. Dat was een mooie uitspraak van mijn vader, die ik altijd heb onthouden: Je moet alles doen volgens goed koopmanschap”. 

Hij was intussen 58. Hard werken? Geen probleem. En ideeën genoeg. Maar: “Ik stond er wèl alleen voor. Ik moest assistentie hebben”. Die kwam er. “Twee heren hadden interesse in mijn wijnkoperij. Dat resulteerde in een huurkoopcontract. Maar tot mijn grote spijt is dat helemaal mislukt”. 

Hij wil er verder geen woorden (meer) aan vuil maken, maar: “Toen had ik geen zaak meer. Moest ik wéér opnieuw beginnen”. Hij was inmiddels 62. “En ik ben er weer tegenaan gegaan. In hetzelfde pand. In m’n eentje. Want, dacht ik: Ik ga niet na zó veel jaren Hellebrekers Wijnkoperij met de stille trom vertrekken. Dat is m’n eer te na”. 

Hij tilde de zaak weer van de grond. “Ik ben doorgegaan tot 2005. Toen vond ik het mooi geweest. Ik heb nog wel wat pogingen gewaagd de zaak te verkopen. Er was ook wel interesse, maar het moest allemaal wel passen in de traditie van 165 jaar Hellebrekers. Daar zijn we niet in geslaagd. En het was over en sluiten. We hebben het vijf generaties volgehouden. Heel droevig, ja. Nou ja, ik ben nu vrij man”. Dat is te zeggen: “Ik ben toch nog wel een beetje met wijn bezig. Niet dat ik met een koffertje in de hand deur in, deur uit ga, maar ik heb nog wel een paar specialiteiten waar ik mensen die ik zoal tegenkom een plezier mee kan doen. En dan is er nog de geschiedschrijving van de Hellebrekers, die veel tijd en aandacht vraagt”.

- Wat is er nou zo mooi, zo fascinerend aan wijn?
“De diversiteit. De mogelijkheden qua geur, qua smaak. De vele mogelijkheden om ervan te genieten. Het een goed verhaal kunnen vertellen over wijnen. De grote sport van een wijnkoper is of je een wijn kunt kopen die je nog de nodige jaren kunt opslaan en die je goed kunt houden. Dát is de kunst. Ik moet zeggen dat ik daar altijd wel goed in geslaagd ben. Op één keer na. Toen kocht ik op een beurs een partij wijnen, 600 flessen, van een erkende wijnimporteur in Nederland. Het was niet de top, maar wel de moeite waard. De wijn ging de kelder in. Na een jaar ging ik die wijn terugproeven. Dat werd één grote deceptie. Ik kreeg de tranen in m’n ogen. De geur was weg. De smaak was minder. De wijn was niet meer voor verkoop geschikt. Ik dacht: òf ik gooi die flessen leeg òf ik laat ze nog een jaartje liggen. Dat laatste heb ik gedaan. Tot mijn grote verbazing bleek het een jaar later weer een uitstekende wijn te zijn geworden. Ik weet bijna zeker dat die wijn in Frankrijk in de winter is vervoerd, op één of ander Frans stationnetje in een koude loods heeft gestaan. Daar kan wijn echt niet tegen. Die wijn heeft zich daardoor ontbonden, maar tóch gezien de kracht van de wijn weer hersteld”. 

- Wijndeskundige, ben je dat op grond van vooral aanleg? Of is het ook een kwestie van ervaring?
“Het is vooral een kwestie van ervaring. Het herkennen van de geur en de smaak, dat is een kwestie van veel proeven. Maar je moet ook aanleg hebben. Dat moet je dan van jongs af ontwikkelen”. 

- Zijn de wijnen in de vele jaren dat je ermee in de weer bent veranderd?
“Ja. Dat komt met name door de nieuwe wijnlanden. Zuid-Afrika, Chili, daar heb ik veel respect voor, want daar komen heel mooie wijnen vandaan, maar ook Argentinië en Nieuw-Zeeland. In het algemeen dus de warme landen. De wijnen die daar vandaan komen zijn fruitiger en dat wordt enorm gewaardeerd door de consument. Frankrijk is in de loop der jaren elitair geworden. De kwaliteit is niet altijd optimaal en de prijzen gingen omhoog. Dat is natuurlijk een verkeerde ontwikkeling, de goede niet te na gesproken. Maar de Fransen zijn hun leven aan het beteren. Ik voorspel dat ze weer helemaal terugkomen”. 

“De goede Franse wijn is wat geraffineerder. Dat komt met name omdat in elke wijn een zuurtje moet zitten. Dat maakt de wijn wat frisser. Het heeft met de gisting te maken. In Chili heb je alleen hitte, in Frankrijk zijn de nachten koud. Daardoor ontstaat een natuurlijk zuurtje en dat maakt de wijn dus frisser en spannender”. 

- Is dat erg, als je wijn in de supermarkt koopt?
“Supermarkten hebben zeker heel goeie partijen wijnen. Maar die zijn op een gegeven moment uitverkocht. Bij de speciaalzaak is de kans veel groter dat je nog lang kunt nabestellen. En sowieso is de voorlichting er veel beter”. Maar, weet Hellebrekers ook: “Van de wijnverkoop gaat 75 procent via de supermarkt”. Toch: “Een slijter in de oude zin van het woord kan z’n boterham daarmee niet meer verdienen. Maar als hij zich specialiseert in wijnen is het wèl goed mogelijk”. 

De belangstelling van de consument voor wijn is toegenomen. Nu het avontuur nog, meent Hellebrekers. “Ik heb veel wijnproeverijen gehouden. Aan het eind zei ik altijd: Als je in een supermarkt loopt, koop dan niet de geijkte wijn. Zo van: Die smaakt goed, die pak ik de volgende keer wéér. Dan zeg ik: Pak ’s een keer de fles die ernaast staat. Het avontuur met wijn is erg belangrijk voor de smaakontwikkeling”. 

- Is dure wijn altijd beter en lekkerder dan goedkope?
“Ik zeg altijd: Met een mooie betaalbare wijn zit je in de prijsklasse rond 20 euro. Maar nogmaals: avonturieren is belangrijk. Dat houdt het levendig. Koop bijvoorbeeld met z’n allen een dure fles wijn. Een fles van 100 euro. Gaan zes glazen uit. Is 15 euro per glas. Dát is avontuur. Het zit ‘m niet in de kwantiteit, maar in de kwaliteit”. 

- Maar als je zo’n mooie wijn hebt gehad, ben je dan qua smaak niet verpest?
“Nee. Je moet zeggen: Ik heb ervan genóten. En andere, goedkopere wijnen zijn óók prima. Je kan niet elke dag dansen met de bruid”. 

We hebben het nog even over Delft. “Ik ben in 1940 naar Delft gekomen. Ik ben Delftenaar geworden. Maar als ik Rotterdam binnenkom, gaat het toch een beetje kriebelen. Dat is toch mijn geboortestad, dat Rotterdamse gevoel blijft”. Dat neemt niet weg dat hij uitgeschreven en uitgesproken ideeën heeft over hoe het in Delft beter kan. Want: “Delft heeft zó veel meer mogelijkheden”. We doen een greep uit zijn welgemeende aanbevelingen. “De Gemeente moet meer geld besteden aan de aankleding van het centrum”. 

Hellebrekers denkt aan een permanente beeldengalerij met bronzen beelden van historische Delftenaren. “Niet zogenaamd modern, maar aaibaar. Zoals in de stad Aken”. Waar de stad ook van zou opknappen, is van fonteinen, “al weet ik bijna zeker dat dat vloeken is in de kerk”. Verder: “Geen lichtbakken, maar uithangborden”. En: “Meer luifels boven de zaken en mooiere etalages, dan krijg je een bepaalde intimiteit”. Ook aan te bevelen: “Het aanstellen van een straatmanager. Een goed voorbeeld daarvan zie je in Amsterdam”. 

En dan is er nog de horeca. Heel belangrijk. Maar ‘de oudere mens’ wordt er wat verwaarloosd, vindt hij. “Ik doel dan met name op de doorgaans te harde muziek in de uitgaansgelegenheden. De goede niet te na gesproken is er wel degelijk sprake van geluidsvervuiling. Niet het personeel moet de dienst uitmaken, maar de eigenaar. Muziek moet achtergrond blijven”. Kortom: “Ik vind Delft een mooie, maar ook een beetje een saaie stad”. 

- Je bent nog gezond en energiek. Hoe doe je dat?
“Alles met mate, dat is belangrijk. En plezier hebben in het leven. Optimistisch zijn. Ik heb aardig wat voor m’n kiezen gehad, maar ik ben opgekrabbeld. Geen flauwekul, maak er wat van, we gaan gewoon door”. (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12