Berry Visser vulde met zijn Mojo Concerts grote stadions, nu is hij gelukkig met een volle zaal met 27 bezoekers

Algemeen

DELFT – Berry Visser kreeg op 7 september j.l. de Gemeentepenning van de Gemeente Delft. Exact veertig jaar eerder richtte hij Mojo Concerts op. Daar heeft hij intussen niets meer mee van doen. Wat hij nu wèl doet? Zelfs hij vindt het moeilijk dat een beetje begrijpelijk onder woorden te brengen…

Berry Visser (61) mag best een Bekende Delftenaar heten, al hecht hij daar zelf hoegenaamd geen waarde aan èn dook zijn naam nimmer op in de top-honderd van Bekende Delftenaren waaruit jaarlijks de Bekendste Delftenaar tevoorschijn komt. Maar Delftenaar is hij hoe dan ook. "Ik ben opgegroeid in de Wippolder". Visser, zoon van een Ierse moeder en een Nederlandse vader, voelt zich ook wel een Delftenaar, al is hij niet direct het type dat daarover aanstekelijk in juichkreten uitbarst. 

Hij mag zich in het algemeen trouwens toch graag enige bedenktijd toemeten als hem een vraag wordt voorgelegd. "Delft is een leuk stadje. Ik woon in het centrum, alles is beloopbaar. Ik heb geen rijbewijs, ik heb momenteel zelfs geen fiets. Toch is de wereld binnen handbereik. Wil ik naar Rotterdam, Amsterdam, Brussel of Parijs, dan pak ik de trein en binnen een paar uurtjes ben ik er. Nee, ik heb eigenlijk nooit de behoefte gehad me ergens anders te settelen. Toen mijn vader ging werken op schepen in de Stille Zuidzee was het de bedoeling dat het gezin zou volgen. Dat is er nooit van gekomen. Mijn vader is opnieuw getrouwd, wij zijn hier achtergebleven". 

Hij weet nog wel wat voor een jochie hij was: "Introvert. Verlegen, dus. Is de aard van het beestje. Wel een beetje lastig, ja, al is het wel minder geworden. Maar het is nog steeds niet zo dat ik bij de bakker of de slager voorpiep en zeg: Ik ben aan de beurt. Je ziet die voorpiepers wel. Oude vrouwtjes, soms, die zogenaamd niks in de gaten hebben en voorpiepen. Daar zeg ik tegenwoordig wèl wat van". Wat hij ook goed van vroeger weet, is dat muziek één van zijn passies was. Hij wist ook al jong wat hij later wilde worden: "Componist". Dát hij al jong aan de muziek verslingerd raakte was niet zo vreemd: "Mijn vader draaide thuis veel muziek. Sibelius, Grieg, Tsjaikovsky, maar ook musicals, Cole Porter, George Gershwin. Toen we in de Wippolder woonden, hadden we ook zo'n valse honky-tonky-piano. Vanaf een jaar of twaalf ben ik piano gaan spelen". Hij volgde pianolessen bij een heuse pianoleraar. "Ik heb nog steeds les". Toch: "Ik zat dan wel achter de piano, maar in feite was ik bijna altijd bezig zelf te componeren. De lessen die ik als huiswerk opkreeg had ik meestal niet gedaan". 

-Dat moet dan haast wel ten koste van je techniek zijn gegaan.
"Ik denk het wel, ja. Aan de andere kant: ik heb wel degelijk toonladders gestudeerd. Ik kan stukjes van Bach spelen. Ik sta er een beetje onbevangen tegenover". Hij bedoelt: "Virtuositeit kan zinloos zijn. Techniek om de techniek. Dat hoor je soms bij jazzmuzikanten. Dan denk ik: Hou toch op. Het gaat mij om het gevoel wat je in je spel legt. En dan maar wat minder techniek en virtuositeit". 

De piano is zijn instrument. "Muziek bestaat uit drie elementen: ritme, harmonie en melodie. Met die drie gegevens probeer je je eigen werken te creëren. Als dat lukt, dat is prachtig. Daar kan ik uren per dag mee bezig zijn". 

-Maar waarom zweer je nou bij de piano?
"Ik weet niet waarom ik bij de piano terecht ben gekomen. Maar als ik de piano vergelijk met bijvoorbeeld de gitaar of de saxofoon, dan vind ik de piano gewoon prachtig. Dan heb je eigenlijk ook geen ander instrument erbij nodig. Dat heb je bij de gitaar en de sax wèl. De piano komt solo ook het best tot z'n recht".


Visser ging naar school op het Stanislas. "Bij de Jezuïeten". Deed vervolgens de opleiding Cultureel Werk aan de Rooms-Katholieke Sociale Academie in Den Haag. "Ik heb het ook een beetje in praktijk gebracht". Een beetje, inderdaad: "Ik heb een week in een clubhuis in de Schilderswijk, in Den Haag, gewerkt. Veel langer was het niet.Toen ben ik m'n eigen dingetjes gaan doen". 

Hij vertelt dat al tijdens zijn Sociale Academie-jaren de naam Mojo (spreek uit: Moodzjoo) enige bekendheid kreeg. "We begonnen toen het Mojo Cabaret. Mojo is een woord dat heel vaak voorkomt in met name blues-songs. Het betekent 'amulet', die geluk brengt. Het is ook Amerikaans slang voor allerlei minder fraaie begrippen. En het is, bijvoorbeeld, de naam van een muziekblad. Bij dat cabaret zat ik achter de piano, ik schreef de muziek, maar maakte ook teksten voor liedjes. Dat waren meer poëtische teksten, een beetje vergelijkbaar met de teksten van Lennart Nijgh, van het Land van Maas en Waal". 

-Je was nogal verlegen, maar niet te verlegen om op een podium te gaan staan?
"Natuurlijk was er wel een soort nervositeit, een spanning die je altijd wel hebt, voor de rest niet. Maar vraag me niet voor een volle zaal een toespraak te houden".
In de tijd van dat Mojo Cabaret begon Visser ook met Mojo Theater. In een studentensociëteit op de Verwersdijk. Rikkert Zuiderveld, Elly Nieman, Marianne Delgorge, het waren een paar van de artiesten die daar optraden. "Het was meer kleinkunst. Luisterliedjes. Op zaterdag hadden we het Theater, op zondag discotheek Polly Magoo". 

Hij ziet het nóg voor zich: "Bloemetjesbehang, een spiegel, flessen met kaarsen, een luifel. Het was de eerste discotheek in Delft. Binnen twee weken liep het. Er was allerlei muziek te horen. Ook van Pink Floyd en zo. Ik was toen een jaar of negentien. Zo ben ik in het wereldje van de pop terecht gekomen". 

Hij heeft, stelt hij met een zekere tevredenheid vast, nooit op een loonlijst gestaan. "Ik heb nooit onder een baas gewerkt. Daar ben ik, denk ik, ook niet geschikt voor". Doorzettingsvermogen had hij wèl. "Wat met die discotheek werd verdiend, ging naar Mojo Theater". Dat was namelijk, in het begin, geen vetpot. "We hebben wel voorstellingen gehad waar maar drie mensen op afkwamen. Dan ging er een telefoontje naar m'n broer, zaten er zes mensen. Een beetje schuiven met de stoelen en dan zag het er nog een beetje gevuld uit. Je moet een soort bord voor je kop hebben. Een soort volharding. Soms tegen beter weten in, als je iets wilt bereiken. Je moet niet te snel opgeven". De discotheek werd dus een voltreffer, Mojo Theater was dat nog niet bepaald. 

Maar dat veranderde. "Er was een concert, georganiseerd door Paul Acket, met Jefferson Airplane en The Doors, met Jim Morisson, mijn held. Daar wilde ik per se bij zijn. The Doors hèbben opgetreden, maar zonder Jim Morisson. Die had 's middags iets te veel geestverruimende middelen tot zich genomen. Dat was balen. Maar in die tijd ontstond bij mij wèl het idee dingen zelf te gaan organiseren. Ik ben op de boot naar Engeland gestapt. Ik ben naar Londen gegaan, naar een boekingskantoor waar alle grote groepen zaten. Ook Pink Floyd. Ik kreeg uiteindelijk twee groepen. Daarna ben ik naar de directeur van het Concertgebouw gegaan. Ik vroeg hem of ik de Grote Zaal kon huren. Ik zag er toen uit als een hippie, met lang haar en zo. Hij keek me aan en zei: Dat gaat niet lukken. Ik werd niet serieus genomen. Maar ik ben niet bij de pakken neer gaan zitten. Een paar maanden later ben ik wéér naar hem toe gegaan. Ik wil de Kleine Zaal huren, voor een concert met Julie Felix, de folkzangeres. Toen zei hij: Nou, vooruit. Daar kwamen toch 300 mensen op af. Weer een maand later had ik Jethro Tull en Soft Machine. Ik belde weer bij hem aan: Nou wil ik de Grote Zaal. Dat was goed. De kaarten kostten tussen de 7 euro 50 en 15 euro. We hadden zó begroot dat er bij een volle bak 2000 gulden overbleef. Het was erop of eronder, ik had geen cent. Stel dat er maar 500 mensen waren gekomen, dan was het met Mojo misschien heel anders gelopen".


Alle begin schijnt moeilijk te moeten zijn. Mojo Concerts maakte daarop geen uitzondering. "Die beginjaren verliepen met pieken en dalen. We hadden jaren dat we verlies leden en áls er wat werd verdiend was dat niet veel. Maar popmuziek was toen eigenlijk nog een subcultuur. Het is daarna massacultuur geworden en Mojo is daarin meegegroeid. Het eerste stadionconcert in de Kuip was, geloof ik, in 1980. Met Bob Dylan. Nu is het megabusiness. The Rolling Stones, U2, noem maar op, dat zijn kleine multinationals". 

Visser had Leon Ramakers, die in Delft studeerde, als partner. "Dat was een heel goed partnership". Toch kreeg Visser meer en meer de aanvechting dat hij 'z'n eigen dingetjes' moest gaan doen. "Mijn creativiteit kwam niet tot z'n recht". En hij miste de piano. Bovendien: Mojo Concerts groeide en groeide. "Hoe ging dat in het begin? Zaten we op de Markt. Berekenden we op een bierviltje wat de mensen moesten gaan betalen voor een concert van Madonna. We pleegden wat telefoontjes en dat was het. Nu werken er, geloof ik, honderd man. Het was heel veel vergaderen en daar ben ik helemaal niet goed in. Het werd steeds grootschaliger, ik voelde me er niet meer thuis". Visser verkocht eerst 50 procent van z'n aandelen en daarna nog eens 25 procent. "En toen heb ik ook de laatste 25 procent voor een leuk bedrag verkocht. Ik ben financieel onafhankelijk, ja, zo lang ik geen gekke dingen doe. Ik moet wèl bij de les blijven. Ik kan niet met geld gaan lopen smijten". 

-Financieel onafhankelijk zijn, dat is toch wel een lekker gevoel?
"Dat is een bevoorrecht gevoel, als je dat afzet tegen mensen die een betrekking hebben waarin ze afhankelijk zijn van anderen, daarin onderbetaald of niet gewaardeerd worden. En dat gebeurt vaker dan je denkt. Ik verkeer in een bevoorrechte positie, maar ik heb in elk geval voor m'n aandelen gewerkt. Als je kijkt wat er nu gebeurt, dat de financiële wereld helemaal is ingestort, daar heb ik niks mee. Mensen die geen connectie hebben met hun bedrijf, die niks presteren en alleen maar bezig zijn met geld, daar heb ik geen medelijden mee. Het is een enorme zeepbel die uiteen spat. Het is de overtreffende trap van eigenbelang. Het trieste is, en dát vooral stuit me tegen de borst, dat het volk de rekening betaalt. Maar ja, wie ben ik?'

Visser heeft er, zegt hij, toch wel een jaar of twee over gedaan om de stap te zetten Mojo Concerts de rug toe te keren. "Maar toen het zo ver was, heb ik het ook van de ene op de andere dag niet meer gemist. Zo zit ik kennelijk in mekaar". Daar heeft hij nóg wel een voorbeeldje van: "Ik heb twee jaar lang een videocamera bij me gehad. Als er wat gebeurde, filmde ik dat. De beelden gebruikte ik in m'n programma. Ik trad op in Barcelona, in de Boulevard of Broken Dreams. Mijn camera lag op de vleugel en is gejat. Ik heb nooit meer gefilmd". 

Maar 'z'n eigen dingetjes' deed hij des te meer. Een niet volledige greep: Visser was de oprichter van het Holland Popfestival, ook bekend als 'Kralingen' en 'het Nederlandse Woodstock'. Hij bracht Pandorra's Music Box, 'een muzikaal gebeuren ingebed in verschijnselen'. Hij tekende voor de mobiele voorstelling Baby Blue, met de binnenstad van Delft als decor. Hij stond met When silence sings a song op De Parade, waar hij in totaal zo'n 8000 toeschouwers vermaakte, en in de Stille Disco op Lowlands. Hij maakte twee cd's. En hij baarde opzien met zijn 'multimediapakket', in zijn huiskamer aan de Voorstraat, waar hij met behulp van tv-schermen, kandelaars, schemerlampen, teksten, jazzmuziek en elektronische soundscapes voor niet alledaags vermaak zorgde. "Dat is begonnen als huisconcert. Zaten de mensen op mijn meubilair. Nu is het een echt theater. Voor maximaal 27 mensen per voorstelling. In de woonkamer staan in drie hoeken theaterstoeltjes, op de begane grond zijn salons. Eigenlijk is het nu een soort mini-operagebouw. Een beetje barokachtig. Je komt in een andere wereld terecht. Je moet het zien, ik kan het zo niet uitleggen". 

-Wat wil je hiermee?
"Dat is inderdaad de vraag. Is er chocola van te maken? Is er een lijn in te ontdekken? Na een voorstelling is er altijd wel iemand die zegt: Hoe moet ik nou vertellen wat ik heb meegemaakt? Dat komt misschien wel een beetje in de buurt. Vind ik trouwens ook zo ongeveer het mooiste compliment dat ik kan krijgen". Denkt terdege na. Doet dan toch een poging: "Het is het creëren van een soort droomwereld waarin je af en toe struikelt over de werkelijkheid. Ja, daar zit wel iets in. Ik doe dat voor mezelf, maar niet alleen voor mezelf. Zo zit ik ook weer niet in mekaar. Ik vind het leuk om het met anderen te delen. En ik wil dat de mensen iets hebben meegemaakt waar ze over nadenken. Waardoor ze toch wat uitstijgen boven het dagelijkse leven". 

-Heb je ook nog een boodschap?
"Er is de uitspraak van Victor Hugo: 'Als je niet hebt liefgehad is sterven vergeefse moeite. Dat is een waarheid als een koe. Daar krijg ik geen speld tussen. Dat zou ieders doen en laten moeten bepalen". 

-Wat voor mensen komen hierop af?
"Allerlei soorten mensen, van 18 tot 88 jaar. Maar het is niet voor iedereen. Je moet er een beetje voor openstaan. Je kan het vergelijken met het verschil tussen een grote bioscoopfilm en een film in het Filmhuis. Het vergt iets meer van de bezoekers, denk ik". 

-Je hebt niet de behoefte de totale mensheid aan te spreken?
"Nee. Maar het zou wel leuk zijn om een prachtige melodie te componeren die veel mensen aanspreekt". (PB)

Download de laatste krant!

Energieweg 3
2627 AP Delft

T: 015 - 214 39 12