Schrijver/dichter Marinus van der Marel probeert van elke dag een feestje te maken, met respect voor mens en dier

Algemeen

DELFT – Marinus van der Marel. Mooi hoofd. Prima babbel. Al een jaar of veertig woonachtig in Delft. Dat, vindt hij, echter niet kan tippen aan Den Haag. Dichter en schrijver. Maar ook, zeg maar, literair ondernemer. En nog veel meer. Hij schrijft nu een roman.

Het gesprek met Marinus van der Marel (63) zit er bijna op. Maar we moeten dan nog wèl even dit weten: “Ik probeer van iedere dag een feestje te maken, met respect voor mens en dier. Mensen en dieren, ik maak er geen verschil tussen. Ik heb een hond gehad. Is veertien jaar geworden. Een jaar geleden is hij overleden. Die hond is één van m’n grote liefdes geworden. Toen hij overleed, heb ik keihard gerouwd. Daar schaam ik me niet voor. Voor mij was het een even groot verlies als dat ik een kind zou verliezen. Zo zie ik dat. Het is eenzelfde steen in je maag die moet afbrokkelen. Heel simpel”. 

Van der Marel werd geboren in Nootdorp. “Mijn voorouders waren herenboeren”. En: “Een tante van mij gaat er nog heel prat op dat een voorvader van mij, Jan van der Marel, in de adelstand is verheven. Maar eigenlijk was dat een beetje landadel, die later verarmde. Het boerenbedrijf was niet vol te houden, zelfs niet als je drie, vier boerderijen had. Mijn vader heeft de laatste boerderij voortgezet en die, rond de vijftiger jaren, verkocht.” Dat boerenleven, nee, dat was niks voor jonge Marinus. “Het land vond ik wel leuk, de omgeving, de romantiek, maar stront scheppen stond me niet echt aan”. Zijn ouders (en hij dus ook) verhuisden naar Den Haag. Naar het Statenkwartier. Naar een huis met veertien kamers. “Mijn vader was gek van motoren. Hij had een Harley Davidson, die reed m’n vader gewoon de gang in. Ik vind motoren heel enge dingen. Ik zie te veel mensen die verongelukken met motoren. Mijn vader was een avonturier. Hij is later ook speedway gaan rijden. Mijn moeder was een ouderwets mens. Het was nog de tijd dat de vrouw de man volgde. Volgens mij had ze een bloedhekel aan die motoren. Vond ze het maar gevaarlijke apparaten. Ze hebben later nog een motorongeluk gehad, op de Hoornbrug, in Rijswijk. Heeft ze een schedelbasisfractuur opgelopen”. 

Van der Marel behaalde in Den Haag z’n HBS-A-diploma. Deed er, altijd handig, de Handelsavondschool bij. En was vier jaar zoet met z’n HTS-studie Elektrotechniek. “Dat heb ik nièt afgemaakt, maar ik heb er wèl profijt van gehad.” Hij raakte in de Elektrotechnische handel verzeild. Boerde daar bepaald niet onaardig. “Als je daar een carrièrestap maakte, ging je zó duizend gulden per maand méér verdienen”. Hij had dus weinig te klagen. Goed inkomen, boot op de Kaag, leuk leven, dat werk. Toch wilde hij wat anders. 

- Wist je, toen je een kereltje van zes, zeven, acht jaar was, wat je later wilde worden?
“Ik wilde niks. Hoewel: ik ben wèl heel jong begonnen met lezen. Ik heb me helemaal gek gelezen. We woonden in Rijswijk, daar ging ik dan naar de Bibliotheek. Op een gegeven moment had ik de hele Bibliotheek uit. Ik wilde eigenlijk lezer worden. Dat heb ik ook een tijdje volgehouden. Later ging ik naar de HBS, ontdekte ik de meisjes. Toen raakte het lezen wat op de achtergrond. Maar het is ook weer teruggekomen. Heb ik me toen een beetje in de filosofie begeven. Ik wilde eigenlijk de menselijke geest wat meer gaan ontdekken. Je ziet zó veel dingen om je heen, dat wil je verklaren”. Maar van dat (ongebreidelde) lezen is het dus allemaal gekomen. Want: “Als je veel leest, ga je overlopen. Alles wat in je kop zit, daar wil je iets mee. Ik wilde zelf iets te vertellen hebben. Zo kom je tot je eerste gedicht, je eerste verhaal. Dat doe je dan voor jezelf. Maar ik ging het ook in de Schoolkrant doen. En op m’n werk in het bedrijfsblad. Maar de basis was dat lezen”. 

- Dat verklaren van de dingen die je om je heen ziet, is dat nog een beetje gelukt?
“Al schrijvend ben je bezig die dingen te analyseren. En dat probeer je aan te vullen met je eigen denkwijze. In eerste instantie is poëzie daar erg geschikt voor. Die kleine boekjes, je kent dat wel. Dan ga je gelijkgestemde geesten zoeken. Ik zag in de Haagsche Courant een advertentie. Dat er in Den Haag een Literair Café was, ‘De Puinruimer’. Ik ben daarheen gegaan. Er ging zó’n wereld voor me open. Ik zag er allemaal mensen die óók met poëzie bezig waren. Nieuwsgierig waren. En die dat probeerden te verwoorden in gedichten en verhalen”.

‘IK HEB WAT STRAF GEHAD’
Van der Marel, weet hij nog wel, was ‘een vroegwijs jongetje’. “Ik was een jongetje dat het ook in het gezelschap van volwassenen wel wist. Dat z’n eigen statements had. Dat meepraatte alsof ik zelf volwassen was. Ik dacht zelfs: Die volwassenen hebben eigenlijk maar weinig te vertellen, laat ik daar maar ’s wat aan toevoegen. Maar ik was ook een avonturier. Ik wilde elke dag wat anders beleven. Daardoor kwam het wel goed uit dat ik op m’n dertiende in Den Haag op feestjes kwam, waar meisjes op hoge hakken liepen, terwijl ik in Rijswijk op een verjaardag nog aan het koekhappen was. In Den Haag gíng me toch een hemel voor me open, álles spatte eruit. Misschien dat daar die verliefdheid op Den Haag uit is voortgekomen. Oók vanwege de discrepantie met Rijswijk, dat maar een dorpje was”. 

Van der Marel vervulde plichtsgetrouw twee jaar z’n militaire dienstplicht. “Je kan zeggen dat ik twee jaar op een andere manier naar de wereld heb gekeken. Ik heb heel wat straf gehad, maar ik heb het ook erg naar m’n zin gehad. Ik heb toen, denk ik, het idee gekregen: We moeten het nú doen.” 

En hij liet er geen gras over groeien. “Ik ben heel jong getrouwd. Ook al, omdat de soldij van één gulden tien per dag niet genoeg was. Als je getrouwd was als militair kreeg je salaris. En mocht je elk weekend naar huis. Ik was al verloofd, dus ik kon net zo goed trouwen. In dienst kregen we ook ons eerste kind. Ik werd van een oefening op De Veluwe afgehaald, maar ik was tóch een uur te laat voor de bevalling. Dat was toch ook weer een beetje avontuur. Ik dacht steeds: Vandaag moet het gebeuren, morgen kan je wel dood zijn”. 

Hij kreeg, zo omschrijft hij het, het heilige vuur. Raakte ervan overtuigd: “Als je een droom hebt, moet je het ook doen. Ik heb dat zelf ook een aantal keren meegemaakt. Na m’n carrière in de Elektrotechniek, waar ik het best wel naar m’n zin had, dacht ik op m’n achtendertigste: Is dit nou alles? Dan hoorde ik op verjaardagen mensen zeggen dat ze een wereldreis wilden maken of dat ze wilden gaan schilderen. Maar ze deden het allemaal nooit. Ik heb het wèl gedaan. Ik heb m’n hele leven omgegooid”. 

Hij verkoos de literaire sferen. En niet zo’n beetje ook. Zonder ook maar de illusie te hebben volledig te zijn: hij bemoeide zich met (de programmering van) literaire cafés, tilde stichtingen van de grond en bracht die tot bloei, runde een uitgeverij en verzorgde presentaties, organiseerde van alles en nog wat, gaf een tijdschrift uit, schreef daar (onder meer) columns voor en was ook eindredacteur, had een tekstbureau en schreef, vanzelfsprekend, gedichten en verhalen. Het onlangs verschenen ‘Schrijvers over Delft’ bevat twee gedichten van Van der Marel: ‘Hotel Centraal’, dat ooit in de Delftsche Courant verscheen, en ‘Delft kleingeestig’, over de Grote Markt. 

- Als ik jou vraag wat jij nou voor de kost doet, wat zeg je dan?
“Ik heb er altijd bij willen werken. Ik heb auto’s verkocht, radio’s, televisies. In 1999 ben ik afgekeurd, vanwege m’n rug. Ik ben nu schrijver. Nee, dichter vind ik te beperkt. Ik publiceer nu voornamelijk via internet. Dan heb je leuke directe reacties. Je hebt de schrijverssites waar mensen elkaar ontmoeten. Kijk, je moet een soort continuïteit in jezelf vinden. Anders kom je tot niets. Op een gegeven moment ga je achter een leeg blad papier zitten. Dat doe ik meestal op een terras en bijna nooit thuis. Er zijn een aantal terrassen waar ik regelmatig kom, voornamelijk in Den Haag. In Delft kom ik om tot rust te komen. Den Haag inspireert mij heel erg”. Geen wonder dat hij zegt: “Zo ik iets ben, dan ben ik een Hagenees. In Delft woon ik. En ik woon er lekker”.

‘IKZELF ZIT EROP TE WACHTEN’
Hij laat zich, vooral dus in Den Haag, ook wel inspireren door de werkelijkheid. Zoals hij graag mag dichten over vrouwen. En over mannen. Een boodschap heeft hij niet direct. “Ik doe het op mijn manier. Daarbij probeer ik een beetje de politiek te ontlopen. Ik vind het mooi om de dingen van de dag een beetje op z’n Carmiggelts te beschrijven. Het mag ook best wel de diepte ingaan, maar ik zoek het toch meer in algemeenheid”.
 
- Zitten de mensen eigenlijk wel op jouw schrijfsels te wachten?
“Ikzelf zit erop te wachten. En niemand zit erop te wachten. Wat mij, bijvoorbeeld, is gebleken is dat, als ik mij met mijn gedichten of verhalen bij uitgeverijen aanbied, inderdaad niemand erop zit te wachten. Daarom heb ik dat ook nooit gedaan”. 

- Kun je van dat dichten en schrijven leven?
“In Nederland niet, nee. Laten we ’s de bekendste Nederlandse dichter nemen, Ingmar Hytse. Ik heb hem als middelbare scholier in 1987 in De Nieuwe Kerk in Amsterdam op het podium gehad. Ik heb zijn eerste bundel, ‘Alleen mijn kat applaudisseert’, uitgegeven. Iedereen in het circuit kent hem. Hij publiceert, hij zit in allerlei TV-programma’s, maar hij kan er natuurlijk totáál niet van leven. En zo kan ik nóg wel een aantal bekende jongens noemen. Ja, dat zegt wel iets over ons, Nederlanders. Wij hebben geen cultuur op het gebied van taal, zoals bijvoorbeeld België en Rusland dat wèl hebben. Daar vindt de voordrachtskunst op een veel hoger level plaats. Het zit niet in onze cultuur, niet in onze opvoeding. Wij hebben er ook geen tijd meer voor. Dat was vroeger wel anders”. 

- Veel mensen vinden dat gedichten in elk geval moeten rijmen.
“Rijm moet een bepaalde functie hebben. Ik vind rijm in het sonnet goed tot z’n recht komen. Maar je moet niet rijmen om het rijmen. Het moet wel iets knapper in elkaar zitten. Het moet toch een uitdaging blijven. Vroeger had rijm een functie bij het onthouden van gedichten. Dat is niet meer zo”. 

Schrijven en dichten, zegt Van der Marel, het gaat hem ‘vrij makkelijk’ af. “Ik laat het verhaal zichzelf vertellen. Je hebt schrijvers die met schema’s werken. En je hebt schrijvers die zichzelf laten verrassen. Ik wil mezelf verrassen in wat ik schrijf. Schrijven gaat, vind ik, vaak ten onder aan moeilijkdoenerij. Veel schrijvers vinden dat in elke twee zinnen wel een woord moet staan dat de mensen niet begrijpen en dat ze moeten opzoeken. Dat is dus niet mijn ding. Schopenhauer heeft gezegd: ‘Als je iets opschrijft wat iemand niet begrijpt, dan heb je ’t niet begrepen’.

Dan is het nu mooi even tijd voor een gedicht dat Van der Marel schreef naar aanleiding van het overlijden van een zeer goede vriendin. Hij declameert, uit het blote hoofd.

Voor Gonda

Als je bloed stopt
oude vrouw
in je meisjesbenen
dun dooraderd
verworden vlees
kalknagels en zwarte tenen
dan denk ik:
zo tenger
ben je zelfs
als meisje
nooit geweest

- Wat vind je van al die rappers, vandaag de dag?

“Ik vind alle nieuwe vormen prima. Het probleem met die rappers vind ik alleen dat ik ze meestal niet kan verstaan. Maar het is goed dat er iets met het woord gebeurt. Het zijn toch poëten die op het podium aandacht vragen. En het is waanzinnig populair onder de jeugd. Taal is en blijft belangrijk”. 

- Maar de taal van die rappers, de sms-taal van de jeugd van tegenwoordig, als het om ‘echte’ Nederlandse taal gaat bakken ze er weinig van.
“Als je maar met taal bezig bent. De jeugd wil een eigen taal, het is een soort identiteitskwestie. Die taal kan, denk ik, heel goed naast de officiële taal bestaan. Maar dat er daardoor een soort vervaging optreedt, dat is wel zo. Ik zie het ook als golfbewegingen. Als de jeugd ouder wordt, moeten ze toch ook brieven gaan schrijven en e-mails die een beetje te lezen zijn. Wat ik wèl een bezwaar vind, is dat zo’n beetje alles door de jeugd wordt bepaald. Maar onder mensen van veertig jaar of ouder is zó veel talent, daar komen ze vaak pas op hun zeventigste of tachtigste achter. Mijn zus, die heeft meer dan veertig jaar bij de KLM gewerkt. Ze zingt nu bij een Operettevereniging en ze kan prachtig zingen. Ik vind het zó zonde dat ze daar niet vijfentwintig jaar eerder mee begonnen is. Die ouderen, dat is een groep die altijd wordt ondergewaardeerd”.
Van der Marel is bezig met het schrijven van een magisch-realistische roman. “Ik heb nu zo’n honderdvijftig bladzijden klaar, ongeredigeerd”. 

- Vind jij jezelf een goeie dichter en schrijver?
“Dan zeg ik: Wie zich niets verbeeldt, is niets. Je moet je toch verbeelden dat er een paar mensen op je zitten te wachten. In zekere zin ben je als schrijver een exhibitionist. Je zet je jasje open, je maakt je kwetsbaar. Maar je moet dan ook wel wat te vertellen hebben”. (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12